Grondwet 1978

Constitución Española 1978

Goedgekeurd door de Cortes op 31 oktober 1978,

geratificeerd door de bevolking op 6 december 1978,

bekrachtigd door Rey Don Juan Carlos I op 27 december 1978

en gepubliceerd in het “Boletín Oficial del Estado”, op 29 december 1978.

Op 15 juni 1977 werden de eerste democratische verkiezingen gehouden sinds 16 februari 1936. De UCD van Adolfo Suárez kwam als overwinnaar uit de bus. De twee grote uitdagingen waaraan het kabinet het hoofd moest bieden, waren: een oplossing bieden voor de benarde economische situatie en het schrijven van een nieuwe grondwet (Constitución).

Op 4 juli 1977 legde Adolfo Suárez, samen met zijn ministers, de eed af voor koning Juan Carlos. In de formulering bij de eedaflegging werd voor de eerste maal afgezien van een verwijzing naar de Movimiento Nacional (ideeëngoed van het Franquisme).

La Constitución: geschiedenis

Het opstellen van de tekst van de grondwet is een proces van lange adem geweest en was niet vrij van intriges. De niet-deelname van de Baskische nationalisten en de geringe opkomst bij het referendum, werpen een schaduw op die belangrijke pagina uit de Spaanse geschiedenis.

De Cortes, samengesteld op basis van de verkiezingen van 15 juni 1977, was formeel gesproken niet-grondwetgevend, maar iedereen zag er de noodzaak van in om zo vlug mogelijk een nieuwe grondwet te hebben. Er was immers een legislatuur geïnstalleerd, maar paradoxaal genoeg kon het parlement op dat ogenblik de regering nergens voor verantwoordelijk stellen. Er was in november 1977 wel een verordening goedgekeurd die gedeeltelijk die lacune moest opvullen, maar dat was eigenlijk een schaamlapje. Er werd een rapportagecommissie (Comisión de Asuntos Constitucionales y Libertades Públicas) in het leven geroepen. De zogenoemde “Padres de la Constitución”, vaders van de Constitutie, die deel uitmaakten van de “Comisión de Asuntos Constitucionales y Libertades Públicas” waren:

Tussen augustus en december 1977 moest die commissie een voorontwerp opstellen dat op 5 januari 1978 zou voorgelegd worden aan de parlementaire groepen. Die groepen konden dan amendementen indienen, die door de commissie werden onderzocht en op 17 april 1978 moest een aangepast plan worden voorgelegd aan een speciaal opgerichte parlementaire commissie, die debatteerde tot 20 juni 1978.

De hardnekkigheid waarmee de PSOE Tierno Galván (van het marxistisch Partido Socialista Popular), buiten de “Comisión de Asuntos Constitucionales y Libertades Públicas” wilde houden, leidde er toe (omwille van technische redenen) dat ook de PNV, de Baskische nationalisten, buiten die commissie gehouden werden. Voor die afwezigheid revancheerden ze zich door tegen de nieuwe grondwet te stemmen.

Een ander obstakel was het feit dat de UCD-Unión de Centro Democrático eigenlijk geen partij was, maar een electorale coalitie, bestaande uit verschillende componenten: “bekeerde” falangisten, sociaaldemocraten, liberalen, christendemocraten, etc. Ieder component had een andere mening.

Aan de andere kant vermelden wij nog dat Gregorio Peces-Barba (PSOE) en Manuel Fraga Iribarne (Alianza Popular) uitzonderlijk hoge eisen stelden, in zoverre dat Gregorio Peces-Barba ontslag nam uit de commissie om druk uit te oefenen. Jordi Solé Tura van de PCE (communisten gelegaliseerd op 9 april 1977) trad op als bemiddelaar. In dat verband is het merkwaardig dat alleen de socialisten tegen een parlementaire monarchie stemden, terwijl de communisten wel akkoord gingen, vooral als je bedenkt dat de communisten in 1998 verontwaardigd waren bij het bestaan van een koning en terug wilden naar een republiek. Tijdens geheime gesprekken werd druk uitgeoefend op de PSOE omdat er gevreesd werd dat de PSOE bij een volgende verkiezingsronde een herziening van de grondwet zou vragen. Wat er aan de PSOE beloofd werd, valt buiten het bestek van dit artikel, maar eenmaal de PSOE de macht gegrepen had, was er geen sprake meer van herziening.

