Ley de Memoria Histórica

Slachtoffers van het Franquisme

Laten wij een einde stellen aan de stilte en de onrechtvaardigheid

De wet van het Historisch Besef

Na de burgeroorlog heeft Spanje nooit de uitwassen van die onwettige rebellie aangepakt. Het heeft nooit Spaanse “Processen van Neurenberg” in het leven geroepen, noch een Spaanse “Waarheidscommissiessie”. Alleen stilte en verdringing bedekte dit onverwerkt verleden.

Maar, “Alles gaat voorbij, behalve het verleden”, zoals een gezegde ons met de neus op de feiten drukt. Met de “Wet van het Historisch Besef” (zie verder) wil men in Spanje, beter laat dan nooit, dat onverwerkte verleden, de herinnering aan die verschrikkelijke periode helpen verwerken. De nieuwe tekst, voorgesteld door alle socialistische partijen, verklaart de veroordelingen, als het gevolg van het behoren tot een bepaalde politieke partij, tot religieuze of militaire organisaties, tot vrijdenkersloges of zelfs het behoren tot verzetsgroepen die ageerden tegen het Franquisme, als onrechtvaardig.

“Wij verklaren de veroordelingen en de straffen om welke ideologische of politieke motieven dan ook, voor om het even welk tribunaal of strafrechtbank tijdens de dictatuur onwettig. Dientengevolge zijn deze tribunalen, deze repressieve organen die werkzaam waren tijden de burgeroorlog en tijdens de dictatuur onwettig.”

Prima! Maar…waarom zijn de veroordelingen en de straffen om ideologische of politieke redenen die vandaag worden uitgesproken tegen Baskische nationalisten dan wel wettig, en is de Audiencia Nacional, de opvolger van TOP-Tribunal de Orden Público uit het Francoregime (*) wel nog wettig, als de voorganger de TOP, onwettig is?

(*) Door een decreet van 13 september 1936 worden politieke partijen, politieke en sociale groeperingen van het Frente Popular buiten de wet gesteld. Tijdens de burgeroorlog worden al die personen een delict van “militaire rebellie” aangewreven en gevonnist door Militaire Uitzonderingsrechtbanken. Op 29 februari 1939 (het einde van de oorlog is nabij) wordt het spectrum van de delicten nog uitgebreid. Op 2 maart 1940 wordt dan de TOP-Tribunal de Orden Público gecreëerd, een repressierechtbank die de vrijmetselaars, de communisten en de opposanten van het regime brutaal aanpakken. In 1944 werden in het strafwetboek (Código Penal) nieuwe delicten ingeschreven: stakingen, dissidente bijeenkomsten, dissidente propaganda.

Dat de Partido Popular hierin niet meespeelt, hoeft niemand te verwonderen. Zij vinden het allemaal tijdverlies en wensen geen oude koeien uit de gracht te halen. Zij zijn immers zelf die oude koeien, of althans de afstammelingen ervan.

Na het aantreden van de huidige Minister President, Rodríguez Zapatero, kon er verwacht worden dat er “veranderingen” kwamen. De grootvader van Zapatero werd destijds door Francogezinden gefusilleerd! Maar Zapatero geeft weinig blijk van grote moed. Daarom moet niet verwacht worden dat de nieuwe “Wet van het Historisch Besef” de uitwassen van de huidige “democratuur” tegen de linkse abertzalebeweging zal veroordelen. De hypocrieten veroordelen terecht wat Franco aangericht heeft, maar passen dezelfde technieken toe, en soms nog erger, om het Baskische volk hun “eigen vrede” op te dringen.

Kapitein Rodríguez Lozano,

grootvader van

José Luis Rodríguez Zapatero

2 maart 2009

Op 2 maart 2009 heeft het stadsbestuur van León beslist dat binnen de termijn van een paar maanden de straatnaam “Calle General Lafuente” zal verwijderd worden. Generaal Lafuente was de Franquistische militair die kapitein Juan Rodríguez Lozano verklikte omwille van zijn socialistische ideologie. De kapitein werd opgesloten in het Hostal de San Marcos en op 18 augustus 1936 gefusilleerd te Puente Castro, een voorstad van León. Juan Rodríguez Lozano was de grootvader van de huidige Spaanse premier, José Luis Rodríguez Zapatero.

