Ertzaintza

Samenvatting interview Retolaza

(*) De wet stipuleert dat de hogere leiding van de Ertzaintza moet bestaan uit leden afkomstig van het Spaanse leger of van de Staatspolitie. De Ertzaintza heeft ook geen toegang tot het inlichtingennetwerk van Interpol. De Ertzaintza wordt niet aanvaard door de Baskische Nationalisten die hen “zipaioak” noemen (autochtonen die aanpappen met de bezettende macht, kortom: collaborateurs).

De eigenlijke stichter van het korps was Luis Marí Retolaza, toen hij Minister van Veiligheid was in de Baskische Autonome Regering onder de leiding van Lehendakari Carlos Garaikoetxea, begin de jaren 80. Op zich heeft hij er geen spijt van, maar de Ertzaintza is niet geworden wat hij gedroomd had. In een interview met de krant Berria doet hij zijn verhaal (zie verder bij "Samenvatting interview").

Luis Marí Retolaza

Luis Marí Retolaza werd geboren in 1924 in Bilbao. Hij heeft dus de Burgeroorlog als jonge snaak meegemaakt. In 1943 was hij één van de oprichters van de studentenbeweging "Eusko Ikasle Alkartasuna" (Solidaridad de Estudiantes Vascos), en trad hij toe tot de Baskische diensten in het verzetsnetwerk van de geallieerde strijdkrachten. Omdat een aantal van zijn studentenvrienden opgepakt werden, vluchtte Retolaza naar Noord-Baskenland. Daar ontmoette hij leden van de PNV en in 1955 trad hij toe tot de Raad van Bizkaia van de PNV. Tijdens het Franco-tijdperk speelde hij met de gedachte om een gewapende kracht te organiseren.

Aanvankelijk zocht hij samenwerking met Ekin, die zich later herdoopte tot ETA. Maar de relaties liepen spaak. Echter, hij herinnert zich toch dit: een aantal leden van Ekin kwamen hem opzoeken, omdat ze wapens nodig hadden om leden tijdens een actie te dekken. De actie zelf ging niet door, maar Retolaza had zich wel bereid getoond om wapens te bezorgen.

De oorsprong van het actuele Ertzaintza, als eigen politiekorps van País Vasco, gaat in wezen terug naar de tijd van de Fueros, die de sociale en wetgevende structuren van Euskal Herria regelden.

In die tijd werden gemeentelijke milities opgericht, volkse organisaties ten dienste van de lokale entiteiten om de publieke veiligheid te waarborgen. Wat op dat ogenblik op vrijwillige basis ontstaan was, eind 18de en begin 19de eeuw in gewapende korpsen met een permanent en meer professioneel karakter. Het doorslaggevende element hierin was het uitbreken van de eerste Carlistische oorlogen, waarbij de "Mikeletes" uit Gipuzkoa, de "Miñones" uit Araba en de"Foralak" uit Bizkaia het levenslicht zagen. Ondanks het feit dat de Spaanse regering die gewestkorpsen wilde recupereren door de Guardia Civil (gecreëerd in 1844), bleven die korpsen overeind. Maar bij het einde van de 2de Carlistische Oorlog in 1876 werd de druk van het centralisme te dominant en werden de gewestkorpsen gereduceerd in aantal en bevoegdheid.

De proclamatie van de 2de Republiek in 1931 gaf nieuwe hoop en toen op 4 oktober 1936 (drie maanden het uitbreken van de Burgeroorlog) het Baskisch Statuut voor Autonomie van kracht werd (alleen voor Bizkaia en Gipuzkoa), was één van de eerste prioriteiten het herstel van de publieke orde. De toenmalige Baskische minister van Binnenlandse Zaken, Telesforo Monzón, riep een paar instituten in het leven: een Internationaal Politiekorps, een Maritiem Politiekorps en een Politiekorps van Openbare Orde. De voornaamste creatie evenwel was die van het politiekorps de Ertzaña, bestaande uit een Infanteriedivisie en een gemotoriseerde divisie ( de Igiletua), samen goed voor een 1200 manschappen. Het hoofdkwartier was in Bilbao gevestigd, in het Ibaigana Paleis (vandaag het hoofdkwartier van Atlético de Bilbao).

Toen het Noordelijke Front in handen viel van Franco, was de pret uit: de Ertzaña werd ontbonden. Voor Franco bestond er geen Baskisch politiekorps.

