4de Assemblee

In het laatste kwartaal van 1964 had ETA een document uitgewerkt en verspreid onder de titel: “Carta abierta de ETA a los intelectuales vascos” (Open brief aan de Baskische intellectuelen). De tekst was opgesteld (in oktober tot december 1963) in de gevangenis van Larrinaga (Bilbao), hoofdzakelijke door José Luis Zalbide, en werd gepubliceerd in “Zutik, 25” in september 1964.

Het document had twee doelstellingen:

1. Aan de ene kant een exposé brengen ten behoeve van de Baskische gemeenschap van het ideeëngoed van ETA. Het opereren in de clandestiniteit had de communicatie bemoeilijkt met de sociale en de culturele sectoren, en het terrein van de strijd dreigde verlaten te worden door de verwarring die er heerste over het werkelijke politieke karakter van de jonge organisatie. Daarom trachtte ETA elementen te verschaffen die zouden toelaten een bewust oordeel te vellen over het Baskische probleem en een ernstige dialoog voor te stellen.

2. Aan de andere kant werden de intellectuelen (poëten, profesoren, schilders, beeldhouwers, musici, priesters, novellisten, journalisten, technici, investeerders, filosofen, dramaturgen, cineasten, essayisten, vrije beroepen…) aangespoord om zich te voegen bij de nationale bevrijdingsstrijd:

“Carta abierta de ETA a los intelectuales vascos”

Open brief van ETA aan de Baskische intellectuelen

“Schud jezelf wakker uit je lethargie die al veel te lang duurde. Ontwaakt! Jullie hebben het recht niet blind, doof of neutraal te blijven ten aanzien van de beroering (politiek, religieus, esthetisch, sociaal, cultureel, kortom existentieel) die ons volk door elkaar schudt in de strijd voor totale vrijheid, in de strijd om terug onszelf te zijn (llegar a SER otra vez).”

Het document maakt ook een analyse van de toestand in Euskal Herria, met een paragraaf over de socio-economische evolutie. Het kapitalisme bestaat uit een structuur die de arbeiders onderdrukt en waarvan ze zich moeten bevrijden. Die bevrijding is pas mogelijk als er nieuwe economische modellen ontstaan: productie moet ondergeschikt worden aan de menselijke noden. Het volstaat niet om enkel de materiële levensvoorwaarden te verbeteren. De achterliggende gedachtegang werd al ontwikkeld in de 1ste Assemblee: “Het uitbannen van het economische liberalisme als basissysteem. Een grondige hervorming van de status “eigendom”, waarbij een primordiale functie wordt toegedicht aan de sociale dimensie (cfr. latifundistas, steenrijke grootgrondbezitters die landarbeiders zonder grond uitbuiten en, zoals in de Francoperiode, als slaven behandelen). Socialisatie van de levensbehoeften door middel van coöperaties.

Planificatie van de nationale economie met uitschakeling van klassenbelangen. De erkenning dat Arbeid boven Kapitaal staat, als algemene norm. Beperking van patrimoniale winsten. Een waardige en rechtvaardige wetgeving in verband met sociale zaken, gebaseerd op de waardigheid en het respect van ieder persoon”.

Er werd ook een kleine paragraaf gewijd aan de rol van de vrouw.

“Carta abierta de ETA a los intelectuales vascos”

Open brief van ETA aan de Baskische intellectuelen

“Wat de positie van de vrouw in de Baskische gemeenschap betreft, houden wij rekening met identieke rechten en mogelijkheden net zoals voor de man, bij alle aspecten van het politieke, sociale, economische of culturele leven.”

Het is geen toeval dat de “Primavera cultural”, de culturele lente, samenviel met het ontstaan van ETA. Zij waren de bezielers en de promotoren van de Baskische cultuur. Lees er maar het document “Segunda Carta a los Intelectuales” (Tweede brief aan de intellectuelen) op na. Deze brief was een vervolg op de brief: “Carta abierta de ETA a los intelectuales vascos”.

“Segunda Carta a los Intelectuales”

Tweede brief aan de Baskische intellectuelen

“Adelante! Voorwaarts! Spreek, teken, schrijf, zing…gebruik alle expressiemiddelen opdat Euskal Herria een integrale revolutie zou beleven. Maak echte kunst! Als het noodzakelijk is om te breken met de traditionele vormen, neem dan het risico! Want ze zullen jullie expressiemiddelen couperen. De betaalde verdedigers van het ‘Systeem’ weten maar al te goed dat kunst en cultuur onafscheidelijk verbonden zijn met de kracht tot rebellie van een volk. Dat is van geen belang. Gebruik de middelen van de clandestiniteit, en op een bepaalde dag, op het moment van de grootste onderdrukking, zal men zeggen dat het Baskische volk artistiek en cultureel herboren is. Deze wedergeboorte is nu net het begin onze bevrijding.”