Dit bericht werd bevestigd door het socialistische gemeenteraadslid Ibán García, die deze beslissing loskoppelt van het feit dat de terechtstelling zou te maken hebben met de familie van de president van de regering.

"De maatregel die genomen werd, belangt iedereen aan, zowel de president als de gewone man in de straat. Wij hebben gewoon de uitvoering van bepaalde artikelen uit de Ley de la Memoria Histórica toegepast. Die wet zegt dat alle gedenktekens, die de rebellie tegen de toenmalige constitutionele regering verheerlijken, moeten verdwijnen”.

Het gemeenteraadslid bevestigt nog dat verscheidene gemeentetechnici nu al bezig zijn met het onderzoeken en het opstellen van een rapport over “sporen van het Franquistische regime en de rebellie” in het straatbeeld en in de publieke ruimten van de stad León.

Inleiding

Een onderzoeksjournalist verzekert op 2 januari 2006 dat de stoffelijke resten van de schrijver, Federico García Lorca, niet in een massagraf liggen. De familie betaalde vroeger al belangrijke sommen (30.000 peseta’s) om te weten te komen waar Lorca “in de grond werd gedumpt”, met de bedoeling nadien de stoffelijke resten te kunnen recupereren en een waardige begrafenis te bezorgen.

In Baskenland is men ook nog steeds op zoek naar resten van mensen, bijna 70 jaar nadat ze vermoord werden omwille van hun Bask-zijn.

Federico García Lorca (°5 juni 1899) werd tijdens de Spaanse Burgeroorlog in augustus 1936 in Granada gefusilleerd door de Francotroepen. Hij was links, was bovendien homo, en dat paste niet in het kader van het toenmalige Spanje. Hij schreef ooit de “onsterfelijke” woorden:

“Cuando me mataron,

ya era inmortal”

Toen ze mij doodden,

was ik al onsterfelijk

Ley de Memoria Histórica

“La Ley por la que se reconocen y amplían derechos y se establecen medidas en favor de quienes padecieron persecución o violencia durante la Guerra Civil y la Dictadura”

Het wetsontwerp waarin de rechten erkend en uitgebreid worden, middelen vastgelegd worden voor wie geleden heeft onder vervolging of geweld gedurende de burgeroorlog en de dictatuur.

Dat wetsontwerp van 29 woorden wordt ook kortweg “Ley de Memoria Histórica”, de wet van de historische herinnering, genoemd. Het project werd als wet goedgekeurd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 31 oktober 2007.

De wet erkent nu ook de slachtoffers van de burgeroorlog aan beide kanten, dus ook de slachtoffers van de dictatuur. De wet voorziet in middelen om opgravingen te verrichten in groeven en kuilen, in massagraven, waar resten zouden liggen van slachtoffers van Franquistische represailles. De wet voorziet ook het verwijderen van Francosymbolen uit openbare gebouwen en plaatsten.

La Ley de Memoria Histórica is een Spaanse wet, goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, op 31 oktober 2007, en op 10 december 2007 door de Senaat. Het wetsontwerp was op 28 juni 2006 al aanvaard door de ministerraad. De wet voorziet in de erkenning en de uitbreiding van de rechten van hen die slachtoffer waren van vervolging of geweld gedurende de Spaanse Burgeroorlog (1936-39) en de daaropvolgende dictatuur van Franco.

In 1968 had Franco een decreet (Decreto-Ley 10/1969) uitgevaardigd waarin alle misdrijven gepleegd vóór 1 april 1939 (einde burgeroorlog) als verjaard moesten beschouwd worden. Pas na zijn dood in 1975, en na de overgang naar de democratie (?) werden nieuwe decreten en wetten uitgevaardigd. Naast een amnestiewet (Ley 46/1977) werden vooral wetten over de regeling van pensioenen goedgekeurd (Decreto 670/1976, Ley 5/1979, Ley 35/1980, Ley 35/1980, Ley 6/1982, Ley 37/1984 en Ley 4/1990).