Na de overgang naar democratie (La Transiciόn) werd de Baskische regering hersteld (het "Estatuto de Autonomía de Guernica", 18 december 1979) en werd de erfenis van de Ertzaña van 1936 hertekend, om in 1980 de nieuwe autonome politiemacht van Baskenland te worden: de Ertzaintza (*), nu bestaande uit ongeveer 7.500 manschappen (ertzainak), die worden opgeleid in de Politieacademie in Arkaute (Araba).

Oorsprong

Ez dugu lortu nik amestutako Ertzaintza

"Dat is niet de Ertzaintza waarvan ik droomde"

Samenvatting van een interview, verschenen in de krant "Berria", en vertaald en gepubliceerd

door Karel Sterckx in het maanblad "Meervoud", nr. 117 van mei 2006.

Het eerste stuk van de samenvatting kan u lezen onder de rubriek "Luis Marí Retolaza" hierboven. Dit is het vervolg.

De PNV van die tijd bezat immers mitrailleurs. De partij heeft, tijdens de clandestiene jaren, altijd een vorm van gewapende organisatie gehad. Niet om aanslagen te plegen, maar wel om de partijleden te beschermen. De bedoeling was hen voor te bereiden op een eventuele ordehandhaving na een regimewisseling.

In de laatste Franco-jaren, 1971-1974, kreeg de ordedienst van de PNV de naam Ertzaintza. Om de leden te trainen werden specialisten uit Israel overgebracht. De opleiding vond plaats in de Franse regio "Les Landes". Daar werden vooral de instructeurs opgeleid, die nadien aan nieuwe rekruten de technieken moesten aanleren. De paramilitaire groep fungeerde vooralsnog als ordedienst van de partij. Ze hadden daarvoor wapens, maar volgens Retolaza droegen ze die niet tijdens hun taken.

In 1980 vroeg Lehendakari Carlos Garaikoetxea hem Minister van Veiligheid te worden. Daarop verliet en ontbond Retolaza de partijveiligheidsdienst en richtte hij de "Ertzaintza van de Baskische Autonome Regering" op. Daarvoor deed hij een beroep op de Berozi’s, de veiligheidsdiensten in het toenmalige Baskische Autonome Parlement. Hij wilde de nieuwe groep omvormen tot een bende specialisten, klaar om op eender welk moment in te grijpen. Voor de opleiding deed hij een beroep op trainers van de Britse SAS-diensten, berucht voor hun technieken. Wat de organisatie van de Ertzaintza betreft, liet Retolaza verscheidene systemen onderzoeken: ondermeer de Duitse, Franse, Engelse, Belgische systemen. Maar, allen waren ze te militair gestructureerd. Uiteindelijk koos hij voor het Duitse systeem. In zekere zin, omdat Duitsland uit een strenge dictatuur kwam, zoals Baskenland. De Duitsers gingen daarop helpen om de Ertzaintza te organiseren. Hij wilde van de Ertzaintza een echt Baskisch politiekorps maken. Dat moest waken over de veiligheid van de Basken, en waarin het Baskische volk het volle vertrouwen zou hebben. Hij wilde niet dat een politieke partij de politie zou bevelen, en zolang Re­tolaza minister was, gebeurde dat ook niet. Retolaza wilde ook een volwaardig politiekorps, dat de Spaanse zou ver­vangen.

Maar de realiteit was anders, Spanje liet dat allemaal niet zomaar toe. Er werden chefs van de Spaanse Generale Staf aangesteld als bevelhebbers van de Ertzaintza. Dus, hoewel Retolaza geen al te militaire structuur wilde voor zijn politiekorps, kreeg die wel zo’n structuur. Van Spanje mocht de Ertzaintza evenmin een volwaardig politiekorps worden. Daartoe ontbrak het nodige vertrouwen. De Spaanse ordediensten trokken ook niet weg uit Baskenland.

