Batasuna verboden

Onderstaande verhandeling kregen wij (BIC) van een bevriende advocaat. Zij had er geen bezwaar tegen dat het Baskenland Informatie Centrum (BIC) deze in de EH-Nieuwsbrief publiceerde. Wij vinden deze uiteenzetting van belang omdat het noodzakelijk is te begrijpen en te analyseren waarop het verbod van Batasuna is gebaseerd, daar dit verbod gebruikt zal gaan worden om toekomstige Baskische politieke partijen of verenigingen die het recht op Zelfbeschikking als politiek speerpunt hebben, te verbieden. De onderhavige procedure (L.O.P.P.-Ley Orgánica de Partidos Politicos van 27 maart 2003), aangevangen door de Spaanse regering enerzijds, en het Spaanse Openbaar ministerie (Ministerio Fiscal) anderzijds, is gebaseerd op de Wet op de Partijen (Ley de Partidos) van 27 juni 2002. Hierdoor kunnen alleen feiten die zich na die datum hebben voorgedaan een rol spelen bij een verbod. Het Tribunaal erkent dit enerzijds maar acht het anderzijds van belang om deze feiten in "een kader te plaatsen" van een aantal feiten die van (ruim) voor de inwerkingtreding van de Wet op Partijen dateren. Dit artikel pretendeert geen uitgebreide bespreking van het onderhavige vonnis te zijn. Ik beschrijf de feiten, zij het verkort, zoveel mogelijk in de bewoordingen van het tribunaal en ga daarbij niet in op de vraag of deze feiten terecht bewezen zijn verklaard, de wijze waarop de feiten gekwalificeerd worden of de reden waarom ze volgens het tribunaal een verbod rechtvaardigen.

Batasuna wordt verboden

Het kader waarin het Tribunaal Supremo bovengenoemde feiten plaatst

Het tribunaal gaat uitvoerig in op de ontstaansgeschiedenis van Batasuna, dat het als opvolger van Euskal Herritarrok en Herri Batasuna beschouwt. Het tribunaal acht bewezen dat Batasuna ondergeschikt is aan ETA. De wijze waarop het tribunaal tot deze conclusie komt, kan om verscheidene redenen de toets der kritiek niet doorstaan. Ware dit anders geweest dan valt ook niet goed te begrijpen waarom een speciale wet in het leven is geroepen om Batasuna te verbieden. Indien immers vaststaat dat Batasuna ondergeschikt is aan, ja zelfs deel uitmaakt van ETA, kan de partij op grond van het commune Spaanse strafrecht verboden worden. Feit is dat Spaanse politici al jaren roepen dat Batasuna onderdeel vormt van ETA, zonder daar ooit deugdelijk bewijs voor te leveren.

Het Tribunaal grijpt ten bewijze van haar stelling dat Batasuna onderdeel vormt van ETA terug op gebeurtenissen van voor de zogenaamde transitie in de jaren zeventig. ETA besloot in 1974 dat de strijd voor een onafhankelijk Baskenland niet alleen op militair gebied gevoerd moest worden, maar ook op cultureel en politiek terrein en dat daarvoor aparte organisaties in het leven geroepen moesten worden. Dit vormt het voornaamste bewijs van het Tribunaal dat Herri Batasuna in opdracht van ETA werd opgericht. Daarnaast stelt het Tribunaal dat Herri Batasuna ondergeschikt is aan KAS, een in 1975 opgerichte organisatie, en daarmee aan ETA. Uit de documenten die door het Tribunaal aangehaald worden kan evenwel niet, althans zeker niet eenduidig, worden geconcludeerd dat Batasuna ondergeschikt is aan KAS. Van de stelling van het tribunaal dat KAS als gedelegeerde van ETA optrad, wordt helemaal geen bewijs geleverd. Veel van de stellingen worden overigens bewezen verklaard op de grond dat ze niet zijn tegengesproken. Dit is een regel van het civiele bewijsrecht die in de onderhavige procedure - die dan formeel gezien wel geen strafrechtelijke is, maar materieel toch duidelijk punitief is - niet zou mogen gelden. Ten slotte acht het Tribunaal bewezen dat Batasuna nog steeds ondergeschikt is aan ETA op basis van een rapport van de Guardia Civil. Dit rapport bewijst hoogstens dat de Guardia Civil van mening is dat Batasuna en ETA dezelfde zijn, niet dat dit ook daadwerkelijk zo is.

