Gernika in woord en beeld

Wat vooraf ging

In de zomer van 1936 was het grootste gedeelte van Gipuzkoa al in handen gevallen van de rebelerende opstandelingen van Franco. In het gebied dat we nu bespreken was generaal Emilio Mola Vidal de hoogste militaire leider. Vanaf oktober 1936 tot 31 maart 1937 groepeerde het rebelerende leger het merendeel van de troepen rondom Madrid, om de stad te veroveren op het wettige republikeinse leger. “La toma de Madrid”, de val van Madrid werd een vernederende mislukking. Op 31 maart 1937 bombardeerden Italiaanse vliegtuigen het stadje Durango, en begon het offensief tegen Bizkaia. (Foto' van het bombardement op Durango).

De montes (bergen) Intxortas, bestaande uit Intxorta Haundi, Intxorta Txiki en Gaztelu, was de laatste plaats waar het front doorbroken werd in de opmars naar Bizkaia. De gevechten waren er hevig en de verliezen liepen hoog op. De aanval begon op 20 april 1937 en de gudaris (Baskische soldaten), die de montes (bergen) Intxortas verdedigden, zagen de rebelerende troepen alsmaar dichterbij komen, en moesten zich terugtrekken. Het overwicht van het gestructureerde en gedisciplineerde leger van Franco, met beroepsmilitairen, was voor de zwak uitgeruste vrijwillige gudaris te groot. In de nacht van 23 op 24 april 1937 viel Elgeta.

“Itxortako atea”, monument voor de gesneuvelde gudaris (Baskische soldaten) die de Republiek verdedigden ter hoogte van de bergen van de montes (bergen) Intxortas

Na de val van de Intxortas en de sector rondom Elgeta waren de opstandelingen van Franco er in geslaagd de wurggreep nog wat te verstevigen. Durango, Berriz en Eibar zouden een paar dagen later vallen en bezet worden. Als gevolg van deze toestand, de opmars van de opstandelingen en het terugplooien van de Baskische troepen, ontvluchtten steeds meer mensen het de frontlinie en het bezette gebied en trokken naar Gernika, op ongeveer 25km van de frontlijn. Gernika was een belangrijk verbindingspunt tussen de frontlijn en de verdedigingslijn “Cinturón de hierro” die rondom Bilbao was aangelegd.

Klik op de foto's om te vergroten

26 april 1937

Gernika telde iets meer dan 5.500 geregistreerde inwoners, en hoewel een deel van de bevolking gemobiliseerd was om Baskische milities te vormen, werd dit aantal door de omstandigheden ver overtroffen. Vluchtelingen die de frontlijn probeerden te vermijden, deden het inwonersaantal oplopen tot ongeveer 7.500.

Op 26 april 1937 was er marktdag in Gernika en, ondanks een verbod op het laatste moment, waren heel wat inwoners en dorpelingen uit de omgeving toegestroomd op de traditionele marktdag op maandag.

Wat niemand ooit had durven vermoeden, stond toch te gebeuren. De hoogste militaire leiders van het opstandige leger besloten de strategie van het bombarderen van doelwitten in de achterhoede te continueren, en de stad Gernika aan te vallen, om zo de communicatielijn tussen de frontlinie en de “ijzeren verdedigingsgordel” van Bilbao af te snijden. Volgens de oorspronkelijke orders die de opstandige militaire leiding uitvaardigde, zou alleen de Puente de Rentería bestookt worden.

Een andere mogelijkheid had ook het bestoken van de kleine wapenfabriek kunnen zijn, die gelegen was in de industriële zone ten zuiden van de stad.

Op het ogenblik van de aanval waren nog slechts 3 bataljons met gudaris gelegerd in de stad: het bataljon “Loioa” in het Convento (klooster) de Santa Cara, het bataljon “Cándido Saseta” in het Convento de Carmelitas en het bataljon “Gernikako Arbola” in een instituut in de stad.

Het begin van de aanval

Omstreeks 16:30u begonnen de sirenes te loeien. Er verscheen een eerste vliegtuig, een Duits tweemotorig toestel Dornier-DO17, dat een aantal bommen losgooide. Het toestel vloog 2 maal boven de stad, loste een dozijn bommen van 50kg, waarbij de Iglesia (kerk) de San Juan en de zone van de Paseo de los Tilos geraakt werden.

