Juridisch dispositief

Het juridische dispositief van Franco's antiterreurmaatregelen

Ley de fugas

De “Ley de fugas” (Wet op het vluchten) is een soort van extra-juridische executie die er in bestaat een vlucht te simuleren voor een gevangene. De gevangene wordt van het ene punt naar het andere gebracht en men zet hem aan, men dwingt hem het op een lopen te zetten. Als de gevangene voldoende afstand heeft afgelegd, wordt er op hem gevuurd, altijd in de rug om meer geloofwaardigheid te scheppen. De moord wordt op deze manier verdoezelt, want men kan zich verdedigen met de “dooddoener” dat de gevangene niet reageerde op de waarschuwing: “Halt, of ik schiet”. Het wettelijke voorwendsel ligt hier voor de hand

De “Ley de fugas” wordt in Spanje voornamelijk geassocieerd met de dictatuur van Franco. En de wet werd gebruikt tegen diegenen die er een ander ideologisch of politiek gedachtegoed op na hielden, afwijkend dus van het nationaal-katholicisme. Vooral diegenen die als gevolg van de juridische procedure niet ter dood veroordeeld werden, waren de slachtoffers.

Iets gelijkaardigs gebeurde ook te Azazeta,, niet gebaseerd op de “Ley de fugas”, maar even doeltreffend.

Na een tijdje wisten de “uitverkoren” gevangenen wat hen te wachten stond en ze zetten het niet meer op een lopen. Geen nood, zij werden toch in de rug geschoten en er werd een vluchtpoging geënsceneerd.

Ley de Responsabilidades Políticas

Met de “Ley de Responsabilidades Políticas”, van 9 februari 1939, dicteerde de eerste Franco-regering (1938-1939) de norm: “Het erkennen van de noodzakelijkheid tot spirituele en materiële reconstructie van het vaderland”. Om dat te bereiken, moesten de schuldigen die meegewerkt hadden aan de subversie, geliquideerd worden. Niet de daders van de staatsgreep van 1936 werden als subversief aanzien, wel diegenen die de wettelijke Republikeinse regering verdedigden. In een adem werd ook de Revolución de Asturias de 1934 er bij betrokken. Wij wensen te onderstrepen dat de politieke verantwoordelijkheid niet alleen beperkt werd tot wie de wapens had opgenomen tegen de rebellen van Franco, maar ook tot wie op de een of andere manier hulp geboden had. Baskisch nationalist of communist zijn, was al voldoende.

De retroactiviteit van de straffen was een karakteristiek element van deze norm en al wie niet tijdig kon vluchten, werd er slachtoffer van. De opgelegde straffen waren bijzonder zwaar: jarenlange detenties, dwangarbeid tussen de 10 en 30 jaar, ontzetting uit de burgerrechten, tot zelfs de doodstraf. De “Ley de Responsabilidades Políticas” was een compleet repressie-instrument (de 'Witte Terreur' genoemd), uitgewerkt door het Franquistische Spanje, dat standhield tot de amnestiemaatregel van 1969 werd afgekondigd ( (Decreto-Ley 10/1969). Zelfs nadien bleef de ontzetting uit de burgerrechten en allerlei verbodsbepalingen (geen recht op werk bij openbare diensten...) bestaan tot aan de dood van de dictator in 1975.

Ley para la Represión de la Masonería y el Comunismo

Op 1 maart 1940 kwam de “Ley para la Represión de la Masonería y el Comunismo” in voege. In artikel 12 van die wet wordt ook de oprichting van een uitzonderingsrechtbank voorzien: “Tribunal Especial para la Represión de la Masonería y el Comunismo”. De straffen die er uitgesproken werden schommelden van inbeslagname van goederen en eigendommen tot lange gevangenisstraffen: 20 à 30 jaar voor de hoofdverantwoordelijken en 12 à 20 jaar voor de medewerkers. De veroordeelden werden automatisch uitgesloten van om het even welke betrekking in de openbare sector.

De uitzonderingsrechtbank “Tribunal Especial para la Represión de la Masonería y el Comunismo” werd op 8 februari 1963 gesupprimeerd, maar onmiddellijk vervangen door een andere uitzonderingsrechtbank “Tribunal de Orden Público”, die op zijn beurt in 1977 vervangen werd door de democratische (?) uitzonderingsrechtbank “Audiencia Nacional”.

