José María Aznar

In tegenstelling tot de verwachtingen haalde José María Aznar als president van de Spaanse Regering een verrassend succes. (…) Maar er is een obstakel dat een volledig politiek succes in de weg staan: "Het Baskisch probleem is een Spaans probleem", zegt hij rechtuit. "Alle overige problemen zijn van ondergeschikt belang."

Het lijkt erop dat hij dit probleem niet zal kunnen oplossen. Eén van de voornaamste redenen is dat de Basken, ook de "niet-gewelddadige", een complexe groep vormen en dat het bovendien moeilijk lijkt de ETA-separatisten, die op een sterke achterban kunnen rekenen, op een militaire manier te verslaan. Bij de laatste autonomieverkiezingen, in mei, stemden 10 % van de kiezers voor de partij die ETA steunt. (Was dit niet 6 %?)

Een andere belangrijke oorzaak van de impasse is dat Aznar zich onbeholpen of ondoordacht toont door niet achter de meerderheid van de Basken die ETA niet steunen te gaan staan. Bij de verkiezingen van mei haalden de gematigde nationalisten en de verdedigers van ETA samen 53 % van de stemmen. Vóór deze verkiezingen was Aznar ervan overtuigd dat zijn PP de PNV zou onttronen als meest gekozen partij. De kiezers lieten Aznar echter hun rug zien en gaven de PNV een verbazingwekkende steun en veel rust. Men zou denken dat Aznar, bij het zien van de macht van de PNV, het negatieve oordeel van de kiezers zou aanvaarden, zijn opinie zou veranderen en erkennen dat, om ETA te verslaan, hij de PNV moet accepteren. Maar niets van dit alles gebeurde. Een aantal sympathisanten van de PNV delen, in grote lijnen, dezelfde objectieven als de separatisten van ETA. Aznar veroordeelde beiden en verweet het Baskische nationalisme (zowel het gewelddadige als het pacifistische) ervan nazie-ideologieën erop na te houden.

Hij noemde zonder veel omwegen de PNV-veteraan, Arzalluz, een racist. Bovendien misprees hij Juan José Ibarretxe, Lehendakari van de Baskische regering en beschouwde hem een grote nul ("un cero a la izquierda"), in plaats van hem te steunen, zoals hem werd aangeraden door velen die in hem een flexibel politicus zagen met wie vruchtbare relaties konden aangeknoopt worden. Volgens Aznar "is de PNV niet tegen ETA, en verschuilt de partij zich erachter… De PNV billijkt het terrorisme." De bittere gevoelens van Aznar zijn begrijpelijk. ETA doodt met regelmaat politici, meer bepaald van zijn partij, de PP. De Basken genieten reeds een hoge graad van autonomie en sommige Baskische nationalisten beroemen zich op de raciale identiteit van de Basken. Arzalluz is een glad politicus wiens veroordelingen van het terrorisme geladen zijn met een dubbelzinnige moraal en gepaard gaan met aanklachten tegen "de Spaanse Staat".

Daardoor ontstaat de begrijpelijke vrees dat meer autonomie voor de Basken gaat leiden tot hogere eisen van andere regio's, zoals Catalunya. Aznar heeft gelijk wanneer hij zegt dat ETA meer zou lijden indien de PNV, inzake veiligheid, beter zou samenwerken met Madrid. De laatste successen lijken hem gelijk te geven. Aznar zal nooit toegeven aan een wijziging van de Grondwet die in 1978 door de grote meerderheid van de Spanjaarden werd goedgekeurd, evenwel niet door de Basken waarvan slechts een minderheid vóór stemde. De Basken willen een referendum over zelfbestuur organiseren, maar Aznar is categorisch tegen. Hij is ongevoelig voor de argumenten van andere Europese landen, het Verenigd Koninkrijk incluis, waar naties zoals Schotland de onafhankelijkheid kunnen verwerven als ze hiervoor kiezen. Aznar zegt zich in 2004 terug te trekken als zijn huidig mandaat verstrijkt. Als hij zijn post wil verlaten als een staatsman dan moet hij het aandurven de Grondwet te wijzigen, vooraleer het presidentschap op te geven. Bij het artikel staat een karikatuur waarop Aznar op een paard ten strijde trekt tegen een windmolen, maar daarbij zijn zwaard breekt tegen een wiek waarop aan de achterkant "Basque Nationalism" staat geschreven.

Aznar werd in 1953 geboren in Madrid. Zijn grootvader was Bask (!) en hij werd onder Franco ambassadeur benoemd en later directeur van de Catalaanse krant "La Vanguardia".

José Maria Aznar volgde in de hoofdstad privé-onderwijs in katholieke scholen en werd Licentiaat in de Rechten in 1975. Als Belastingsinspecteur werd hij in 1978 naar Logroño gestuurd. In 1979 werd hij er lid van de Alianza Popular, twee jaar eerder gesticht door notabele Franco aanhangers. Hij werd meteen Secretaris Generaal van de partij in La Rioja. Hij werd meteen liefdevol onder de vleugels genomen door Manuel Fraga (*), ex-minister onder Franco, om hem voor te bereiden op diens opvolging.

In de jaren die voorafgingen aan de dood van de dictator in 1975, toen anderen de dictatuur trotseerden, militeerde hij bij de Syndicalistische Studenten, een extreemrechtse, katholieke organisatie. Het bleek geen "jeugdzonde" te zijn want het vorig jaar (2003 !) subsidieerde hij de "Stichting Francisco Franco" die "zorgt voor de verspreiding van de humane, politieke en militaire inzichten van de dictator".

