Ikastolas

De Baskische school

Een Ikastola is een school waar het onderwijs integraal in het Euskara (het Baskisch) plaatsvindt. Ikastolas vinden we terug in Hegoalde (Spaans-Baskenland), gedeeltelijk in Nafarroa (Navarra) en in Iparralde (Frans-Baskenland). In Euskadi is het merendeel van de Ikastolas geïntegreerd in het publieke onderwijsnet.

In de Comunidad Foral de Navarra is een “zonificación territorial lingüística” (vastleggen van een territoriale zone voor taalgebruik) van kracht die de Ikastolas regionaal verdeeld. Alleen in de ‘vascofone’ en de gemengde zone zijn de Ikastolas geïntegreerd in het publieke onderwijssysteem, op basis van het co-officiële taalstatuut samen met het castellano (Spaans). In de derde zone zijn de Ikastolas het resultaat van privé-initiatieven. In deze laatste zone en een stuk van de gemengde zone, worden de Ikastolas beschouwd als “alegaal” (niet in de wet voorzien) door de regering van Navarra.

Ley Foral 18/1986

15 december 1986

Artículo 2.

1. Het Castilliaans en het Vascuence (Euskara) zijn de twee eigen talen in Navarra en hierdoor hebben alle burgers het recht ze te kennen en te gebruiken

2. Het Castilliaans is de officiële taal in Navarra. Het Vascuence is dat ook inzoverre het beantwoord aan de voorziene termen in artikel 9 van de “Ley Orgánica de Reintegración y Amejoramiento del Régimen Foral de Navarra” en aan de “Ley Foral”. Artikel 9 preciseert inderdaad dat het Vascuence ook een officiële taal is, maar dan alleen in de “ zonas vascoparlantes”, de zones waar het Euskara gesproken wordt. En die zones zijn gedefinieerd in artikel 5:

a. Een vascofone zone (vascoparlantes), met volgende gemeenten: Abaurrea Alta, Abaurrea Baja, Alsasua, Anue, Araiz, Aranaz, Arano, Araquil, Arbizu, Areso, Aria, Arive, Arruazu, Becaicoa, Basaburua Mayor, Baztan, Bertizarana, Betelu, Burguete, Ciordia, Donamaria, Echalar, Echarri Aranaz, Elgorriaga, Erasun, Ergoyena, Erro, Esteribar, Ezcurra, Garayoa, Garralda, Goizueta, Huarte Araquil, Imoz, Irañeta, Ituren, Iturmendi, Labayen, Lacunza, Lanz, Larraun, Leiza, Lesaca, Oiz, Olazagutia, Orbaiceta, Orbará, Roncesvalles, Saldias, Santesteban, Sumbilla, Ulzama, Urdax, Urdiain, Urroz de Santesteban, Valcarlos, Vera de Bidasoa, Villanueva, Yanci, Zubieta y Zugarramurdi.

b. Een gemengde zone, met volgende gemeenten: Abarzuza, Ansoain, Aoiz, Arce, Atez, Barañain, Burgui, Burlada, Ciriza, Cizur, Echarri, Echauri, Egues, Ezcaroz, Esparza, Estella, Ezcabarte, Garde, Goñi, Guesa, Guesalaz, Huarte, Isaba, Iza, Izalzu, Jaurrieta, Juslapeña, Lezaun, Lizoain, Ochagavia, Odieta, Olaibar, Olza, Ollo, Oronz, Oroz Betelu, Pamplona, Puente la Reina, Roncal, Salinas de Oro, Sarries, Urzainqui, Uztarroz, Vidangoz, Vidaurreta, Villava, Yerri y Zabalza.

c. Een non-vascofone zone, de rest van de gemeenten.

In Iparralde (Frans-Baskenland) wordt het Euskara niet als officiële taal erkend, net zo min als andere minderheidstalen, bv. Bretoens, hoewel onderwijs in de Ikastolas wordt getolereerd. De Ikastolas van deze regio zijn verenigd in de organisatie “Seaska”, en de leraars krijgen een wedde van het Ministerie van Onderwijs. Het oprichten van de gebouwen, het onderhoud, de uitrusting en het didactische materiaal moet bekostigd worden door ouders en sympathisanten.