Na 15 minuten werd een tweede aanvalsgolf ingezet. Drie vliegtuigen vlogen eenmalig, in driehoeksvorm en op lage hoogte (3.800m): drie Italiaanse Savoie-79. Zij dropten 36 bommen van 50kg, die volgens een rapport van de “Aviazione Legionaria” hun doel, de Puente de Rentería, misten omwille van de hevige wind. Een van de bommen raakte wel de zetel van Izquierda Republicana.

Aan de horizon wordt omstreeks 17:00u een Duits vliegtuig Heinkel-H111 waargenomen. Er worden verscheidene bommen van 250kg gedropt. Ongeveer driekwartier later komt er nog een Duitse Heinkel-H111 opdagen, geëscorteerd door 5 Italiaanse jagers Fiat CR-32, die de zone waar de Puente de Rentería ligt, onder vuur neemt. Tot op dat ogenblik was de schade wel belangrijk, maar niet catastrofaal, omdat er bommen gebruikt werden die enkel geschikt waren om concrete doelwitten te bestoken, zoals de brug over de rivier Oca.

Het massieve bombardement

Van af dat ogenblik begon het systematische en massieve bombardement van Gernika, dat meer dan 3 uur zou duren. De vernietiging van Gernika is het werk van het Duitse “Legión Cóndor”, Condorlegioen en de Italiaanse luchtmacht, die de orders van het Franquistische leger uitvoerden. Deze allesvernietigende militaire tactiek, de totale oorlog, werd dus voor het eerst uitgeprobeerd op Gernika, een stadje zonder de minste strategische waarde.

Omstreeks 18:00u werd de meest harde fase van het bombardement ingezet. Na een paar minuten stilte, volgend op de aanval van de Duitse Heinkel-H111 opdagen, geëscorteerd door 5 Italiaanse jagers Fiat CR-32 en 5 Duitse Messersmitt Bf-109, loeiden de alarmsirenes weer op volle kracht. Aan de horizon werden 3 escadrilles bommenwerpers Junker Ju-52 opgemerkt. In totaal 19 bommenwerpers dropten 20 ton bommen over Gernika, waarvan ¼ brandbommen waren, verantwoordelijke voor de allesverwoestende branden achteraf.

Het mitrailleren

Na het intense bombardement vlogen de Italiaanse en de Duitse jachtvliegtuigen op lage hoogte verscheidene malen over de stad en bestookten de inwoners, die voor de bommen aan het vluchten waren, met machinegeweren.

Omstreeks 19:30u werden de sirenes van het luchtafweergeschut stopgezet. De luchtaanval had ongeveerd 3 uur geduurd. Een groot deel van de gebouwen in de stad stonden in lichterlaaie als gevolg van de brandbommen van de Junkers Ju-52. Vooral het centrum van de stad en de straten die parallel liepen met de spoorweg waren het meest getroffen.

Ondanks de komst van de brandweer uit Bilbao breidde het vuur zich bijzonder snel uit, aangewakkerd door een sterke wind die in de uren na de aanval kwam opzetten. De brandbommen werden omwille van hun geringe gewicht over een uitgebreide zone verspreid. Op de kaart hieronder kan u de totaal verwoeste huizen (271 of 74%) zien, in het rood aangeduid, en de beschadigde huizen, in het bruin aangeduid. Slechts 1% van alle gebouwen in de stad bleven intact, waaronder de Casa de Juntas met de Eik van Gernika, symbool van vrijheid voor de Basken, en het kleine wapenfabriekje. Ook de Puente de Rentería, het oorspronkelijke enige (?) doelwit, bleef intact.

Gernika is gevallen

De opstandige troepen trokken Gernika binnen drie dagen na het bombardement. Het contingent Franquistische militairen was samengesteld uit Italianen, Duitsers, Moren en de Requeté. Veel mensen waren al gevlucht uit een terechte vrees voor represailles, vooral diegenen die bekend stonden als republikein of Baskisch nationalist. De eerste dagen deelden de soldaten nog voedsel uit, maar na enige tijd werd het gebrek aan voedsel voelbaar en werd rantsoenering ingesteld. De Moorse troepen werden op diverse plaatsen in de stad ingekwartierd, o.a. in de Iglesia de Santa María, en de vrouwen uit Gernika werden verplicht hun vuilnis op te ruimen, wat een spoor van blijvende vernedering achterliet.

