Getuigenis 2000

Getuigenis uit 2000

TAT heeft voor het jaar 2000 de getuigenis van 78 aanklachten neergeschreven. Wij hebben er lukraak 1 getuigenis uit overgenomen.

Nog geen 24 uur nadat de Mexicaanse regering 2 Etarras (Miguel Santiago Izpura en Josu Gotzon Larrea) die onwettig in Mexico verbleven had uitgewezen, herhaalde zich op 17 januari 2000 hetzelfde voor nog 2 Etarras: Mikel Arrieta Llopis die verdacht werd van de aanslag op ingenieur Ángel Pascual van de kerncentrale van Lemoiz en José Ángel Otxoa de Eribe Landa, die deel zou uitgemaakt hebben van het ETA-commando Araba.

José Ángel Otxoa de Eribe Landa

“Ik, Jose Angel Otxoa de Eribe Landa, geboren te Gasteiz-Vitoria, in Euskal Herria, op 1 maart 1958, zag mij in september 1989 genoodzaakt, als gevolg van de brutale repressie, mijn land te verlaten met bestemming Mexico. Ik leefde er, in het bezit van mijn Spaans paspoort en in het bezit van de nodige Mexicaanse verblijfsvergunningen (Fórmula Migratoria 2 en Fórmula Migratoria 3), en beschikte over een arbeidsvergunning, die ieder jaar moest vernieuwd worden. In januari 2000 werd ik gearresteerd en overgeleverd aan de Spaanse politie.

Ik wil er op wijzen dat ik tijdens mijn verblijf in Mexico 3 maal werd bezocht door agenten van de Servicio de Defensa Nacional (een soort vreemdelingendienst). Dat gebeurde eenmaal op de onderneming S.A. Fandis, waar ik werkte en tweemaal thuis. Bij die drie gelegenheden toonde ik kopieën van mijn paspoort, mijn verblijfs- en arbeidsvergunning. Ook overhandigde ik de nodige documenten voor mijn echtgenote Mª Sol Palacin Barbero en mijn zoon Asier Otxoa de Eribe Palacin. Bij iedere gelegenheid werden foto's van ons genomen.

Op 15 januari 2000 bevond ik mij, samen met Mikel Arrieta Llopis, in het appartement dat wij betrokken in de Calle Monte Alban, toen omstreeks 13:00u een groep personen aanbelde. Wij reageerden niet en de groep trok naar het appartement net onder ons, identificeerden zich als politie en vroegen waar de "españoles" woonden, hoe ze waren, hoe laat ze de woning verlieten en terugkwamen met hoeveel wij waren en of we bezoek kregen. Na een poos keerden ze op hun stappen terug en klopten onafgebroken op de voordeur, die zij uiteindelijk, maar vergeefs, probeerden te forceren. Omstreken 19:00u kwamen zij terug, nu vergezeld van een slotenmaker. Het was een koud kunstje voor hem om onze woning binnen te geraken.

Omstreeks 21:00u, het was al donker, vielen 5 gewapende politieagenten al schreeuwend onze woonst binnen. Wij waren bijzonder zenuwachtig, vertelden dat wij met twee waren en dat wij niet gewapend waren. Wij vroegen ook of ze zijn huiszoekingsbevel hadden. Dat was er blijkbaar teveel aan want op een bedreigende toon schreeuwden ze dat wij beter onze mond zouden houden. Na ongeveer een uur werden wij naar een witte Volkwagen Combi geleid en opgesloten in de laadruimte. Er waren nu drie personen bij ons. Wij moesten onze zakken leegmaken en ik gaf mijn sleutels, mijn portefeuille met 700 dollars en 300 pesos en mijn Spaans paspoort. Wij vroegen wie ze waren en waar ze ons heen brachten, maar hun antwoord was dat we moesten zwijgen. Na een tijdje stopten ze en ik moest overstappen in een donkere Ford. Ik stelde dezelfde vragen en kreeg hetzelfde antwoord.