Ten slotte merk ik nog op dat zelfs als bewezen zou zijn dat Herri Batasuna op initiatief van of zelfs door ETA is opgericht, dit gebeurde in de overgangsperiode, inmiddels meer dan 25 jaar geleden, in de tijd dat Spanje nog een dictatuur was. De oprichting van Herri Batasuna vond met andere woorden plaats in een grijs verleden, in een heel ander klimaat en onder een andere rechtsorde. Dit kan dan ook geen rol meer spelen bij een verbod anno 2003. Ware dit anders dan zou de huidige regeringspartij PP toch zeker ook verboden moeten worden, aangezien deze partij rechtstreeks voortkomt uit de rechterkant van de fascistische Falange.

De 20 feiten waarop het 'Tribunal Supremo' het vonnis baseert

  1. Batasuna weigert deel te nemen aan een comité van het parlement van de Baskische autonome regio dat zich bezighoudt met de situatie van slachtoffers van het terrorisme omdat ze dit comité partijdig vindt.

  2. Arnaldo Otegi, woordvoerder van Batasuna, noemt de onderzoeksrechter Baltasar Garzón als "marionet in dienst van de Spaanse Staat om de linkse Abertzale beweging te annuleren" en roept het Baskische volk op met kracht te reageren op deze nieuwe agressie, nadat de rechter in een beschikking Batasuna verantwoordelijk hield voor schade aangebracht door straatgeweld en de rekeningen van de politieke partij sloot. Otegi noemde deze beschikking bovendien "verantwoordelijk voor een ernstige en antidemocratische situatie".

  3. Arnaldo Otegi neemt deel aan een herdenkingsbijeenkomst aan een veldslag in de Spaanse burgeroorlog waarin hij zegt: "We moeten doorgaan met werken en strijden, of we nu legaal of illegaal zijn. We laten ons niet bang maken, want we bevinden ons in een proces dat we onomkeerbaar moeten maken". Ook zegt Otegi dat de linkse Abertzale beweging een overwinningsstrategie volgt die "noch de Guardia Civil, noch de CRS, noch de Audiencia Nacional tegen kan houden".

  4. De burgemeester en een gemeenteraadslid van het plaatsje Lezo, beiden van Batasuna, nemen op 13 juli 2002 deel aan een protest tegen de uitlevering door Venezuela aan Spanje van een van ETA-lidmaatschap verdachte. Zij dragen een spandoek dat de uit te leveren personen ondersteunde en waarop het logo van Gestoras pro-Amnistia stond. De burgemeester was een week eerder naar Venezuela afgereisd om de autoriteiten aldaar ervan te overtuigen de uitleveringsprocedure te beëindigen.

  5. De woordvoerder van Batasuna in de San Sebastián zegt bij een protestactie voor een kantoor van de Spaanse marine in San Sebastián op 16 juli 2002 dat de actie bedoeld is om de autoriteiten "te vertellen dat ze niet straffeloos in Baskenland kunnen verblijven en dat ze moeten horen dat het volk in beweging is en geen stap achteruit zal doen".

  6. Naar aanleiding van een opmerking van de burgemeester van Vitoria dat Batasuna weigert de aanslagen van ETA te veroordelen merkt het gemeenteraadslid voor Batasuna, Jose Enrique Bert op 19 juli 2002 het volgende op: "Batasuna verlangt niet dat ETA ophoudt met moorden, maar dat er in Baskenland geen enkele vorm van geweld bestaat en dat degenen die geweld gebruiken ophouden met bestaan."

  7. Batasuna onthoudt zich van stemming bij het aannemen van een motie door de gemeenteraad van Amorebieta waarin een campagne tegen twee gemeenteraadsleden van de politieke partij PSE-EE werd veroordeeld. De campagne bestond uit het verspreiden van posters met daarop een foto van de betreffende gemeenteraadsleden met de tekst: "jullie zullen betalen voor wat jullie hebben gedaan".

  8. Tijdens een persconferentie in Ondarroa over de situatie van een in Frankrijk veroordeeld ETA-lid dat mogelijk naar Spanje zou worden uitgezet waaraan twee leden van Batasuna deelnemen - de burgemeester en de voorzitter van de gemeentelijke mensenrechtencommissie - noemt de zus van deze gevangene hem een "politiek vluchteling" en plaatst de burgemeester diens situatie "in de context van de repressie tegen de linkse Abertzale beweging".

  9. Batasuna veroordeelt de aanslagen van ETA in de eerste week van augustus 2002 in Santa Pola niet. Woordvoerders van Batasuna noemen de aanslagen het pijnlijke gevolg van een politiek conflict en zien de Spaanse premier Aznar als eerste verantwoordelijke van dit conflict.

  10. Batasuna zet de campagne van het verboden Gestoras Pro-Amnistia voor de plaatsing van Baskische gevangenen in Baskische gevangenissen voort en gebruikt daarbij het logo dat voor deze campagne werd gebruikt .

  11. Tijdens een demonstratie in San Sebastian op 11 augustus worden pro-ETA leuzen geroepen, waarbij de aanwezige Batasuna-leden een houding van minimale tegenstand of afkeuring aannemen.