Het begin van de Ikastola

Het verlangen om het Euskara in het lager onderwijs in te voeren was frequent in de 18de eeuw, maar pas in de 19de eeuw kunnen we spreken van een paar noemenswaardige feiten.

Agustín Paskual Iturriaga schreef in het begin van die eeuw een paar boeken in het Euskara uitsluitend voor kinderen, en schreef interessante ideeën neer over de problemen van het Baskische onderwijs: “Diálogos basco-castellanos para las escuelas de primeras letras de Guipúzcoa” (1842).

Sabino Arana Goiri publiceerde in 1897 “Umiaren lenengo aizkidia”, een boekje voor kinderen met meer symbolische dan pedagogische waarde.

Omstreeks 1896-1897 stichtte Resurrección M.ª de Azkue in Bilbao het “Colegio Ikastechea”, met lager onderwijs exclusief voor jongens die zowel Castilliaans als Euskara spraken. De lessen werden niet in het Euskara gegeven, maar handelden over de taal

Het jaar 1914 vertegenwoordigde een sleutelmoment in de geschiedenis van de Ikastolas. Dit jaar stichtte Miguel de Muñoa in San Sebastián de eerste Ikastola “Koru'ko Andre Maria'ren Ikastetxea”, waar het onderricht volledig in het Euskara verliep.

De vooroorlogse Ikastola

Tussen 1918 en 1936 werd onder de vleugels van de SEV-Sociedad de Estudios Vascos (genootschap voor Baskische studies) een belangrijke inbreng geleverd om een minimale infrastructuur te voorzien die voldeed aan de wensen van onderwijs in het Euskara voor jongeren: het opmaken van schoolse teksten, organisatie van opleidingscursussen voor leraars, middelen voorzien om een wettelijke ordening te bekomen voor de inplanting van tweetalig onderwijs (door Spanje nooit toegekend). Het model van de Ikastola van Muñoa werd door veel andere gemeenten overgenomen: Tolosa (1921), Rentería (1928), Placencia (1932), Bergara (1932), Pamplona (1932), Estella (1932), Gasteiz (1933) en Elizondo (1935). In die jaren 30 volgden ook Oñate, Segura, Irura en Andoain, allemaal in Gipuzkoa, dit voorbeeld. In 1932 werd in Bilbao de Eusko Ikastola Batza (Federación de Escuelas Vascas), opgericht, onder de auspiciën van de vrouwelijke vleugel van de PNV en de jongerenvleugel, Eusko Gaztedi. De fundamentele karakteristieken waren: volks, open voor alle klassen uit maatschappij, onverkort Baskisch en christelijk en open voor de nieuwste pedagogische stromingen (Decroly en Montessori). In 1936 was het “instituut Ikastola” over het hele Baskenland verspreid.

Dan kwam de burgeroorlog en Franco. De Ikastolas werden met tak en wortel uitgeroeid, het Euskara werd verboden, onnoemlijk veel leerkrachten moesten op de vlucht in ballingschap (onder hen ook Miguel de Muñoa), om nooit meer terug te keren. Wie niet vluchtte, werd gearresteerd en opgesloten of nog erger gefusilleerd. Ook erg jonge kinderen kregen het zwaar te verduren.

Als in de Baskische scholen

het nationaalkatholicisme heerst

Op 29 juli 2006 verschijnt van de hand van Hilario Murua, licentiaat pedagogie en doctor in de Opvoedkunde aan de Baskische universiteit, een werk van 800 pagina’s over het onderwijs tijdens de Francodictatuur: “El magisterio y la enseñanza primaria en Gipuzkoa, 1935-1975

Met de staatsgreep van Franco werden de dorpsscholen plots Nationale Scholen waar het nationaalkatholicisme de richtlijn was (Escuelas Rurales werden Escuelas Nacionales). De eerste maatregel die Franco doorvoerde was de nieuwe economische schikking in de Baskische provincies Araba, Bizkaia en Gipuzkoa, de zogenoemde verradersprovincies”. Hierdoor boetten de deputaties geweldig in aan economische macht en daarvan was het onderwijs het eerste slachtoffer. Maar op de eerste plaats diende het Euskara uitgeroeid te worden. Kinderen die betrapt werden op het spreken van Baskisch kregen een ring (‘el anillo’) die moest doorgegeven worden als iemand anders werd betrapt.

