Zittingsdagen in december 2006

RELAAS ZITTINGEN

DECEMBER 2006

04 december 2006

Zoals reeds bleek uit vorige getuigenissen kon men de alias “Garikoitz” niet in verband brengen met Xabier Alegria. Ook nu kan de alias “Eneko”, die in verschillende documenten voorkomt, niet in verband brengen met Joxe Mari Olarra. Bij de ondervragingen door de verdediger Iñigo Iruin over de zaak Xaki, die aangeklaagd wordt als het internationale ministerie van ETA, moesten de “deskundigen” van UCI keer op keer bekennen dat ze geen enkel bewijs hadden dat Joxe Mari Olarra dezelfde persoon was als Eneko. Dit staat in tegenstelling met wat de Openbare Aanklager voortdurend gepleit heeft.

De aanklacht, blijkt nu, is hoofdzakelijk gebaseerd op foutieve vertalingen uit het Euskara, op ongegronde interpretaties van letterwoorden, afkortingen of initiaalwoorden, op vage en dubbelzinnige gebeurtenissen, zoals de deelname van Olarra aan een verwelkomingfeest van een politieke gevangenen in Iparralde, aan betogingen tegen het stuwmeer van Itoitz, aan manifestaties tegen de TGV. De “deskundigen” van de UCI moesten op basis van de indringende en gerichte vragen van de verdediging toegeven dat zij geen geloof meer hechten aan de aanklacht. Als bekentenis kan dit tellen.

05 december 2006

De verklaringen die de voorbije maand werden afgelegd door de “peritos” (deskundigen) van de Guardia Civil en door de agenten van de UCI, hebben evident aangetoond dat de processen-verbaal die werden opgesteld getuigden van verregaande onbekwaamheid en, wat veel erger is, van bewuste of bevolen vooringenomenheid van de onderzoekers.

Inspecteur 19242 aanvaardde, zonder verdere raadpleging, zonder diepgaande controle, alles wat hem werd voorgekauwd, zelfs de meest te voorziene basisfouten. De verdediging heeft het in de lange loopbaan waarschijnlijk nog nooit zo gemakkelijk gehad om de aanklachten te weerleggen. Er werden documenten op tafel gelegd die bijzonder belangrijke documenten waren en waarop de aanklacht gebaseerd werd. Wat bleek nu? Bepaalde paragrafen werden uit het Euskara in het Castilliaans vertaald, maar dan wel met een totaal tegenovergestelde betekenis. Met dergelijke documenten zou men zelfs een dode van moord kunnen beschuldigen. Maar op individueel vlak, belangrijk voor iedere beklaagde afzonderlijk, hebben de peritos ook moeten toegeven dat niet alle militanten van KAS, en andere groeperingen, leden van ETA waren. Wie dan wel lid van ETA zou geweest zijn, konden ze zelfs in de verste verte niet achterhalen (wellicht omdat er niemand in dat geval was). De “garzonada” (zo worden de hersenkronkels van onderzoeksrechter Baltasar Garzón genoemd) dat “ze zijn allemaal van ETA” heeft hiermee een serieuze dreun gekregen.

11 december 2006

De eerste persoon die vandaag verklaringen kwam afleggen over het economische- en handelskarakter van de krant EGIN was de juridische beheerder, Antonio López Iranzo, die door Baltasar Garzón aangeduid werd om de raad van bestuur te vervangen tijdens de sluiting met het oogmerk te waken over het belang van de krant. Nochtans verbood Garzón hem uitdrukkelijk geen enkele actie te ondernemen om de goederen van de krant te beschermen. Daar door werden de schulden nog veel hoger. Antonio López Iranzo verklaarde ook dat hij niets had ondernomen om toe te zien op de belangen van de krant zelf, wel, in dit in tegenstelling tot wat de wet voorschrijft, om de belangen van de Staat veilig te stellen. De verdediger Alvaro Reizabal klaagde aan dat hierdoor de uitgeverij Orain miljoenen aan de Sociale Zekerheid moest betalen (dus na de stopzetting van de activiteiten op last van Garzón), terwijl er helemaal niet werd omgekeken naar het vorderen van de sommen die klanten nog schuldig waren aan EGIN.

12 december 2006

De verdediger José María Elosua vroeg vandaag aan de plaatsvervangende juridische beheerder om informatie over de financiële staat van de krant en de balans van de boekhouding zoals die er op 31 december 1998 uitzag. Het antwoord was vernietigend voor de aanklacht: op het ogenblik van de sluiting van de krant was die volkomen in staat om de normale activiteiten verder te zetten zonder ook maar één probleem, ook niet financieel. Garzón had dus door de sluiting, en alleen daardoor, het bankroet bewerkstelligt. In nauwelijks 1 jaar tijd had de juridische beheerder het klaargespeeld om een miljoenendeficit op te bouwen en van een solvabele onderneming een insolvabele onderneming te maken. Hij gaf toe dat de oorzaak de gedwongen inactiviteit van de onderneming de gerechtelijke beslissing tot sluiting was.

Na het beëindigen van dit getuigenis was het de beurt aan de functionarissen van het Agentschap Tributaria, die niettegenstaande vorige verklaringen nog altijd bleven doorbomen over onregelmatigheden in de boekhouding. Op vraag van de verdediging moesten ze wel toegeven dat ze een groot deel van de informatie, bijeengesprokkeld door de UCI, niet kenden. “Dat wisten wij niet, omdat wij die documenten nooit te zien kregen.”

13 december 2006

De functionarissen van het Ministerie van Economische Zaken verklaarden dus als deskundigen dat zij op het ogenblik van het opmaken van hun eindverslag geen weet hadden van informatie “ter ontlasting”. Ook corrigeerden zij een paar aspecten die verkeerdelijk in de aanklacht stonden. Iñigo Iruin, de derde verdediger onderstreepte dat in het verslag van de deskundigen geschreven stond dat de beklaagden niet van twee delicten beschuldigd konden worden, zoals in de aanklacht stond: delict van strafbare insolvabiliteit en een fiscaal delict. “Dat is inderdaad ons criterium”, werd door de deskundigen geantwoord. (De Openbare aanklager beschuldigt wel 5 personen van beide delicten ter zelfde tijd.) Zij voegden er ook nog aan toe dat, op basis van hun gegevens, de uitgeverij zeker niet de bedoeling had om belastingen te omzeilen. Zij waren zeer verwonderd een nadelig document “Debet en saldo” te zien. Zij bevestigden dit document nooit onderzocht te hebben, omdat het hen nooit getoond werd. Over de grote BTW-schuld die hen werd voorgelegd, antwoordden ze iets dergelijks: “Dit houdt hoegenaamd geen steek”. Een functionaris bevestigde daarop dat zij de besluiten van hun eerste uitspraak (over onregelmatigheden) dringend moesten herzien.

18 december 2006

In een korte zitting, met getuigenissen van drie technici van de Sociale Zekerheid, werden de verklaringen over de zaak EGIN afgerond. De Openbare Aanklager, Enrique Molina, moest bekennen dat de aanklacht ten aanzien van de verantwoordelijken van de krant EGIN en van de uitgeverij Orain gestoeld waren op verkeerde en foutieve veronderstellingen, waarmee hij dan ook de aanklacht betreffende de schulden t.a.v. de Sociale Zekerheid terugtrok.

Wegens de vakantieperiode Kerst en Nieuwjaar

worden de zittingen onderbroken tot 8 januari 2007