  12. De dagen 12 en 14 augustus 2002 hangen aan de gemeentehuizen van Hernani, Ondarroa en Lekeitio, geregeerd door Batasuna, spandoeken met de tekst "Baskische gevangenen naar Baskenland" en enkele foto's van veroordeelde ETA-leden.

  13. Op de webpagina van Euskal Herritarrok staan foto's van een demonstratie waarop demonstranten te zien zijn met een spandoek waarop "Baskische gevangenen naar Baskenland" staat alsmede een interview met Juan Petrikorena, waarin hij de PP en de PSOE ervan beschuldigt niet alleen de linkse Abertzale beweging aan te vallen, maar alle democratische rechten, aldus handelend op een antidemocratische en Franquistische wijze. Bovendien noemt Petrikorena de situatie in Baskenland een "politiek conflict" en toont "de gewapende strijd van ETA het politieke conflict in al haar wreedheid". Op de website is ook een video van een demonstratie te zien waarop demonstranten pro-ETA leuzen roepen en gemaskerde mensen pamfletten uitdelen.

  14. Tijdens een door Batasuna georganiseerde persconferentie op 21 augustus in Bilbao zegt Arnaldo Otegi dat de uitspraak van Garzón voor een nationale noodtoestand zorgt en dat de uitspraak past binnen de strategie van genocide van de Spaanse staat die de vernietiging van de linkse Abertzale beweging zoekt. Otegi noemt Garzón wederom een marionet van de Staat en roept het Baskische volk op om zich te organiseren en te strijden, zodat er nooit meer "een Spaans, fascistisch mannetje zal zijn die de Basken vertelt wat ze moeten leren en hoe hun instituten in elkaar moeten zetten." Bovendien eist Otegi van de Baskische regering dat ze niet meewerkt aan de uitvoering van de uitspraak en dat als ze meewerken aan de sluiting van de partijkantoren dit tot een ongewenste situatie zal leiden. Volgens diverse media zijn deze laatste woorden als bedreiging bedoeld.

  15. In een interview op 23 augustus zegt de parlementariër voor Batasuna, Josu Urrutikoetxea, dat ETA een politieke organisatie is met eigen methoden en doelen en "dat het er niet om gaat de acties van ETA te veroordelen. ETA voert de gewapende strijd niet omdat ze dat leuk vindt, maar omdat de organisatie het noodzakelijk vindt om alle middelen in te zetten tegen de Staat". Ook zegt Urrutikoetxea: "Als alle abertzale krachten een overeenkomst over soevereiniteit zouden sluiten, zou daardoor het gebruik van geweld door ETA kunnen stoppen, zoals ze dat zelf zeiden in de periode van de "Akkoorden van Lizarra" Ten slotte beschuldigde Urrutikoetxea de Baskische president ervan mee te werken met de vernietigingsstrategie van Aznar.

  16. Tijdens een toespraak bij een demonstratie tegen het verbod op Batasuna riep Batasuna-bestuurder Joseba Permach de PNV op: "verzet te bieden aan de geestelijke dwerg en zijn groepje fascisten", daarbij refererend aan Aznar. Ook zei Permach: "voordat ze het hadden over 23 redenen (om Batasuna te verbieden) hadden ze het over 7 redenen, en dat zeiden ze omdat hun onderbewustzijn hen verraden had. De zeven redenen zijn Araba, Bizkaia, Gipuzkoa, Naffaroa, Baxenaffaroa, Lapurdi en Zuberoa, de zeven gebieden die we van de Spaanse fascisten en Franse Jacobijnen zullen afpakken".

  17. De gemeente van Zaldivia, geregeerd door Batasuna, noemt Hodei Galarraga, omgekomen toen een bom die hij vervoerde afging, 'favoriete zoon' van het dorp en vergoed de begrafeniskosten. De gemeenteraadsleden van Batasuna in Legazpia stellen voor ook een gevangene van ETA, Ramon Ostoaga (*) , tot 'favoriete zoon' te benoemen.

  18. Vanaf 29 juni 2002 doen zich meerdere incidenten voor in de gemeenteraden van Vitoria en Lasarte-Oria, waarbij de orde wordt verstoord en leden van andere politieke partijen worden beledigd. Leden van Batasuna dragen T-shirts met daarop teksten die overeenkwamen met het gedachtegoed van ETA. Op 29 juni 2002 moeten de burgemeester en de niet-nationalistische gemeenteraadsleden vanaf het balkon van het gemeentehuis naar binnen vluchten voor de agressie en beledigingen van Batasuna-aanhangers. Op 30 Juli organiseert Batasuna een demonstratie in hetzelfde dorp waarin ze het einde van het fascisme eist en de politieke en mediahetze van de burgemeester aanklaagt.