Wie de ring op het einde van de dag of op het einde van de week in zijn bezit had, kreeg zweepslagen of stokslagen in de handpalmen, soms een geldboete of een andere sanctie, zoals het poetsen van de klas! Het gaat hier over kinderen jonger dan 11 jaar!

Het merendeel van de Republikeinse onderwijzers en leraren werd gefusilleerd. De “depuración” of uitzuivering was één van de obsessies van de Franquisten.

Pastoors liepen soms openlijk met een revolver rond en meer dan eens namen ze deel aan de fusillades. Wie hieraan ontsnapte werd “uitgezuiverd” (gefusilleerd) of, degenen die meer geluk hadden, werden het land uitgewezen. Meteen na de oorlog werd Baskenland overspoeld door militairen die amper gestudeerd hadden. Het onderwijzende personeel dat vanuit Burgos, Logroño, Valladolid of Zaragoza kwam, was boven de 50 jaar en had van onderwijspedagogie niet veel kaas gegeten. Om de baan te krijgen was het voldoende “tijdens de Rode Dictatuur” (de 2de Republiek van 1931 tot 1936) vastgezeten te hebben, weduwe of weduwnaar te zijn van een “door de Roden gefusilleerde”, vrijwilliger geweest te zijn in het Legioen of “gedeserteerd te zijn naar de overkant” of “ouder van een groot gezin te zijn”, eerder dan iets af te weten van pedagogie of onderwijs. Ze werden erg slecht betaald en gemiddeld kreeg een Guardia Civil, een politieman of een andere ambtenaar een derde méér betaald. In 1965 kreeg een onderwijzer 303 peseta’s terwijl voor de huur van een woning 2.500 peseta’s moest betaald worden. Tot hun verbijstering stelden ze vast dat de kinderen in de Baskische dorpen geen Spaans spraken! Een verordening van 7 december 1936 verplichtte binnen de 48 uren alle berichten, aankondigingen of affiches met de letters “k”, “tx” of “b” (in plaats van de als “b” uitgesproken letter “v”) te verwijderen op boete van 500 peseta’s. De 3 kleuren van de Ikurriña mochten niet gecombineerd worden en Baskische voornamen bestonden niet meer. Tot de nieuwe vakken hoorde de “vorming in de nationale burgerzin”. In de klassen moesten naast het schoolbord foto’s van Franco, van José Antonio Primo de Rivera (oprichter van de fascistische Falange), van de Maagd Maria en de nodige kruisbeelden hangen. En op een goed zichtbare plaats mocht uiteraard de Spaanse vlag niet ontbreken.

Toen een aantal priesters een manifest schreef ten voordele van de Baskische Taal werden ze gestraft (gevangenis van Zamora). Dit gebeurde in … 1970!

Ook voor de vrouwen had het nationaalkatholicisme wat in petto: “Dios, patria, hogar”, God, vaderland en haard! Vrouwen aan de haard. Wie toch wilde studeren, moest het grootste deel van de tijd ten dienste staan van de “Servicio Social”, een soort sociale dienst die alleen de “goeden” ter hulp snelde. Zo niet mochten de studies vergeten worden, werd geen rijbewijs afgeleverd en mocht er in geen enkel centrum gewerkt worden.

Verhelderend is ook de verklaring van José Permatín, één van de ideologen van het nieuwe regime en aureur van het in 1938 verschenen werk: “Qué es lo nuevo…”.

Zegt Permatín: ”De Spaanse nationaliteit is gebaseerd op het katholieke ideaal en het fascisme is de fusie tussen Staat en Natie; als gevolg hiervan moet Spanje, als het nationaal wil zijn, ook fascistisch zijn”. Commentaar overbodig!

Bron: blog “gernika.wordpress.com”

De clandistiene Ikastola: Elbira Zipitria

Bidegileak = de pioniers

De Spaanse Burgeroorlog was nefast voor het onderwijs in het Euskara. Alle Ikastolas verdwenen, zodat ouders zich verplicht zagen thuis hun kinderen de taal aan te leren. Maar dat was louter improvisatie.