In het verkiezingprogramma van de PSOE in 2004 was er geen sprake van "memoria histórica", er werd enkel verwezen naar de creatie van een “Centro Estatal de Documentación e Investigación Histórica sobre la Guerra Civil y el Franquismo”, een centrum bedoeld voor raadpleging, onderzoek en expositie.

Ook tijdens zijn inaugurale rede, naar aanleiding van de investituur als president van de Spaanse regering, repte José Luis Rodríguez Zapatero met geen woord over de “memoria histórica” of aanverwante zaken.

Het proces dat uiteindelijk uitmondde in de Ley de Memoria Histórica startte op 10 september 2004 met de goedkeuring door de Spaanse executieve van een Real Decreto (Koninklijk Decreet), waarin de creatie van een interministeriële commissie (Comisión Interministerial para el Estudio de la Situación de las Víctimas de la Guerra Civil) werd aangekondigd voorgezeten door de vicepresident María Teresa Fernández de la Vega. De bedoeling van die commissie was de studie van de toestand van de slachtoffers van de Burgeroorlog en van het Franquisme. Er moest gezocht worden naar een morele en juridische rehabilitatie.

Maandenlang werd geen enkel resultaat geboekt, tot de Kamer van volksvertegenwoordigers, met tegenstem van de Partido Popular, het jaar 2006 uitroep tot het jaar van de “memoria histórica”. Op 28 juni 2006 diende de regering het wetsontwerp in dat zou leiden naar de nieuwe wet.

Communiqué naar aanleiding van de 1ste verjaardag van de Ley 52/2007

Op 27 december 2007 verscheen in het Spaanse staatsblad (BOE) de wet 52/2007 betreffende de erkenning en de uitbreiding van de rechten en de middelen ten gunste van wie gedurende de Spaanse Burgeroorlog en het Franquisme geleden heeft onder vervolging of geweld.

De Ley 52/2007 werd in extremis goedgekeurd in de leigislatuur van de eerste regering Zapatero, die ten einde liep. Aan de goedkeuring is een lang proces voorafgegaan dat in de zomer van 2004 opgestart werd. Op dat ogenblik werd een interministeriële commissie opgericht met als doel de toestand van de slachtoffers van de burgeroorlog en van het Franquisme te onderzoeken. De commissie stond onder de leiding van Vicepresidente María Teresa Fernández de la Vega. Het zag er naar uit dat 30 jaar na de dood van dictator Franco, de Spaanse gemeenschap het hoofd zou bieden aan de collectieve “vergetelheid” die de plegers van de staatsgreep er met bloed en vuur hadden ingekerfd.

Maar twee jaar later stonden alle collectieven van slachtoffers van het Franquisme als verbijsterd aan de grond genageld. Niet alleen werd het Internationale Recht de rug toegekeerd, bovendien werd een laakbare evenwichtoefening uit de hoed getoverd. De wettelijke Republikeinse regering werd vergeleken met een gewapende bende, de vonnissen uitgesproken door de wettelijke “Tribunales Constitutivos del Poder Judicial de la República Española”, de wettelijke rechtbanken van de Spaanse republiek, werden gelijkgesteld met de vonnissen uitgesproken door de onwettige krijgsraden van de opstandelingen en met de vonnissen uitgesproken door de speciale en onwettige uitzonderingsrechtbanken zoals het “Tribunal para la Represión de la Masonería y el Comunismo” (repressierechtbank tegen vrijmetselarij en communisme) of het “Tribunal de Responsabilidades Políticas” (uitzonderingsrechtbank voor politieke verantwoordelijkheid).