Nadien volgden de debatten in de voltallige vergadering van het Congres (Cortes), van 1 tot en met 24 juli 1978.

De definitieve tekst werd goedgekeurd op 31 oktober 1978,

in het Congres met 325 stemmen voor, 6 contra en 14 onthoudingen (waaronder de voltallige PNV-vertegenwoordigers),

in de Senaat met 226 stemmen voor, 5 contra en 8 onthoudingen.

6 december 1978: Resultaat van het volksreferendum

Op 6 december 1978 werd de tekst in een referendum goedgekeurd door de bevolking, met een verontrustend resultaat: Spanje (totaliteit) was goed voor 59% JA, Baskenland echter was slecht goed voor 31 % JA.

Rechtopstaand van links naar rechts: Gabriel Cisneros Laborda (UCD),José Pedro Pérez Llorca (UCD), Miguel Herrero Rodríguez de Miñón (UCD),

Zittend van links naar rechts: Miquel Roca (Convergència Democràtica de Catalunya), Manuel Fraga Iribarne (Alianza Popular), Gregorio Peces-Barba (PSOE), Jordi Solé Tura (PCE)

Rey Don Juan Carlos I bekrachtigde de nieuwe grondwet op 27 december 1978 en de tekst werd gepubliceerd in het “Boletín Oficial del Estado” (staatsblad) op 29 december 1978 (28 december werd vermeden omdat dit de dag van de Onnozele Kinderen is, en er te veel grapjes zouden kunnen gemaakt worden).

La Constitución: analyse

Algemeen beschouwd zijn er twee aspecten in de nieuwe grondwet die onze aandacht verdienen: de economische aspecten (dit is niet de opzet van dit artikel), maar bovenal de territoriale aspecten.

Ongetwijfeld is Hoofdstuk VIII, met als titel “De la Organización Territorial del Estado”, het meest originele, het meest omstreden en het meest tweeslachtige hoofdstuk van de grondwet. De bedoeling was de sterke nationalistische eisen van Euskadi, Catalunya, Galiza (Galicia) en de ontluikende eisen van de Valencia, Islas Canarias en Andalucía tegemoet te komen. Andalucía werd er als het ware bijgesleurd, omdat de PSOE er op had aangedrongen (Felipe Gonzales is uit Andalucía). Die tegemoetkoming moest diegenen die zich anders voelden, die zich geen Spanjaard voelden, gunstig stemmen, zonder afbreuk te doen aan het principe van de gelijkheid van alle burgers. Andalucía kreeg uiteindelijk ook het statuut van “nacionalidad histórica” (hoewel er geen enkele reden voor was), en dit onder druk van de PSOE die heel sterk stond in dat gebied. De meerderheid van de gemeente dienden in die zin een vraag in en de omvorming tot autonome gemeenschap werd geratificeerd in een referendum op 28 februari 1980.

De Constitución van 1978 brak met de centralistische traditie die onder Felipe V gestart was in 1700, door een nieuw gedecentraliseerd staatsmodel te creëren. Als gevolg hiervan zou iedere regio zich kunnen omvormen in een “Comunidad Autónoma”, een autonome gemeenschap, met een eigen regering, een eigen parlement, eigen rechtbanken en een autonomiestatuut die het model en de bevoegdheden zou definiëren.

Comunidad Autónoma

Spanje is onderverdeeld in zeventien autonome gemeenschappen of autonome regio's (comunidades autónomas). Deze onderverdeling kwam tot stand bij het wijzigen van de Spaanse grondwet in 1978.

Uit schrik voor opduikend separatisme en verdere instabiliteit van het land, werd er gekozen voor verregaande decentralisatie. Elke autonome gemeenschap kreeg zijn eigen regering en parlement met grote wetgevende en uitvoerende macht. In 1995 verkregen ook de twee Spaanse exclaves in Afrika, Ceuta en Melilla, autonomie. De regio's zijn verder onderverdeeld in provincies.