Toen kwam Elbira Zipitria (1906-1982) terug uit ballingschap vanuit Sare in Iparralde, een ex-medewerkster uit de Ikastola van Muñoa. Het was een energieke dame, met persoonlijkheid en sterk geïdentificeerd met het instituut Ikastola. In 1943 hervatte zij, met een groep ouders, het onderwijs in het Euskara, en richtte een kleine in bij één van de “gecompromitteerde” ouders in Donostia-San Sebastián. Het is overbodig te wijzen op de clandestiniteit en het precaire van deze onderneming. Al vlug stelde Elbira Zipitria haar eigen ruimere huis, in de Parte Vieja, ter beschikking. Omwille van het grote gevaar werden maximum 10 leerlingen per keer toegelaten (2 uur aan één stuk). De rest van de tijd werd opgevuld met lessen Frans (gegeven door Felitxu Eraso) en andere vrije activiteiten. Als gevolg van dit voorbeeld werden in de jaren 50 meerdere nieuwe clandestiene schooltjes geopend in San Sebastián. Later ook nog in Bilbao (1957), in Pamplona (1963), in Vitoria (1966) en in Lapurdi-Labourd (1969).

De taal werd gecultiveerd door middel van liederen, poëzie, verhalen, fabels… afkomstig uit de rijke folklore van het land of uit werken van schrijvers als Nikolas Ormaetxea "Orixe" (1888-1961) of Joxe Mari Agirre "Xabier Lizardi" (1896-1933).

Socio-politieke karakteristieken

Tussen 1960 en 1976 konden wij een grote uitbreiding meemaken van de Ikastola over het gehele Baskische grondgebied. Dit fenomeen had te maken socio-politieke karakteristieken:

    • een belangrijk proces van industrialisering en urbanisatie

    • hogere inkomsten en dus de mogelijkheid om eigen onderwijs in te richten

    • een groeiend politiek bewustzijn

    • ouders die kwaliteitsonderricht wilden in de eigen moedertaal

    • een professoraat dat heilig overtuigd was van de pedagogische eigenschappen van onderwijs in eigen taal

De voornaamste drie elementen die fundamenteel waren voor de uitbreiding, waren taal, nationalistisch bewustzijn en financiële middelen.

Jesus Atxa Agirre

+23 oktober 2007

Jesus Atxa overleed op 23 oktober 2007 in Iruñea-Pamplona op 87-jarige leeftijd. Hij was erelid van de Euskaltzaindia (La Real Academia de la Lengua Vasca).

Hij is geboren in Aretxabaleta op 28 mei 1920, en wijdde zijn hele leven aan het Euskara en de Ikastolas. Atxa was de drijvende kracht achter de beweging ten gunste van de Ikastolas in Nafarroa-Navarra en directeur van de Ikastola San Fermín tussen 1970 en 1984, het jaar waarin hij op pensioen gesteld werd. Hij nam ook deel aan de oprichting van Ikastolas in Bizkaia en Gipuzkoa.

Na zijn studies in Aretxabaleta, schreef hij zich op 14-jarige leeftijd in op het Jezuïetencollege van Durango. Na twee jaar emigreerde hij, als gevolg van de burgeroorlog, naar België en later naar Venezuela en Colombia, waar hij “Letteren, Wijsbegeerte en Pedagogie” studeerde. In 1945 keerde hij terug naar Euskal Herria.

Vanaf 1960 drukte hij zijn stempel op de Baskische culturele gemeenschap. Hij werd directeur van “Edili” (uitgeverij), schreef bijdragen voor het blad “Zeruko Argia’’, en was één van de oprichters van de Ikastola van Aretxabaleta. Hij zette ook zijn schouders onder het project van de boekenbeurs van Durango. Vanaf 1977 maakte hij werk van de “Federación de Ikastolas’ (federatie van Ikastolas) in Navarra.

Evolutie van het leerlingenaantal

Bron: SIADECO (Sozio-Ekonomi Ikerketa Elkartea).

De taal van de ouders

Het feit dat de ouders voor het merendeel Basken van geboorte waren, betekende nog niet dat zij allemaal het Euskara machtig waren. Dit geeft al een richting aan over de talenkennis van hun kinderen. Het niveau van kennis wordt in onderstaande tabel uitgedrukt:

Bron: SIADECO. (A = Alava / B = Bizkaia / G = Gipuzkoa / N = Navarra)

Er kan hieruit afgeleid worden dat de “vascofone families” zich hoofdzakelijk in Gipuzkoa bevonden, terwijl de kennis van het Euskara in Araba-Álava en Nafarroa-Navarra eerder aan de lage kant lag. In beide provincies hebben de machthebbers zich altijd aangeschurkt bij Madrid. Bizkaia volgt Gipuzkoa op de voet, hoewel nog een 15% lager. Een korte analyse leert ons dat 43% van zowel de vaders, als de moeders, het Euskara machtig waren en 57% er geen of onvoldoende kennis van hadden.