Na afwijzing van deze laakbare evenwichtoefening van de hand van de interministeriële commissie, is men opnieuw beginnen onderhandelen met andere groepen uit het Congres. Deze onderhandelingen zijn uitgemond in de Ley 52/2007. Deze wet, meer zorgvuldig opgesteld, voorzag nochtans ook in een artikel, vreemd aan de principes van Rechtvaardigheid, Waarheid en Herstel gewaarborgd in het Internationale Mensenrecht. Zeventig jaar nadat Franco en zijn volgelingen met geweld de heersende wettelijkheid omvergooiden, heeft de Spaanse democratische (?) Staat, in plaats van de onwettigheid van de repressie (strijdig met alle rechten), te veroordelen en nietig te verklaren, de slachtoffers ervan vergiffenis geschonken. Vergiffenis waarvoor? Omdat zij de wettige regering trouw gebleven zijn? Alsof er nog niet genoeg onrecht werd aangericht, weigerde diezelfde staat ook de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de tienduizenden verdwijningen. Afgevaardigden en familieleden van slachtoffers werd wat geld (subsidies) in de handen geduwd om zelf zoekacties, lokalisaties en opgravingen naar vermisten uit voeren.

Ontsteld over die absurditeit hebben diverse collectieven voor slachtoffers van het Franquisme in december 2006 en juli 2007 een reeks klachten voor misdaden tegen de menselijkheid bij de Audiencia Nacional ingediend. Toen er na één jaar geen enkele procedure werd ingesteld, dienden de initiatiefnemers klacht in bij de Consejo General del Poder Judicial (Algemene Raad van de Rechterlijke Macht). In juli 2008, zes maanden na de publicatie van de wet 52/2007 en anderhalf jaar na de eerste klacht kwam er wat beweging in de zaak. Een magistraat van de Audiencia Nacional, Baltasar Garzón gaf bevel, zonder zich echter uit te spreken over de ontvankelijkheid van de klachten, een aantal gerechtelijke onderzoeken op te starten die een eerste telling moesten toelaten van de gevolgen van de repressie uit vermeldde periode. In oktober 2008 werd een exploot uitgevaardigd waarin stond dat Garzón bevoegd was om het onderzoek te starten. Het Openbare Ministerie van de Audiencia Nacional verzette zich met felheid tegen de bevoegdheid van de Audiencia Nacional om over de misdaden tegen de menselijkheid, bedreven tijdens het Franquisme, te oordelen. Hij voegde er echter niet aan toe welk juridisch orgaan dan wel bevoegd zou zijn. De twist liep hoog op en zorgde voor een groot incident in gerechtelijke kringen.

De onderzoeksrechter, nadat het incident bijgelegd (?) werd in een Speciale Kamer van de Audiencia Nacional, vaardigde een nieuw decreet uit, waarin hij zich beriep op de dood van Franco, om zich te onthouden (zich afzijdig te houden) van die bevoegdheid (die hij zich had toegeëigend met hetzelfde argument van de dood van Franco). In het document stond ook dat hij de acties tot onderzoek naar massagraven aan de territoriale rechtbanken toewees, massagraven die onder de jurisdictie van die rechtbanken vallen. Het cynische van deze koerswijziging is dat de verantwoordelijken van deze territoriale rechtbanken al jaren doof (potdoof) zijn ten aanzien van dergelijke klachten. Zij wassen hun handen in onschuld door er op re wijzen dat niet zij bevoegd zijn (wie dan wel?) en dat ze er de middelen niet voor hebben.

De Strafkamer van de Audiencia Nacional maakte, met 14 stemmen voor en 3 tegen, een einde aan komedie door een vonnis te vellen met als besluit dat de Audiencia Nacional onbevoegd is om de misdrijven te oordelen, omdat Franco “premuerto”, dodelijk dood, was. Franco was degelijk dood en begraven, maar de familieleden van diegenen die verdwenen zijn, bleven in de kou staan en de foltering (letterlijk en figuurlijk) gaat gewoon door.

