De Zaak Almería

10 mei 1981: El Caso Almería

De omstandigheden

Hun enige misdaad bestond er in dat zij, in een wagen, heel Spanje doorkruisten, van Santander naar Pechina (Almería), om een familiefeest bij te wonen.

  • Luis Cobo Mier

Geboren te Santander, 29 jaar en werkzaam als bediende bij Aceriasa (Santander). Vermoord op 10 mei 1981 (Almería) en begraven in Santander.

  • Luis Montero García

Geboren te Salamanca, 33 jaar en werkzaam als bediende bij Fyesa (Boo de Guarnizo). Vermoord op 10 mei 1981 (Almería) en begraven in Muriedas.

  • Juan Mañas Morales

Geboren te Almería, 24 jaar en werkzaam als bediende bij Feve (Santander). Vermoord op 10 mei 1981 (Almería) en begraven in Pechina (Almería).

Een brief, waarin een anonieme auteur verscheidene namen en familienamen noemt van de daders, en verscheidene huiveringwekkende details over het lot van de drie jongeren, heeft de auteurs van deze brutale gebeurtenis eindelijk voor de rechter gebracht. Dat wil zeggen, slechts 3 van de 11 daders (medeplichtigen) werden voor de rechtbank gedaagd. Het Hooggerechtshof veroordeelde luitenant-kolonel Carlos Castillo Quero tot 24 jaar cel, veroordeelde luitenant Gómez Torres, en nog een paar andere beulen, tot 15 jaar cel en veroordeelde de Guardia Fernández Llamas tot 12 jaar cel. De bezwarende omstandigheid van 3 moorden heeft er toe geleid dat zij uit het corps werden gezet.

Luitenant-kolonel Carlos Castillo, was de hoogste in rang van de “Benemérita” in Almería, en werd in 1985 opgesloten in de gevangenis van Guadalajara.

Het gerechterlijke onderzoek was een aaneenschakeling van onregelmatigheden en gespannen situaties. De advocaat, Darío Fernández, die de familie verdedigde werd met de dood bedreigd en moest onderduiken. Hij hield zich geruime tijd schuil in een grot. Na de rechtzaak bleven nog heel wat vragen onbeantwoord.

Castillo Quero werd in 1992 vrijgelaten, na ¾ van zijn straf te hebben uitgezeten (vergelijk met veroordeelde Baskische gevangenen). Hij overleed op 4 april 1994.

In 1984 verstuurde een Guardia Civil

een anonieme brief aan de familie van Juan Mañas

Op 7 mei 1981 pleegde ETA een aanslag tegen de wagen waarmee luitenant-generaal Joaquín Valenzuela op weg was. Joaquín Valenzuela was bevelhebber van de “Cuarto Militar del Rey”, het militaire kwartier van de Koning. Hij werd heel zwaar verwond. Zijn drie begeleiders, luitenant-kolonel Guillermo Tevar, de onderofficier Antonio Nogueira en de soldaat Carlos Rodríguez, overleefden de explosie niet.

De daarop volgende dagen organiseerde de Guardia Civil een klopjacht en werden meer dan 100 arrestatie verricht, waaronder 70 leden van Herri Batasuna, die een openbaar ambt uitoefenden, en twee militanten van ETA, Ángel Rekalde (zwaargekwetst) en Fernando Anzizar, die na een vuurgevecht werden ingerekend

Op dezelfde dag, 7 mei 1981, vertrokken Juan Mañas, Luis Manuel Cobo en Luis Montero vanuit Santander met bestemming Pechina, dichtbij Almería, om het familiefeest bij te wonen ter gelegenheid van de eerste communie van Francisco Javier, de kleinere broer van Juan Mañas.