De vorming van de leerkrachten

Tijdens de jaren van grote uitbreiding stelde zich het dringende probleem van voldoende leerkrachten. Op dit op te vangen werd de figuur van de "andereño laguntzaile" in het leven geroepen: jonge vrouwen die assisteerden bij de volwaardige leerkrachten. Hun werkzaamheden, onder de leiding van een ervaren en gediplomeerde andereño (jonge vrouw), werden beperkt tot de opleiding van kleuters afkomstig uit hun eigen dorp. Uiteraard werkte die aanpak de legalisatie van de Ikastolas niet in de hand, maar aan de andere kant was dit de enige oplossing om niet totaal te verdwijnen.

Vanaf 1975 volgde dan een meer positieve evolutie: de incorporatie van mannelijke gediplomeerde leerkrachten (In 1966 werd de groep "Gordailu" opgericht, een groep professoren die zouden instaan de vorming van leerkrachten en pedagogische onderricht. In 1968 werden ook, via de “Federación de Ikastolas”, gelijkaardige initiatieven genomen).

De leerkrachten werkten gedurende jaren zonder eigen vereniging of syndicaat, maar ook dat probleem werd door de “Federación de Ikastolas” op zich genomen zodat in 1982 de opdracht zich beperkte tot vorming en de syndicale problemen gekanaliseerd werden naar andere, al bestaande, syndicaten.

Het economische probleem

Het probleem van de economische kwestie is altijd al een zware last geweest waarmee de Ikastolas te kampen kregen (ook nu nog, vooral in Iparralde). In de beginjaren, onder de drijvende kracht van Elbira Zipitria, werden de werkingskosten onder controle gehouden door de ouders die maandelijks een gematigde bijdrage per leerling betaalden (In de vakantieperiode zaten de ‘andereños’ dus zonder inkomsten en er was al helemaal geen sprake van sociale zekerheid. Een vrij precaire situatie dus, die pas halverwege de jaren 70 werd opgelost).

Maar gelijktijdig met de uitbreiding van de Ikastolas, nam ook de uitbreiding van de kosten toe. De bijdrage van de ouders schoot ruimschoots te kort en er moesten andere bronnen aangeboord worden: bijdragen van de gehele bevolking, kredieten en toelagen. De bijdrage van de bevolking gebeurde onder verschillende vormen: financieel, maar ook materieel (schrijnwerkers, metsers, schilders, loodgieters, elektriciens, boekhouders, advocaten… stelden hun expertise ter beschikking voor de inrichting van ontbrekende infrastructuur, een soort bouworde dus).

Vanaf 1977 werden ook allerhande festivals, loterijen en tombola’s, kleine marktjes en artistieke tentoonstellingen ingericht om extra geld in te zamelen. Hoewel die initiatieven niet tot gewoonten behoorde, kwamen er ieder jaar duizenden en duizenden op af. De grootste festiviteiten worden telkens 5 maal per jaar gehouden, 1 per territoria, en ze gaan iedere keer gepaard met een mars van een paar kilometer rondom het dorp waar de Ikastola dat betreffende jaar inrichter van is.

De eerste mars, de Kilometroak, werd op 16 oktober 1977 in Beasain gevierd. Er kwamen 15.000 wandelaars op af. Langs het circuit staan “txoznas”, kraampjes met eten en drinken, met muziek, met vermakelijkheden. De marsen beslaan een beperkt aantal kilometer en iedere deelnemer betaalt een bepaald bedrag per kilometer. Het initiatief kende al vlug navolging. Het deelnemersaantal is in de loop der jaren gestaag gestegen tot een aantal van boven de 100.000 deelnemers.