Wij, collectieven van slachtoffers van het Franquisme, staan schijnbaar terug op ons vertrekpunt. Er zit geen enkele beweging in deze trieste zaak. De gerechtelijke macht steunt ons geen zier, de uitvoerende macht zorgt voor een schaamlapje: de honderdduizenden mannen en vrouwen die vermoord, gevangen en gezuiverd werden, of die ver van hun thuisland moeten leven als gevolg van wandaden van een gewapende bende die zich omvormde tot illegale staat, kunnen nu een certificaat van slachtoffer aanvragen aan de justitie-instelling met de lange naam: “División de Tramitación de Derechos de Gracia y Otros Derechos del Ministerio de Justicia del Gobierno de España.”

December 2008.

Asociación Andaluza Memoria Histórica y Justicia, Asociación Memoria Histórica de Cataluña, Asociación Mèmoria de Mallorca, AREMEHISA (Asociación Recuperación Memoria Histórica Aguilar de la Frontera), Asociación Recuperación Memoria Histórica de Aragón, Asociación Recuperación Memoria Histórica Valladolid, CGT y Forum per la Mèmoria del País Valenciá.

03 augustus 2006: Verenigingen reageren

Verenigingen van Slachtoffers van de Burgeroorlog en de Francodictatuur zoals “Ahaztuak 1936–1977”, “Geureak 1936”, “Vereniging Slachtoffers van de 3de maart”, “ANV” en Izquierda Republicana (Catalonië) wijzen de “Wet van het Historisch Besef”, uitgewerkt door de Regering Zapatero, af. Zij vinden dat er geen gerechtigheid kan geschieden als de verantwoordelijken voor de Staatsgreep op één lijn worden gesteld met degenen die tegen de Francodictatuur bestreden.

Andoni Txako, woordvoerder van de slachtoffers van 3 maart 1976 (Sociale onrust 1976) Vitoria Gasteiz, is bijzonder boos. Bij de herdenking van de moord op 3 arbeiders, eerder dit jaar 2006, kreeg hij, net als dertig jaar geleden, klappen van de politie. Hij noemt de “Wet van het Historisch Besef” een cafeïnevrije wet die niemand genoegdoening geeft en enkel bedoeld lijkt om de PP tevreden te stellen.

La Ley 52/2007: Maatregelen

Na het lange proces en de moeizame totstandkoming van het proces, werden volgende maatregelen uitgevaardigd:

    1. De wet erkent in een voorwoord “het radicale en onrechtvaardige karakter van alle veroordelingen, sancties en persoonlijke geweld [...] gedurende de Guerra Civil en [...] de Dictatuur. De Franquistische tribunalen en de uitgesproken veroordelingen, gebaseerd op politieke, ideologische of geloofsmotieven, tegen diegenen die het wettelijke constitutionele regime verdedigden, worden onwettelijk verklaard. Hoewel de vonnissen zelf niet worden geannuleerd, voorziet de wet dat Justitie (zich beroepend op de wetten van de toenmalige dictatuur) eventuele vragen tot herziening van die vonnissen niet mag weigeren, wat tot nu toe wel het geval was.

    2. De bestaande hulp (pensioenen, financiële compensaties) aan slachtoffers (en familieleden) van het Franquisme worden uitgebreid. Bovendien kunnen familieleden van personen die gevallen zijn ter verdediging van de democratie tussen 1 januari 1968 en 6 oktober 1977 beroep doen op een financiële tussenkomst die kan oplopen tot 135.000 euro’s.

    3. De Staat zal behulpzaam zijn bij de lokalisatie, de identificatie en de eventuele opgravingen van slachtoffers van het Franquisme die “verdwenen” en “vergeten” zijn, en waarschijnlijk in massagraven terecht gekomen zijn of gewoon langs de weg.

    4. De wet decreteert Franquistische symbolen uit gebouwen en openbare ruimtes te verwijderen: wapenschilden, insignes, plakkaten of andere objecten met verheerlijking van persoonlijke of collectieve herdenking aan de staatsgreep van 1936, de Burgeroorlog en de repressie. Deze maatregel is niet van toepassing bij artistieke, architectonische of artistiek-religieuze redenen, beschermd door de wet.