Het lot wilde dat de wagen waarmee ze reisden in Puertollano (Ciudad Real), in panne viel. Geen nood, zij huurden een andere wagen om hun reis verder te zetten, een Ford Fiesta. Een buur van het verhuurkantoorbureau had net voordien de foto’s van de daders van de aanslag op luitenant-generaal Joaquín Valenzuela op televisie gezien, en vond ofwel het voorval verdacht of verwarde de gezichten van Mañas, Montero en Cobo met die van de daders. Hij noteerde de nummerplaat en verwittigde de Guardia Civil. Op bevel van luitenant-kolonel Carlos Castillo Quero, hielden agenten van de Benemérita (*) een ware klopjacht op de drie verdachten, die uiteindelijk gelokaliseerd en gearresteerd werden in een winkel te Roquetas de Mar.

(*) Benemérita

De verdienstelijke

De Guardia Civil, in Spanje ook Benemérita genoemd, is een Spaanse politie-eenheid met militaire en civiele functies, net als de Nederlandse Koninklijke Marechaussee en de Belgische Rijkswacht. In de Spaanse grondwet uit 1978 is vastgelegd dat de primaire missie van de eenheid het beschermen van het vaderland is. Hierbij werd het motto "Todo por la patria" ("Alles voor het vaderland") aan de eenheid gegeven.

De Guardia Civil maakt onderdeel uit van twee ministeries; het Ministerie van Binnenlandse Zaken (Ministerio del Interior) en het Ministerie van Defensie (Ministerio de Defensa).

Na de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog tegen de Fransen, die in 1814 beëindigd was, ontstonden met name op het Spaanse platteland allerlei problemen met criminaliteit. Dit deed bij de toenmalige koning van Spanje, Ferdinand VII, het besef groeien dat er een autoriteit moest komen om de criminaliteit te beteugelen. De toen in het leven geroepen gewapende eenheden brachten echter niet het gewenste resultaat en op 28 maart 1844 werd besloten tot de oprichting van de "Cuerpo de Guardias Civiles". Het decreet van 13 mei van dat jaar vormde de aanleiding voor de officiële oprichting van de Guardia Civil.

Om te vermijden dat de leden van de Guardia Civil de burgers bevoordelen, hebben ze weinig contact met de burgerij. Ze worden aangesteld in een andere streek dan waar ze oorspronkelijk wonen - ze kennen dus niemand in de omgeving van de standplaats. Ze wonen in kazernes. Als een lid van de Guardia Civil trouwt met iemand uit de omgeving, dan wordt hij overgeplaatst naar een andere streek.

De gebeurtenissen

Op zaterdag, 9 mei 1981, beslisten de drie vrienden een uitstap te maken naar Roquetas de Mar. Laat in de avond, net voor ze naar Pechina wilden terugkeren, werden ze door de Guardia Civil gearresteerd en verdwenen zij. Zij overleden binnen drie uur na hun aanhouding. Hun lijken werden op 10 mei 1981 gelokaliseerd in de Ford Fiesta, verscheurd, met kogels doorzeefd en verkoold. Dezelfde dag nog, 10 mei 1981, werd een officieel communiqué de wereld in gestuurd met de vermelding dat de drie gezochte terroristen van de aanslag op luitenant-generaal Joaquín Valenzuela gedood waren.

Volgens één van de vele officiële versies werden 3 jonge, vermeende terroristen gearresteerd op de baan Roquetas de Mar-Gérgal, en zouden overgebracht worden naar Madrid. Toen ze de chauffeur wilden aanvallen, werden ze door de Guardia Civiles beschoten. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken voegde er nog aan toe dat de drie jongeren gewapend waren en zonder papieren, dat ze betrokken waren in een verkeersongeval en het leven lieten toen de Guardia Civil op de banden schoot toen ze wilden vluchten. Juan José Rosón, toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, herhaalde die versie voor een parlementaire commissie, hoewel de kranten de slachtoffers al beschreven hadden: “De lijken die teruggevonden werden, waren gruwelijk verkoold, zonder handen en voeten, met zichtbare gaten van kogelinslagen in romp en gezicht.”