Araba Euskaraz, in Álava

Kilometroak, in Guipúzcoa

Ibilaldia, in Vizcaya

Nafarroa Oinez, in Navarra

Herri Urrats, in Iparralde

Ook de toelagen van de staat en van de parastatalen waren ontoereikend. In 1975 solliciteerde de “Federación de Ikastolas” naar toelagen voor de bouw van 27 nieuwe scholen. Er werden er maar 4 toegekend. En voor de bekostiging van gratis onderwijs werden van de 52 aanvragen slecht 26 toegekend. Om een duidelijker beeld te krijgen van het probleem, wil ik dit graag in geld uitdrukken: voor het cursusjaar 1974-1975 werd de totale kostprijs geraamd op 180.100.000 peseta’s. De staatstoelage was 49.745.000 peseta’s.

De legalisatie van Ikastolas

De Ikastolas werden opgericht in volle dictatuur, en de houding van Franco, ten opzichte van alles wat Baskisch was, is genoegzaam bekend. En toch werd één Ikastola gelegaliseerd, die van "Resurrección M.ª de Azkue" te Bilbao. Dit was een uitzondering en wel om reden van het gekende functioneren (disfunctioneren) van de bureaucratie onder Franco. Er was dus een vergissing begaan.

In 1966 en 1967 ijverde de Euskaltzaindia, Academie van de Baskische taal, voor de legalisatie van de resterende Ikastolas. Het antwoord was vernietigend. De Gobernador Civil de Gipuzkoa, burgerlijke gouverneur, stuurde op 19 juli 1968 een brief, zonder de woorden Ikastola of Euskara te gebruiken, met volgende inhoud:

    • “talrijke kinderen zijn ingeschreven in niet geautoriseerde centra”

    • “verschillende duizenden kinderen die deelnemen aan activiteiten in die centra ontvluchten elke controle”

Maar de Gobernador Civil dreef het nog verder:

“Om te vermijden dat de toestand verergert, worden volgende disposities genomen:

    1. Verbod op opening van nieuwe centra zonder voorafgaande autorisatie

    2. De burgemeesters moeten deze disposities aan de nodige controle onderwerpen

    3. De verantwoordelijken van de niet-geautoriseerde centra (allemaal dus) moeten zo snel mogelijk een wettelijke vergunning aanvragen

    4. De legalisatie wordt geregeld volgens de wet van 15 november 1945.”

Verstomming alom. Angst en paniek maakten zich van de ouders en de leerkrachten meester. In de onwettelijkheid blijven doorwerken, betekende immers dat de afgestudeerde jongeren niet over een “Libro de Escolaridad” (geldig einddiploma) konden beschikken. Dit was het enige rechtgeldige document om verder te kunnen studeren. De “Asamblea de Padres”, assemblee van ouders, richtte zich noodgedwongen tot de “Iglesia Diocesana”, diocesane kerkinstelling, die over de juridische bevoegdheid beschikte om de eigen scholen te legaliseren (ten tijde van Franco was er geen scheiding tussen Kerk en Staat, daarom werd de kerk ook bedacht met de term “nationaalkatholicisme”).

De Baskische kerk was grotendeels van een ander kaliber en onder druk van de lagere clerus nam zij het merendeel van de Ikastolas onder haar hoede en kon de legalisatie doorgang vinden (de resterende Ikastolas werden gelegaliseerd als private centra volgend artikel 27 van de “Ley de Instrucción Primaria”, of ze gebruikten formules als naamloze vennootschap of coöperatieve).

In 1969 stuurde de Gobernador Civil een nieuwe brief waarin hij de sluiting verordende van de “preescolares”, de peuter- en kleutertuinen. Er werd hier vlug een mouw aangepast door die “preescolares”, met de hulp van de Baskische kerk, om te vormen tot “Centros de Catequesis de la Iglesia”, centra voor catechese. In dat zelfde jaar nam de “Asamblea de Padres” en de la Diocese het besluit om de “Federación Diocesana de Ikastolas” op te richten. Alle Ikastolas kwamen op die manier onder de jurisdictie van de Baskische kerk. Dit akkoord hield stand tot 1978. Met het vooruitzicht op nieuwe perspectieven (overgang naar de democratie en de nieuwe grondwet) besliste de Federatie van Gipuzkoa uit de voogdij van de kerk te stappen om zich om te vormen tot een burgerlijk instituut.