    5. De wet betracht de depolitisering van de Valle de los Caídos, door plechtigheden met een politiek karakter te verbieden. Plechtigheden die de Guerra Civil, de protagonisten ervan en het Franquisme verheerlijken. De wet stuurt aan op rehabilitatie van het historische besef voor iedereen die gevallen tussen 1936 en 1939 en in de repressie naderhand.

    6. De wet kent de Spaanse nationaliteit toe aan leden van de Internationale Brigades, zonder dat ze daarbij afstand moeten doen van de eigen nationaliteit.

    7. Kinderen en kleinkinderen van republikeinse bannelingen, die tijdens de dictatuur de nationaliteit verloren, kunnen die terug verwerven als ze er tussen 2009 en 2011 voor solliciteren, ongeacht of ze in Spanje geboren zijn of niet.

    8. De wet voorziet in de creatie van “Centro Documental de la Memoria Histórica”, documentatiecentrum, in Salamanca, waar ook het Archivo General de la Guerra Civil, algemeen archief van de burgeroorlog, wordt ondergebracht.

Een paar vragen

Blijven de namen van de medeplichtigen en de verklikkers geheim?

De eerste versie van de wet stelde beperkingen op om te beletten dat documenten personen zouden bekendmaken: “a los autores o a otras personas intervinientes en los hechos o en las actuaciones jurídicas" (aan de daders of andere deelnemende personen aan de feiten of aan juridische acties). Deze versie werd door associaties voor de rechten van de mens als straffeloosheid bestempeld. De laatste versie, die trouwens goedgekeurd werd, elimineerde deze referentie, waardoor allen die deelgenomen hebben (medeplichtigen en de verklikkers) aan de feiten, vermeld worden.

Op welke manier wordt de staatsgreep en de dictatuur definitief veroordeeld?

Het Spaanse parlement keurde in de grondwettelijke commissie op 20 november 2002, 27 jaar na de dood van Franco, unaniem de veroordeling goed van het Franquisme. Ook de Partido Popular stemde er schoorvoetend mee in, om op die manier vergeefs aan te tonen dat zij niet de volgelingen en de erfgenamen van Franco waren. De minderheidspartijen vonden dit onvoldoende omdat er alleen in de commissie gestemd werd en niet in volle parlementaire vergadering.

De tekst luidt als volgt:

“Niemand kan zich de legitimiteit toe-eigenen, zoals in het verleden gebeurde, om geweld te gebruiken als doel om politieke overtuigingen op te leggen of om totalitaire regimes te installeren. Dit is tegenstrijdig met de vrijheid en de waardigheid van de burgers, en dient dus verworpen en veroordeeld te worden door onze democratische gemeenschap. De huidige wet aanvaardt deze ‘Declaración’ (Verklaring), net zoals de veroordeling van het Franquisme, genotuleerd in het rapport van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, goedgekeurd te Parijs op 17 maart 2006, waarin de grove schendingen van de mensenrechten tussen 1939 en 1975 werden aangeklaagd, en 18 juli (de startdatum van de burgeroorlog) als officiële dag tegen de dictatuur wordt erkend.”

Welke zijn de gevolgen van het onwettig verklaren van Franquistische processen?

De tekst annuleert alle repressieve wetten van het Franquisme, die hoewel niet meer geldig (ze verdwenen al met de grondwet van 1978), nog altijd gebruikt worden door de magistraten van het Hooggerechtshof als argument om de herziening van vonnissen uit die tijd te verwerpen. Het argument is dat die wetten toen wel geldig waren. Het zijn dus de magistraten van het Hooggerechtshof die de nieuwe wet moeten interpreteren. De PSOE van Zapatero geeft toe dat wie, een toenmalig, vonnis wil laten annuleren of heropenen, met de nieuwe wet in de hand naar de rechtbank zal moet stappen.

Welke symbolen en straatnamen moeten verwijderd worden, en welke mogen blijven in kerken?

De wet verplicht aan alle openbare administraties (en zeker aan de voornaamste medespelers, de gemeentehuizen), om wapenschilden, vaandels, banieren, naamborden, naamplaten, straatnamen en andere voorwerpen die verwijzen naar de staatsgreep, de Burgeroorlog en de repressie van de dictatuur, te verwijderen.