De vlugge verspreiding van de gebeurtenissen op 26 april 1937 waren al van af het begin onderwerp van controverse. Directe getuigen en personaliteiten van de Regering van Euskadi stelden alles in het werk om de verwoestende betrokkenheid van het Franquistische leger en het Duitse Legioen wereldwijd bekend te maken.

"Voor God en voor de geschiedenis, die ons zullen oordelen, bevestig ik dat, gedurende 3 en een half uur, Duitse bommenwerpers met een ongekende wreedheid en razernij de weerloze inwoners van de stad Gernika hebben gebombardeerd, de historische stad hebben gereduceerd tot as, vrouwen en kinderen die op de vlucht sloegen voor de terreur hebben gemitrailleerd.”

José Antonio Aguirre. Presidente del Gobierno de Euzkadi.

Het bericht verscheen in de voornaamste Europese media, dankzij de snelle reactie van een paar journalisten, o.a. George Steer.

"De verklaring gepubliceerd door Salamanca (op dat moment de zetel van Franco) als zou Gernika door “roden” zijn in brand gestoken en verwoest, is absoluut vals. De avond van de verwoesting heb ik persoonlijk met 20 vluchtelingen gesproken. Met uitzondering van het aantal vliegtuigen dat had deelgenomen (de aantallen variëren), zijn alle getuigenissen eensluidend over de details. [...] De evidentie dat Gernika werd verwoest door vliegtuigen wordt door het volgende aangetoond: in heel de stad en bij de weinige huizen die nog overeind bleven, waren ontelbare inslagen van bommen te zien. Inslagen die op het middaguur, toen ik in de stad zelf was, niet te zien waren. Samen met een andere journalist ontdekten wij 3 niet geëxplodeerde Duitse bommen (met datum 1936), en het mag duidelijk zijn dat die bommen zich niet verstopten voor de “roden” die op weg waren de stad in brand te steken. Het mag duidelijk zijn dat de “roden” geen enkele intentie hadden om brand te stichten, want een massa vrouwen en kinderen, onder wie wellicht familieleden, hadden zich in de huizen verstopt. Ik was tot 01:30u in Gernika, en op geen enkele plaats rook het naar petroleum.”

George Steer, “The Times”, 6 mei 1937

De rebellen, het opstandige leger van Franco, hebben nooit hun verantwoordelijkheid willen toegeven. Integendeel, zij verdraaiden de bewijzen en gebruikten de Franquistische pers om de republikeinen, “rojos-separatistas”, (roden, separatisten) te beschuldigen de stad te hebben in brand gestoken toen zij zich terugtrokken van de frontlinie. Tot op de dag van vandaag is het Spaanse leger blijven volhouden dat zij met de verwoesting niets te maken hebben.

"Aguirre liegt!. Wij hebben altijd Gernika gerespecteerd, zoals wij alles wat Spaans is respecteren”.

Francisco Franco.

Gedurende de eerste jaren van het Franquisme werd de heropbouw van de stad aangevat. Hiervoor werd hoofdzakelijk beroep gedaan op onbetaalde politieke gevangenen, die gelogeerd werden in het college van de Paters Augustijnen, en op vrije betaalde werkkrachten. De werkzaamheden zouden 5 jaar duren, en paradoxaal genoeg werd de verantwoordelijke voor de verwoesting, Francisco Franco, door het toenmalige Franquistische bestuur van de stad benoemd tot “hijo adoptivo”, aangenomen kind, van Gernika.

Het Franquisme stelde een bijzonder harde ideologische en culturele repressie in, nieuwe (Spaanse) normen werden opgedrongen, verklikking was aan de orde van de dag en niemand ontsnapte aan het nauwgezette oog van de Guardia Civil. Angst, wantrouwen en achterdocht werden de slagzinnen van een duistere toekomst.

Maar ondanks alles, ondanks de 40-jarige dictatuur, bleef Gernika het symbool van de vrijheid voor de Basken, en in 1964 verzamelden tussen de 30.000 en de 60.000 personen (afhankelijk van de bron) voor de Eik van Gernika tijdens de viering van de Aberri Eguna. De viering was in het geheim voorbereid en verraste de Franquistische politie.

Bron: EiTB