De “euskaldunización” van de Spaanssprekende kinderen

De buitengewone groei die werd vastgesteld, veroorzaakte een nieuw en belangrijk probleem: de aanzienlijke toevloed van eentalige leerlingen met Castilliaans als moedertaal of tweetalige leerlingen met een overheersing van het Castilliaans. Dat was een heel positief resultaat, maar het verplichtte de leerkrachten ertoe, zowel qua psychologie van de taal als qua psychologie van de opvoeding, om er een doeltreffend antwoord op te geven. De analyse die gemaakt werd, luidde als volgt:

1) De inplanting van de Ikastola mocht zich niet exclusief tot het “País Vasco vascófono” beperken, want de opdracht was niet het onderhoud van de taal, maar wel de recuperatie ervan.

2) Slecht de helft van de leerlingen die de Ikastolas bevolkten, had het Euskara als moedertaal.

3) De context van een groot deel van de leerlingen was dus Spaans. Dat wilde zeggen dat in de extreme gevallen de enige mogelijkheid tot contact met het Euskara via de leerkracht kon gaan.

4) Het was duidelijk dat er op het vlak van de sociolinguistische context sprake was van diversiteit. Het was dus noodzakelijke verscheidene taalkundige typologieën uit te werken en minimumcriteria vast te leggen.

5) Het algemene besluit was dat de Ikastola geen gereserveerd getto mocht worden voor autochtonen. De deelname van immigranten zou hierdoor langzaam maar zeker in stijgende lijn gaan. Die deelname zou ook het bewijs leveren van een diepgaande inzet tot integratie.

Het implementeren van de Ikastola in Iparralde

In 1964 huldigde een klein groepje ouders de 1ste Ikastola in Iparralde in, en wel te Arrangoitze-Arcangues. Er waren 5 leerlingen, onder de bescherming van “Seaska”, een associatie die zich tot doel stelde een evenwichtig en tweetalig onderricht (Frans en Euskara) te promoten. Dit objectief impliceerde vooruitstrevende en specifieke pedagogische methoden.

Seaska strijdt tegenwoordig voor de legalisatie van de Ikastolas op alle vlakken, en wil dat het netwerk van Ikastolas wordt erkend door het Franse Ministerie van Onderwijs. Deze strijd dateert al van 24 januari 1982, toen 8.000 handtekeningen verzameld werden bij politieke partijen, syndicaten en burgemeesters. Een conventie werd in september 1983 ondertekend tussen Seaska en het nationale Ministerie van Onderwijs. Er volgden later nog akkoorden, maar het verdere verloop kan u het best nalezen op de webstek van Seaska zelf.

Bron: Bernardo Estornés Lasa: “Auñamendi Entziklopedia”

De Vlaamse inbreng

Flandriatik Ikastolentzat

Nere laguntzari esker PAGO bat landatua izanen da

Oztibarreko oihanean.

Dankzij mijn steun zal een beuk geplant worden in het bos van Oztibarre.

Flandriatik Ikastolentzat, Vlaams Steuncomité voor Baskische Scholen.

Medeoprichter is de Vlaamse priester Ludo Docx.

Erdozaintzi Etxart Kolegioa

In Iparralde (Frans-Baskenland) is er nog altijd een gevoelig tekort aan middelen voor de Ikastolas (Baskische scholen). Niet ver van Saint-Jean-Pied-de-Port (Donibane Garazi), op de weg naar Saint-Palais (Donapaleu) liggen de dorpjes Larceveau (Larzabale) en Ostabat (Oztibarre).

In Oztibarre is recent, op 13 oktober 2007, een nieuwe Ikastola ingehuldigd: het “Erdozaintzi Etxart Kolegioa”. De autonome regering van Vitoria-Gasteiz (zetel Baskische regering) uit Hegoalde (Spaans-Baskenland) heeft alle bouwkosten op zich genomen via een (nep)-‘Stichting’, want de rechtse franskiljonse “machthebbers” in Iparralde (Frans-Baskenland) hebben heftig geprotesteerd tegen wat zij noemen de “inmenging” van Vitoria-Gasteiz (zetel Baskische regering): “… ils se mêlent dans les affaires intérieures de la France!...” Het zijn natuurlijk hypocrieten, want zelf steken ze geen hand uit om een bijdrage te leveren.

Voor de uitrusting van de Ikastola (schoolmeubelen, didactische materiaal) moeten de 2 oudercomités 110.000 euro’s bij elkaar zien te krijgen. Maar Oztibarre is arm.