  19. In de dorpen Cestona, Ibarra, Motrico, Pasajes de San Juan en Zaldibia, allen geregeerd door Batasuna, zijn dependances van de gemeente behangen met posters en beschilderd met leuzen die oproepen tot de strijd tegen de Staat en die Aznar met het fascisme associëren. Het gezicht van Garzón is in een vizier getekend en de leiders van de Partido Popular en de PSOE worden met het nazisme vergeleken dat een ander figuur symbolisch in de prullenbak gooit.

  20. Sinds de inwerkingtreding van de wet is Batasuna niet veranderd en heeft de partij op geen enkele wijze afstand genomen van ETA.

Overgenomen uit "Baskenland Informatie Centrum".

(*) Ramón Gil Ostoaga

Hoewel het zondag is, melden de kranten op 24 november 2002 het overlijden van Ramón Gil Ostoaga (zie foto), die op 8 oktober 2002 onder groot protest van "weldenkend Spanje" voorlopig in vrijheid werd gesteld door rechter Ruth Alonso. Hij had de dag voordien hoogstwaarschijnlijk zelfmoord gepleegd met één schot in de borst uit het jachtgeweer van zijn broer.

Op 23 november 2002 werd in een veld dicht bij zijn geboorteplaats Legazpia (Guipúzcoa), de stoffelijke resten gevonden van Ramon Gil Ostoaga, met een kogel in de borst en het geweer van zijn broer naast zich. Rechter Alonso had een paar dagen voordien nog met hem gesproken en had niets abnormaals opgemerkt. De eerste resultaten van het gerechtelijke onderzoek wijzen op zelfmoord, hoewel de onderzoeksrechter geheimhouding heeft bevolen en het onderzoek verder zet. Ramon Gil Ostoaga had wel al 2 maal geprobeerd zelfmoord te plegen in de gevangenis van Córdoba, en in de gevangenis van Nanclares de Oca (Vitoria).

Ramón Gil Ostoaga werd 47 jaar en was vader van 2 kinderen. In 1979 diende hij zijn Legazpia al te verlaten en na vele omzwervingen, waarbij hij o.a. in Mexico terecht kwam, werd hij in Biarritz gearresteerd in 1989. Vijf jaar later werd hij uitgeleverd aan het Spaanse plebs dat hem tot vele jaren veroordeelde. Toen de rechter van Penitentiair Toezicht, Ruth Alonso, hem na 3/4de van zijn straf voorlopig vrijliet werd Ostoaga onderwerp van een intense politieke campagne die waarschijnlijk tot gevolg zal hebben dat het Hooggerechtshof het Toezicht naar zich toe gaat trekken, "zodat het onmogelijk wordt dat een rechter een (Baskische) politieke gevangene vrijlaat".

De familie wijst de Staat (én de media, maar dat is Spanje hetzelfde) als schuldige voor de wanhoopsdaad aan. Minister Acebes zegt dat ETA de enige dader is.

In Legazpi nemen 2.000 personen deel aan het eerbetoon voor Gil Ostoaga.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft op 13 december 2007 de Spaanse regering en de advocaten van Batasuna en Herri Batasuna op de hoogte gebracht van hun beslissing. Het Hof zal te gronde 2 van de 3 klachten (gedeeltelijk dus) onderzoeken en in de komende maanden een uitspraak doen.

Het beroep van Batasuna en Herri Batasuna was gebaseerd op 3 vermoedelijke schendingen van de Conventie voor de Rechten van de Mens:

    1. Artikel 10: recht op vrije meningsuiting (aanvaard)

    2. Artikel 11: recht op vrijheid van vereniging en associatie (aanvaard)

    3. Artikel 13: recht op een effectief (lees onpartijdig) rechtsmiddel (verworpen)

In het bezwaarschrift verwezen de verdedigers naar de Partijenwet (Ley de Partidos), die opzettelijk zou uitgevaardigd zijn om hen onwettig te verklaren en om de politieke uitdrukking van het Baskisch onafhankelijkheidsstreven te nekken. Zij wezen er ook op dat de tekst “heel vaag, onbepaald en verwarrend” was en dat de wet alleen de bedoeling had Batasuna zo vlug als mogelijk te doen verdwijnen. Mede daardoor werd hen verhinderd deel te nemen aan de verkiezingen van 25 mei 2003, gevolg gevend aan een politieke beslissing van de regering van de Partido Popular.

Met het niet in aanmerking nemen van artikel 13, verwerpt het Hof de vermeende beschuldiging van “gebrek aan onpartijdigheid en onafhankelijkheid” van de voorzitter van het Spaanse Hooggerechtshof, Francisco José Hernando.