Iets na 22:00u kwamen wij aan bij een gebouw dat ik herkende als de gebouwen van Immigratiedienst van Iztapalapa. Op de sleutels van mijn appartement na kreeg ik alles terug, nadat een inventaris gemaakt was van de inhoud van mijn portefeuille. Zij merkten een papiertje op met de namen en telefoonnummers van de advocaten Pilar Noriega, Carmen y Humberto. Zij merkten op: “Eens zien hoever je hiermee geraakt”. Er werden foto's van mij gemaakt, ik werd verhoord en weigerde te antwoorden. Ik vroeg om een advocaat en zij antwoordden: “Mañana” (morgen).

Ik werd ik een kleine en vuile cel opgesloten, maar kon er niet slapen omdat het licht er voortdurend brandde. De volgende morgen vroeg ik opnieuw voor een advocaat, maar het antwoord was “later”. Ik weigerde te eten en te drinken en vroeg minstens acht maal naar een advocaat. Ik kreeg uiteindelijk te horen dat ik met niemand mocht praten. Ik werd in een kleine Ford gestopt en ik vreesde dat ik naar de luchthaven zou gebracht worden. Na onze wagen reed nog een wagen, waarin ik Mikel Arrieta Llopis herkende dei mij tekens deed om kalm te blijven. En effectief, wij waren op weg naar de luchthaven, want ik herkende de lanen die wij doorreden. Wij werden er in een afzonderlijke ruimte ondergebracht, voortdurend onder de bewaking van 3 agenten. Na een uur verscheen een persoon, die volgens de Mexicaanse politie van de Spaanse Ambassade was. Hij sprak geen woord.

Met een vliegtuig van Aeromexico werden wij naar Spanje gebracht., begeleid door wel 10 Mexicaanse agenten. De persoon van de Ambassade was niet meer te zien.

Op 17 januari 2000 werden wij aan de Policía Nacional española overgeleverd. Geboeid en begeleid door gemaskerde agenten werden wij naar een bureau van de luchthaven van Madrid gebracht, waar de uitleveringsformulieren ondertekend werden. Na de ondertekening werden wij naar een commissariaat overgebracht, onder de gebruikelijke bedreiging: “Ik heb zin om uw kl... af te rukken. Van af nu zullen wij zien wat er je te wachten staat. Bij ons spreekt iedereen uit biecht. Is het niet na de eerste, niet na de tiende keer, praten wordt er uiteindelijk toch gedaan”. De bedreigingen werden vergezeld van de gebruikelijke slagen.

In het commissariaat werd in in 48 uur aan 6 vreselijke verhoren onderwerpen. Ik werd van alle soorten misdrijven beschuldig op basis van verklaringen die door anderen onder foltering werden afgelegd. Er werden allerlei foto's getoond van personen die zij als lid van ETA beschouwden. Ik weigerde de onterecht beschuldigingen te bevestigen, waarop zij mijn echtgenote te berde brachten. Zij was dus ook gearresteerd en verbleef volgens hen in de kazerne Sansomendi van de Guardia Civil te Gasteiz. Zij zou wel gezongen (bekend) hebben. Opdat ik mij alles zou herinneren, werd ik aan een brutale foltersessie blootgesteld, een verschrikkelijke foltering . Al die tijd weigerde ik te eten omdat ik vreesde dat het voedsel zou vergiftigd zijn. Zij lachten mij vierkant uit, lieten het licht in mijn cel dag en nacht branden, zodat er van slapen niets in huis kwam. Ik was total gedesoriënteerd, wist niet meer hoe laat het was, laat staan welke dag het was.

Na een aantal dagen, hoeveel weet ik echt niet meer, werd ik voor de rechter gebracht. Ik ontkende alle beschuldigingen, maar nu 8 maanden later ben ik nog altijd preventief opgesloten op 400km van Euskal Herria. Ik wacht al die tijd op een proces.

>>>>>>>>