De archieven van de “Tribunal Especial para la Represión de la Masonería y el Comunismo”worden bewaard in het “Archivo General de la Guerra Civil Española” (Algemeen Archief van de Spaanse Burgeroorlog) gevestigd in Salamanca. De informatie is op vandaag publiek toegankelijk en men er de veroordelingen van o.a. “ delitos de masonería” (misdrijven van vrijmetselarij) raadplegen.

Following the military coup of 1936, many Freemasons trapped in areas under Nationalist control were arrested and summarily killed, along with members of left wing parties and trade unionists. It was reported that Masons were shot, tortured and murdered by organized death squads in every town in Spain. At this time one of the most rabid opponents ofFreemasonry, Father Jean Tusquets, began to work for the Nationalists with the task of exposing masons. One of his close associates was Franco’s personal chaplain, and over the next two years, these two men assembled a huge index of 80,000 suspected masons, even though there were little more than 5,000 masons in Spain. The results were horrific. Among other countless crimes, the lodge building in Cordoba was burnt, the masonic temple in Santa Cruz, Tenerife, was confiscated and transformed into the headquarters of the Falange, and another was shelled by artillery. In Salamanca thirty members of one lodge were shot, including a priest. Similar atrocities occurred across the country: fifteen masons were shot in Logrono, seventeen in Ceuta, thirty-three in Algeciras, and thirty in Valladolid, among them the Civil Governor. Few towns escaped the carnage as Freemasons in Lugo, Zamora, Cadiz and Granada were brutally rounded up and shot, and in Seville, the entire membership of several lodges were butchered. The slightest suspicion of being a mason was often enough to earn a place in a firing squad, and the blood-letting was so fierce that, reportedly, some masons were even hurled into working engines of steam trains. By 16 December 1937, according to the annual masonic assembly held in Madrid, all masons that had not escaped from the areas under nationalist control had been murdered.

After the victory of dictator General Francisco Franco, Freemasonry was officially outlawed in Spain on 2 March 1940. Being a mason was automatically punishable by a minimum jail term of 12 years. Masons of the 18º and above were deemed guilty of ‘Aggravated Circumstances’, and usually faced the death penalty.

According to Francoists, the Republican Regime which Franco overthrew had a strong Masonic presence. In reality Spanish Masons were present in all sectors of politics and the armed forces. At least four of the Generals who supported Franco's rebellion were Masons, although many lodges contained fervent but generally conservative Republicans. Freemasonry was formally outlawed in the Law for the Repression of Freemasonry and Communism. After Franco's decree outlawing masonry, Franco's supporters were given two months to resign from any lodge they might be a member of. Many masons chose to go into exile instead, including prominent monarchists who had whole-heartedly supported the Nationalist rebellion in 1936. The common components in Spanish Masonry seems to have been upper or middle class conservative liberalism and strong anti-clericism.

The Law for the Repression of Freemasonry and Communism was not abrogated until 1963. References to a "Judeo-Masonic plot" are a standard component of Francoist speeches and propaganda and reveal the intense and paranoid obsession of the dictator with masonry. Franco produced at least 49 pseudonymous anti-masonic magazine articles and an anti-masonic book during his lifetime”.

Ley de Seguridad del Estado

De “Ley de Seguridad Interior del Estado”, de wet op de binnenlandse veiligheid, sanctioneert in artikel 6,B de belediging, de smaad en de laster tegen autoriteiten van de staat: de president van de republiek, de ministers, de commandanten van de gewapende strijdkrachten, de “Contralor General” (hij die controleert of de grondwet door de regering wordt nageleefd) en de magistraten van het Hooggerechtshof. De logica die hierachter schuilgaat is niet alleen dat zij de voornaamste gezagsdragers zijn, maar vooral omdat zij hetzelfde instituut, de “Movimiento Nacional” belichamen.

Ley de Orden Público

De "Ley de Orden Público" van 1959 maakte het mogelijk rechtsvervolging wegens terrorisme aan te spannen tegen groepen of organisaties met een min of meer permanent karakter. De wet liet de politie toe een resem aan bevelen, verboden en ter beschikking stelling te lanceren tegen particulieren die behulpzaam waren of medewerkten met die organisaties. Bepaalde auteurs in strafrecht bestempelden de wet als de uitbreiding van de staat van beleg over het hele grondgebied, want alle rechten en vrijheden werden geconditioneerd, beperkt of geannuleerd.