Twee van de instructeurs en belangrijke personen werden daarna door ETA geëxecuteerd. Daarop verloor Retolaza niet alleen twee vrienden, maar ook zijn droom. hij had gehoopt dat ETA anders zou optreden tegen een Baskisch politiekorps. Het waren aanvankelijk trouwens nationalisten die toetraden tot het corps, Basken. Van zijn droom blijft niet veel over. De huidige Ertzaintza is allerminst wat hij gedroomd had. Retolaza betreurt de wederzijdse aanvallen en beledigingen tussen de Ertzaintza en ETA. “Eén zaak is op te treden tegen hen die buiten de wet opereren, maar iets heel anders zijn de beledigingen vanwege politici en Ertzaintza-chefs. Dat is kwetsen zonder dat het nodig is. Dat is haat kweken waar het niet nodig is. Het is enorm slecht voor het imago van de Ertzaintza”, vertelt Retolaza. Hij is allerminst tevreden over de huidige gang van zaken. De huidige Minister van Veiligheid (Balza, PNV) geeft teveel toespraken her en der, en zoekt teveel confrontatie. Hoewel de Ertzaintza zelf een goed opgeleid korps is, verwacht Retolaza meer. Wat de Ertzaintza nu doet, kan eender welk goed opgeleid korps. Hij wil dat de Baskische politie veel meer probeert om een vertrouwensrelatie met de gewone man en vrouw in de straat te verkrijgen, dat ze het volk veel beter zouden kennen, dat ze veel meer zouden deelnemen in de samenleving. Dat zou veel meer invloed hebben, en het zou de Baskische identiteit meer versterkten. Een groot probleem is dat de Baski­sche Autonome Regering, noch de Ertzaintza, autonome beslissingsmacht heeft op terreinen inzake jus­titie, rechters, gevangenissen en zo­veel meer. Met als gevolg dat de Ertzaintza bevelen van Spaanse rechters moet opvolgen. En dat weegt, volgens Retolaza, zwaar op de rug van de Baskische politie. Een bijkomend probleem is natuurlijk dat als de Ertzaintza zou weigeren op te treden, de Guardia Civil of de Spaanse politie de bevelen dan wel zal volgen. En, dat is wat ze hier niet, of liever niet, willen.

Weinig Baskisch

Een van de problemen die een bron vormen van wantrouwen tussen de Ertzaintza en een deel van de burgers, is het gebrek aan kennis van het Euskara.

In 1998 werd er een plan opgemaakt om de Ertzaintza te ‘verbaskischen’. De bedoeling was, of is, om 41% van de agenten te laten voldoen aan de gevraagde kennis van het Euskara. Het tienjarenplan werd opgedeeld in twee fasen: 1998-2003 en 2003-2008. In de eerste periode zouden minsten 1528 agenten moeten voldoen. Volgens de cijfers voor de eerste periode die de Ertzaintza recent vrij gegeven heeft, zou dat aantal behaald zijn. Voor de tweede periode zouden er minstens 3056 meer Baskisch moeten kennen. Op dit moment kennen slechts 1950 van de 7500 agenten Baskisch.

Dat betekent dat er in de voorbije drie jaar zo'n 400 Baskischsprekende agenten bijgekomen zijn. Een stijging van zo'n kleine 5,6% dus. Ten gevolge van dit magere resultaat zal er hard gewerkt moeten worden in de drie jaren die nog resten. Het aantal agenten dat Euskara kent, zal moeten stijgen met 14%.

Let wel het gaat hier over de "eerste taalvereiste". Dat wil zeggen dat een agent in staat moet zijn om Baskische te spreken. Er is ook de "tweede taalvereiste", maar die is vooralsnog een lege doos. Een deel van de oorzaak van het probleem zit net hier. Het is in eerste instantie de taalvereiste zelf die een probleem geworden is.

De paar keren dat ik met de Ertzaintza in contact gekomen ben, tijdens een verkeer- of alcoholcontrole bijvoorbeeld, heb ik zelf nooit enig probleem ondervonden om Baskisch te praten met de agenten. Dat is misschien toeval, maar het doet me eerder denken dat er gekeken moet worden naar het werkterrein van de agenten.

Zoals al vaak aangehaald is, zijn sommige streken in de Baskische Autonome Gemeenschap bijna totaal eentalig Spaans. Dat neemt uiteraard niet weg dat de Baskische agenten het Euskara niet zouden moeten kennen, maar wel dat, en dat geldt niet enkel voor deze agenten, het er vaak op lijkt dat het Euskara een opgelegde taal is. Om de Ertzaintza te 'verbaskischen' zal er meer moeten gebeuren dan enkel de huidige agenten te vragen Baskisch te leren. Een mogelijkheid is simpelweg bij de aanwerving al te kijken naar de tweetaligheid als profiel.