Wat de Kerk betreft, is de zaak complexer. Er wordt wel gedreigd met het terugtrekken van subsidies wie de Franquistische symbolen niet laat verwijderen, maar er wordt een uitzondering gemaakt voor strikt private herinneringen zonder verheerlijking, voor artistieke of architectonische redenen.

Naamborden met, "Caídos por Dios y por España" (Gesneuvelden voor God en Spanje), met lijsten van lokale gedode Falangisten moeten wel verwijderd worden. Dit in tegenstelling tot de lijsten met vermoordde religieuzen, omdat verondersteld wordt dat zij de wapens niet hebben opgenomen (wat in sommige gevallen wel zo was), en alleen de “Cruzada”, de kruistocht hebben gesteund.

Alleen al in Madrid zijn er 160 straten met namen van of verwijzingen naar het Franquisme

03 oktober 2008

De controversiële wet, die in januari 2008 van kracht werd, had tot op 3 oktober 2008 weinig tot geen weerklank in kringen van slachtoffers van de Guerra Civil of van de Dictatuur. Tot op die welbewuste dag, 3 oktober 2008, de regering daadwerkelijk werk maakte van de uitvoering door het publiceren van 4 Koninklijke Decreten:

1. Officiële verklaring

Persoonlijk eerherstel en erkenning van personen die geleden hebben onder de vervolging of het geweld, als gevolg van politieke, ideologische of al dan niet religieuze overtuiging, tijdens de Burgeroorlog en de dictatuur. De officiële verklaring kan aangevraagd worden door de overlevenden of bij dood door de echtgeno(o)t(e), de ouders, de kinderen en familieleden tot in de 2de graad.

De executieve verwerpt wel de nietigverklaring van de Franquistische vonnissen, die door de associaties van slachtoffers gevraagd werd, maar schept de voorwaarden om een officieel document te bekomen waarin de democratie de toestand van slachtoffer officieel erkent, waarin de democratie publiekelijk de slachtoffers rehabiliteert en waarbij zij de daden van repressie als onrechtvaardig beschouwd.

2. Schadeloosstelling

Personen die omgekomen zijn bij de verdediging van de democratie, of die slachtoffer werden van aanslagen gedurende de Transición (1 januari 1968 tot 6 oktober 1977) kunnen rekenen op een schadeloosstelling (La Ley de Víctimas del Terrorismo). Voor overledenen werd dit vastgesteld op 135.000 euro’s.

De berekeningen van meer dan 1.000.000 geaffecteerden, moet nog aangevuld worden met:

      1. Moorden (de schatting is 150.000 moorden door Franquisten en 60.000 door republikeinen)

      2. Opgesloten in concentratiekampen, dwangarbeid en foltering (de schatting is 400.000 personen)

      3. Omgekomen door ontbering: (de schatting is hier 5000 gevangen die omgekomen zijn door honger en epidemieën)

      4. Bannelingen (de schatting is dat in eerste instantie, na een brutale politieke heksenjacht, ongeveer 650.000 personen in ballingschap gingen of verbannen werden. Na enige tijd kwam het merendeel terug, maar toch blijft het uiteindelijke cijfer op 170.000 steken)

Alsof die data niet genoeg voor zichzelf spreken, moeten wij er nog eens ongeveer 400.000 aan toevoegen die op het slagveld gesneuveld zijn, en die daarom niet als slachtoffer van represailles aanzien worden.

3. Nationaliteit

Het derde decreet opent de mogelijkheid voor de brigadisten van de Internationale Brigades die dat willen, om in 1996 de Spaanse nationaliteit aan te vragen, als een wet dit toestaat. De thuislanden van de brigadisten eisen echter het opgeven van de eigen nationaliteit. Om die werden werd in Spanje de dubbele nationaliteit aanvaard

4. Private documenten

Als laatste decreet werd de mogelijkheid geschapen om privédocumenten te herwinnen. Correspondentie tussen gevangenen en familie werd door het regime in beslag genomen en bevindt zich nu in het Archief van de Guerra Civil te Salamanca.