Een andere versie was dat zij met hun wagen in een afgrond gereden waren en dat, op het ogenblik dat ze uit de wagen wilden kruipen, de wagen ontplofte. Maar onderzoek wees uit dat de wagen enorm veel gaten van kogelinslagen vertoonden, vooral in de onmiddellijke omgeving van de brandstoftank. De autopsie toonde ook aan dat de jongeren veel vroeger overleden waren dan het tijdstip waarop de wagen in brand vloog.

In januari 1984 ontvang de familie van Juan Mañas een anonieme brief van Guardia Civil waarin het werkelijke relaas te lezen was. In die bewuste brief stond te lezen hoe luitenant-kolonel Carlos Castillo Quero en verscheidene van zijn manschappen de drie jongens naar een oude kazerne brachten te Casafuerte, iets verder weg van Almería, richting Motril. Zij werden er op een beestachtige en wilde manier gefolterd, in oude dekens gewikkeld en in hun eigen auto teruggelegd. Met het geld van de slachtoffers hadden ze benzine gekocht en de wagen met liters benzine overgoten. Daarna werd een salvo van meer dan 30 kogels afgevuurd, tot de wagen in brand vloog.

De daders

In mei 1981 beslisten drie jonge bedienden een reis te ondernemen van Santander naar Almería, om de Eerste Communie bij te wonen van Francisco Javier, de kleinere broer van Juan Mañas,geboren te Pechina (Almería).

Een anonieme briefschrijver, die onthult dat hij nog altijd Guardia Civil is (1984), maar geen moordenaar, legt aan de familie Mañas uit onder welke omstandigheden hun zoon en zijn vrienden afgeslacht werden.

“Zij brachten hen over naar de oude kazerne van Casafuerte, waar ze “verhoord” werden. Maar onmiddellijk greep Castillo Quero in door te stellen dat zij rijp waren voor de garrote, de wurgpaal, en hij vroeg vrijwilligers. Noot: De garrote, die niet meer gebruikt wordt sinds 1974, is hier een beeldspraak om te zeggen: “Wij gaan ze eens goed onder handen nemen (folteren)”.

Bij de vrijwilligers behoorden J.M, van de informatiedienst van de Guardia Civil, sergeant C., guardia P, guardia F. Deze drie laatsten waren de moordenaars van jullie zoon. Geen enkele van hen werd berecht en veroordeeld door de Audiencia de Almería als materiele daders van de moorden. Bij het begin werden forse slagen uitgedeeld, vooral door sergeant C., zo erg dat ze meermaals het bewustzijn verloren. Dan werden ze vreselijk toegetakeld door allerlei folterpraktijken. Dan werden ze één voor één met een pistoolschot afgemaakt. Castillo Quero beval hen in oude dekens te wikkelen en op de achterbank van de Ford Fiesta te gooien. Dan moesten ze naar een plaats overgebracht worden, waar niemand hen kon zien, zodat de wagen in brand kon gestoken worden om de mishandelingen te verdoezelen.”

Ook het verhaal van het gestolen geld om benzine te kopen, werd uit de doeken gedaan.

Slachtoffers van het terrorisme

De familie Mañas heeft verscheidene malen geprobeerd om hun zoon en zijn vrienden te laten erkennen als slachtoffer van het terrorisme, maar altijd kregen zij een oorverdovend stilzwijgen van de organismen die slachtoffers vertegenwoordigen. Meer dan 20 jaar hebben ze hiervoor geijverd. (Er is een geval bekend van een persoon, ik laat open tot welke partij hij behoorde, die een fatale hartaanval kreeg tijdens een of andere betoging van Batasuna en een paar dagen al erkend werd als slachtoffer van het terrorisme. Als het maar geld opbrengt.)

Ook van de alomtegenwoordige AVT-Asociación Víctimas del Terrorismo (mantelorganisatie van de Partido Popular) kregen zij noch steun, noch medeleven. Je kunt toch moeilijk de verdienstelijken of de Benemérita of de Guardia Civil of de redders van het vaderland, terroristen noemen.

>>>>>>>>