De Carta Magna of Constitución voorzag in twee mogelijkheden:

1. De historische nationaliteiten Euskadi, Catalunya en Galiza (Galicia) krijgen prioriteit via een versnelde procedure en met meer bevoegdheden (toepassing van artikel 151).

Section 151

1. It shall not be necessary to wait for the five-year period referred to in section 148, subsection 2, to elapse when the initiative for the autonomy process is agreed upon within the time limit specified in section 143, subsection 2, not only by the corresponding Provincial Councils or inter-island bodies but also by three-quarters of the municipalities of each province concerned, representing at least the majority of the electorate of each one, and said initiative is ratified in a referendum by the overall majority of electors in each province, under the terms to be laid down by an organic act.

2. In the case referred to in the foregoing paragraph, procedure for drafting the Statute of Autonomy shall be as follows:

a. The Government shall convene all Members of Congress and Senators elected in the constituencies of the territory seeking self-government, in order that they may set themselves up as an Assembly for the sole purpose of drawing up a Statute of Autonomy, to be adopted by the overall majority of its members.

b. Once the draft Statute has been passed by the Parliamentarians' Assembly, it is to be sent to the Constitutional Committee of the Congress which shall examine it within two months with the cooperation and assistance of a delegation from the Assembly which has proposed it, in order to decide by common agreement upon its final form.

c. If such agreement is reached, the resulting text shall be submitted in a referendum to the electorate in the provinces within the territory to be covered by the proposed Statute.

d. If the draft Statute is approved in each province by the majority of validly cast votes, it shall be referred to the Cortes Generales. Each House, in plenary sitting, shall decide upon the text by means of a vote of ratification. Once the Statute been passed, the King shall give his assent and promulgate it as an act.

e. If the agreement referred to in paragraph ii) of this subsection is not reached, the legislative process for the draft Statute in the Cortes Generales shall be the same as that for a bill. The text passed by the latter shall be submitted to a referendum of the electorate of the provinces within the territory to be covered by the draft Statute. In the event that it is approved by the majority of validly cast votes in each province, it shall be promulgated as provided in the foregoing paragraph.

3. In the cases described in paragraphs iv) and v) of the foregoing subsection, failure by one or several of the provinces to ratify the draft Statute shall not prevent constitution of the remaining provinces into a Self-governing Community in the manner to be provided for by the organic act contemplated in subsection 1 of this section.

2. De andere regio’s moesten zich onderwerpen aan artikel 143. De toekenning van autonome gemeenschap wordt in de tijd gespreid en de overdracht van bevoegdheden zou veel trager verlopen. Een uitzondering hierop was Navarra, als gevolg van de typische forale (gebaseerd op “Fueros”) traditie. Navarra wordt daarom een “Comunidad Foral”, forale gemeenschap, genoemd (op basis van het plaatselijk heersende recht).

Section 143

1. In the exercise of the right to self-government recognized in section 2 of the Constitution, bordering provinces with common historic, cultural and economic characteristics, insular territories and provinces with a historic regional status may accede to self-government and form Self-governing Communities (Comunidades Autónomas) in conformity with the provisions contained in this Part and in the respective Statutes.

2. The right to initiate the process towards self-government lies with all the Provincial Councils concerned or with the corresponding inter-island body and with two thirds of the municipalities whose population represents at least the majority of the electorate of each province or island. These requirements must be met within six months from the initial agreement reached to this aim by any of the local Corporations concerned.

3. If this initiative is not successful, it may be repeated only after five years have elapsed.

Tussen 18 december 1979, als Catalunya en Euskadi het “Estatuto de Autonomía” verwerven, en februari 1983 zijn alle regio’s omgevormd tot “Comunidades Autónomas”, Autonome Gemeenschappen. In 1995 komen Ceuta en Melilla er bij, als “Ciudades Autónomas”, Autonome Stadsgewesten. Langzamerhand worden bevoegdheden overgedragen, met als laatste “Gezondheid” en “Onderwijs”. De bevoegdheidsoverdracht ten gunste van Euskadi gebeurt wel in woord, maar veel minder in daad. Tegenwerking is troef.