De eerste vicepresidente van de regering, María Teresa Fernández de la Vega, verklaarde boudweg dat met deze decreten Spanje het historisch besef had teruggevonden voor diegenen die met eer en waardigheid gestorven zijn tijdens de verdediging van hun ideeën.

De overige decreten, waaronder het in kaart brengen van de massagraven en het verwijderen uit het straatbeeld van symbolen die verwijzen naar Franco zijn voor sommige sectoren ook sluitstenen.

Maar wat vooral opvalt, is het feit dat in de wet werd opgenomen dat naast schadeloosstelling voor slachtoffers van het Franquisme en de dictatuur, dit laat uitgebreid werd met een datum van 1968 tot 1977. In het jaar 1968 heeft de eerste dodelijke aanslag door ETA plaats. Wie in Spanje de wapens opneemt tegen de repressie van de opstandelingen, wordt met deze laatsten gelijkgesteld.

Bron: samenvatting uit verscheidene Spaanse en Baskische kranten

07 februari 2009: 1ste Dag van de Herinnering

De associatie, Ahaztuak 1936-1977, die de slachtoffers van de staatsgreep, de repressie en het Franquisme vertegenwoordigt, heeft op 7 februari 2009 de 1ste Dag van de Herinnering (nagedachtenis) gehouden te Gernika (Bizkaia). De associatie heeft een activiteitenplan in werking gesteld gericht op het stimuleren van de nietigverklaring van alle veroordelingen die gedecreteerd werden onder het Francoregime.

“Na meer dan 30 jaar had niemand er ooit van durven dromen dat, ondanks wat ons officieel verkocht en voorgehouden werd als een model van overgang naar democratie, het mogelijk zou zijn een actieve en dynamische volksbeweging op te bouwen rondom de politieke aanklacht tegen het Franquisme en de gevolgen ervan”.

Lander Garcia, lid van Ahaztuak

Bron: Ahaztuak

09 maart 2009

Op 9 maart 2009 staat in de onlinekrant "Público.es" het volgende te lezen:De Real Fábrica de Cristales de la Granja (het Spaanse Val-Saint-Lambert) in Segovia en het Ministerie van Defensie hebben een overeenkomst bereikt om alle glasramen van de vijf militaire academiën te vervangen. De huidige galsramen zijn voorzien van Franquistische symbolen, met o.a. de arend van Sint-Jan.

Een van die glasramen die zal vervangen worden bevindt zich in de Academia de Infantería de Toledo, en is een afbeelding van het Franquistische wapenschild. Het raam werd in 1948 vervaardigd en de waarde ervan zou geschat worden op 200.000 euro's. Als motivatie tot de vervanging wordt de Ley de Memoria Histórica ingeroepen, die de verwijdering van Franquistische symbolen beveelt in o.a. gebouwen die eigendom zijn van de staat.

21 april 2009

Op 21 april 2009 was de “memoria histórica” opnieuw voorwerp van debatten in de Kamer. Op initiatief van Izquierda Unida, verenigd links en met de steun van alle partijen, met uitzondering van de PP en UPN (zusterpartij PP in Navarra), werd beslist dat de “Fundación gestora del Valle de los Caídos” zes maanden de tijd krijgt om aan hun objectieven volgend item toe te voegen: “Het in ere houden en het rehabiliteren van de nagedachtenis van alle personen die gestorven zijn als gevolg van de Guerra Civil en als gevolg van de repressie die er op volgde”. De Stichting moet een centrum van herinnering en van verzoening worden.

De regering krijgt 6 maanden de tijd om de massagraven, de greppels, de groeven en de kuilen, waar onbekenden werden gefusilleerd, in kaart te brengen, en moet dit openstellen voor de totale bevolking. Aan de instituten, instelling en private eigendommen moet alle Franquistische symbolen, op straffe van weigering van subsidies, verwijderd worden.