(*) Manuel Fraga Iribarne (Vilalba, 23 november 1922) is een invloedrijk Spaans politicus. Momenteel is hij senator voor Galicië. Fraga bekleedde hoge posities in de nadagen van de Spaanse, fascistische dictator Francisco Franco, van wie hij een hartstochtelijk aanhanger was. Hij was onder meer minister van voorlichting, in welke functie hij de censuur uitvoerde. Na de dood van de dictator richtte Fraga een politieke partij op om diens erfenis te beheren: de Alianza Popular, die in 1989 zou opgaan in de extreemrechtse Partido Popular, die het fascistische en franquistische erfgoed van Franco 'in ere' wil houden en waarvan Fraga erevoorzitter is. Bij de eerste vrije verkiezingen kregen de AP en de PP echter nauwelijks een voet aan de grond. Dat veranderde pas in 1996 toen de PP aan de macht kwam. In 1989 werd de Galiciër Fraga voorzitter van de regionale autoriteit in Galicië, ofwel regiopremier. Onder zijn leiding won de PP ook in 1993, 1997 en 2001 de verkiezingen.

Het onhandige optreden van Fraga en de federale premier José María Aznar bij de ramp in november 2002 met een olietanker kostte de PP echter veel aanhang onder de vissersbevolking. De 'Prestige', in moeilijkheden gekomen onder de Galicische kust, werd tegen alle protest in weggesleept naar volle zee, waar het schip brak en alsnog zijn zware olie loosde op de kust van Galicië. Ook in de bomaanslagen van 11 maart 2004 op het station van Atocha van extreemislamieten ging de PP niet vrij door ten onrechte de ETA de schuld te willen geven.

Op 19 mei 2005 werd de partij opnieuw de grootste in het parlement van Galicië, maar de gezamenlijke oppositiepartijen kregen de meerderheid. Daarmee kwam een einde aan de bestuurlijke loopbaan van de laatste minister van Franco. In zijn regio geniet 'Don Manuel' echter nog groot gezag, en hij vertegenwoordigt de streek nu in de Spaanse Senaat.

In 1985 klom Aznar op tot de leiding van de Alianza Popular van het autonome gebied Castilla-León. In 1989 kreeg de Alianza Popular een likje democratische verf toen de partij werd opgeheven en "hersticht" werd als "Partido Popular" (Volkspartij). Aznar werd in 1990 president van de partij die zich "centrumrechts" ging noemen. Hij weerde elke dissonante stem en belette elke motie die het Francoregime zou afkeuren. Op 19 april 1995 werd hij slachtoffer van een aanslag door ETA, zonder lichamelijke schade.Pas in 1999 verlieten de laatste ex-fascisten de partij.

Aznar en de aanslagen te Madrid

De Spaanse voormalige premier José Maria Aznar heeft ontkend dat zijn regering informatie heeft gemanipuleerd door de aanslagen op treinen in Madrid toe te schrijven aan de ETA.

Hij verklaarde dit voor de commissie die de aanslagen van 11 maart 2009 onderzoekt. Het is de eerste parlementaire enquête in Spanje sinds het land een democratie werd in 1975. Bij de explosies kwamen 191 mensen om en raakten er ruim 1500 gewond.

De commissie probeert boven water te krijgen of de toenmalige regering van Aznar heeft geknoeid met regeringsinformatie toen hij bleef volhouden dat de ETA de schuldige was. De regering hield dagen aan dit idee vast, ondanks steeds duidelijker bewijs dat een islamitische organisatie achter de bommen zat.

Critici zeggen dat de regering probeerde een verkiezingsnederlaag bij de parlementsverkiezingen, twee dagen later, te vermijden. Veel Spanjaarden dachten dat de aanval te wijten was aan de steun van Aznar voor de oorlog in Irak en stemden op de socialistische oppositie. Zo hielpen de kiezers de socialist Zapatero in het zadel.

Aznar zei dat hij juist werd geteisterd door manipulatie, namelijk van de kant van de socialisten die hem beschuldigden van liegen. Volgens Aznar dacht bijna iedereen, van Zapatero tot de Baskische regionale premier Ibarretxe, in eerste instantie dat de bommen het werk waren van de Baskische afscheidingsbeweging ETA.

De commissie onderzoekt ook of de socialisten electoraal voordeel ondervonden van de situatie en of de aanslagen voorkomen hadden kunnen worden. Aznar zegt alles te hebben gedaan om de Spanjaarden te beschermen.

Ten onrechte gelauwerd?

Gelauwerd met de Gouden Medaille van het Amerikaanse Congres februari 2004

"Leuke" titel, boven een goed artikel in

The Economist

van

15 september 2001

AZNAR

CARLOMAGNO

Er is een gerechtelijk onderzoek gestart naar malversaties met belastinggeld en valsheid in geschrifte in hoofde van Aznar. Om de Gouden Medaille te kunnen ontvangen en zo zijn persoonlijke ijdelheid ten top te drijven, zou Aznar, met 2.3 miljoen euro belastingsgeld, het lobbywerk van kantoor Piper Rubnick betaald hebben. Om het zacht uit te drukken, zouden de facturen een "behandeling" gekregen hebben die niet al te mooi ogen (schriftvervalsing?)

"Diario de Noticias" van 22.12.2005

Eerbied voor de doden

Zo bejegent de Partido Popular de slachtoffers van het Franquisme!

De objectiviteit van de Spaanse media

Op een conventie van de Partido Popular verschijnt Miguel Ángel Tobías (eindredacteur en presentator) op het podium, en bekent: "Ik ben presentator op TV en ik ben van de PP".

Dit komt niet uit een Baskische krant, maar uit de regimepers zelf.