Afspraken zijn er om nageleefd te worden

Zapatero denkt er blijkbaar anders over

19 oktober 2007

Moet er nog eens 30 jaar gewacht worden?

Op 19 oktober 2007 beschuldigde de Vice-Lehendakari, Idoia Zenarruzabeitia (zie foto), president Zapatero ervan het “Estatuto de Gernika” niet na te leven. De overdracht van de hangende bevoegdheden blijft maar uitgesteld worden. Laten we niet vergeten dat het statuut dateert van 25 oktober 1979, dus bijna 30 jaar geleden. Zenarruzabeitia beschouwt de houding van Zapatero en zijn regering als “arbitrair en unilateraal. Dit laat een ernstige en onverantwoorde politiek patrimoniaal van de instellingen vermoeden”.

Het gaat om volgende prioritaire bevoegdheden: ·

  • Arbeidsinspectie en actieve politiek van tewerkstelling

  • Sociale Zekerheid

  • Concessie voor de spoorwegen

  • Concessies voor de autosnelwegen

  • De private veiligheid

  • De penitentiaire instituten en administratie

  • De organisatie van de gemeenteverkiezingen

Wat de Sociale Zekerheid betreft, verklaarde zij dat de ontwikkeling van de welstand in gevaar komt, want als de afspraken wel zouden worden nagekomen dan zou de Baskische regering de post van inkomsten op de begroting kunnen verdubbelen, 8.000 miljoen euro’s meer.

De Baskische toestand

De Baskische situatie was op zijn minst complex te noemen. De nationalisten eisten in 1977 het herstel van de “Fueros”, op basis van de toestand van vóór 1876: een ruime soevereiniteit weliswaar gedeeld met het Spaanse koninkrijk (Ik zou dit willen omschrijven als een confederatie of een statenbond op basis van een gezamenlijk verdrag).

Wat er na 1876 overbleef van de “Fueros” waren alleen de “Conciertos Económicos”. Dit veronderstelde een speciale behandeling betreffende belastingen, die de andere regio’s niet hadden. Franco schafte, na de Guerra Civil de “Conciertos” af voor de ‘verradersprovincies’ Bizkaia en Gipuzkoa (die de zijde van de Republikeinen gekozen hadden).

Wat gaf de Constitución van 1978 hierop als antwoord?

“La Constitución se fundamenta en la indisoluble unidad de la Nación española, patria común e indivisible de todos los españoles, y reconoce y garantiza el derecho a la autonomía de las nacionalidades y regiones que la integran y la solidaridad entre todas ellas” (Artículo 2).

“De grondwet baseert zich op de onverbrekelijke eenheid van de Spaanse Staat, gemeenschappelijk en onverdeelbaar vaderland van alle Spanjaarden, en erkent en garandeert de autonomie van de nationaliteiten en regio’s die er deel van uitmaken en de solidariteit tussen allen” (Artikel 2).

Los van het feit dat het heel wat voeten in de aarde gehad heeft om de term “nacionalidades” op te nemen in de grondwet, wordt er niet vermeld welke graad van autonomie kan bereikt worden. Er wordt zelfs geen definitie aan de term gegeven. Er worden zelfs, zoals hogerop vermeld, twee snelheden voorzien om tot autonomie te komen.

De grondwet proclameert het respect voor de historische rechten van de forale territoria, maar preciseert niet waaruit die rechten bestaan.

Al deze feiten, samen met het weren van Navarra uit de Baskische Gemeenschap, zijn de oorzaak van het conflict dat nog altijd in volle hevigheid woedt.

De constitutionalist Francisco Rubio Llorente schreef: “... Nuestra Constitución sigue estando abierta, inconclusa, lo cual no es en sí negativo ...”. “... Onze grondwet blijft open (voor herziening vatbaar), onvoltooid, wat op zich niet negatief is... “ De feiten bewijzen jammer genoeg het tegendeel.