Op het culturele vlak beleefde de Baskische natie in de loop van de jaren 60 een “Primavera cultural”. De Baskische cultuur kende een expansie zonder voorgaande, kende een ware herleving. De start werd gegeven in de jaren 50 met het architectonische en beeldhouwkundige project dat een eerherstel was voor het “Santuario de Arantzazu”. Een intens debat volgde, en opende een nieuwe weg die, aan de hand van de kunstenaars Oteiza, Ibarrola, Chillida en Basterretxea, een nooit geziene weerklank kende. Op het theoretische plan was het vooral Oteiza, die met “Quosque Tandem” (een essay over esthetiek, inherent aan de Baskische ziel en gebaseerd op de Baskische prehistorische kunst en de Baskische antropologische oorsprong) een voortrekkersrol vervulde in het concept van de nieuwe Baskische kunst.

Ook het Euskara was in die periode een fundamenteel element. In 1959-1960 verrezen in Gipuzkoa de drie eerste Ikastolas met ongeveer 60 leerlingen, een aantal dat in 1970 aangegroeid was tot meer dan 11.000. Tussen 1963 en 1968 werden de fundamenten gelegd voor een Algemeen Euskara (Euskara Batua). In 1964 verscheen één van de hoekstenen van de Baskische literatuur: “Harri eta Herri” (Steen en Volk), van Gabriel Aresti (*).

(*) Gabriel Aresti

Op 18 januari 2008 werd, als hommage aan de auteur Gabriel Aresti, een boom geplant in het Doña Casildapark te Bilbao. De boom kwam naast een klein monument te staan dat op 5 juni 1985, ter gelegenheid van de 10-jarige herdenking van zijn overlijden, werd ingehuldigd. Gabriel Aresti Segurola werd geboren in Bilbao op 14 oktober 1933 en overleed op 5 juni 1975. Hij groeide op in een Spaanssprekende omgeving en hoewel zijn vader Euskara praatte met zijn grootouders, leerde Aresti niet van jongs af aan de taal. Pas op 14-jarige leeftijd begon hij op eigen houtje de taal aan te leren (autodidact) en op 21-jarige leeftijd verschenen zijn eerste artikelen in het Euskara. Hij begon zijn literaire loopbaan met een werk, symbolisch van karakter, “Maldan Behera” (Bergafwaarts), waarin invloeden op te merken zijn van de filosoof Nietzsche en waarin de esthetica van T.S. Eliot navolging krijgt.

Zijn belangrijkste werken zijn terug te vinden in de trilogie "Harria"(Steen): “Harri eta herri” (Steen en volk, 1964), Euskal harria (Baskische steen, 1968) en Harrizko herri hau (Dit volk van steen, 1971), verbonden met het sociaal realisme. In die werken ontdekken wij een persoonlijke en collectieve imaginair, verbonden met de Baskische geschiedenis en antropologie, met sleutelsymbolen zoals de boom, het huis en de steen.

Eén van zijn meest bekende gedichten is: "Nire Aitaren Etxea" (Het huis van mijn vader).

HET HUIS VAN MIJN VADER

Het huis van mijn vader

zal ik verdedigen

tegen de wolven,

tegen de droogte,

tegen winstbejag,

tegen het gerecht,

zal ik verdedigen

Het huis van mijn vader.

Ik zal mijn vee verliezen,

mijn weilanden,

mijn dennenwouden,

Mij zal worden ontnomen

interesten

en renten

Nog zal ik verdedigen

Het huis van mijn vader.

Ontneemt men mij de wapens

dan verdedig ik met mijn handen

het huis van mijn vader.

Met afgehakte handen

zal ik het met mijn armen verdedigen,

het huis van mijn vader

Men ontneemt mij armen,

en borst, dan verdedig ik met mijn ziel

het huis van mijn vader.

Sterf ik

dan verdwijnt mijn ziel

mijn geslacht

Maar het huis van mijn vader

blijft

rechtop staan.

Als lid van de Real Academia de la Lengua Vasca, de Academie van de Baskische Taal, verdedigde hij actief de creatie van een eenvormige taal, het Euskara Batua

Naast plastische kunsten, taal en literatuur was er nog een element van groot belang: het nieuwe Baskische lied. Dat element werd belichaamd door de artiesten van het collectief “Ez dok hamairu”. In december 1965 ontstond de beweging « Ez dok amairu » (Wij zijn niet met 13). Hun doel was de traditionele Baskische muziek te ontwikkelen en te vernieuwen. Deze groep bestond uit: Mikel Laboa, Xabier Lete, Benito Lertxundi, Antton Valverde, de broers Artze, Lourdes Iriondo… De Franquistische regering was hen steeds op de hielen en hun muziek steeds gecensureerd! Mikel Laboa, een van de pijlers van deze beweging kreeg zelfs een zangverbod van vijf jaar in Bizkaia en drie jaar in Gipuzkoa. “Ez dok amairu” heeft de Baskische cultuur en maatschappij zeer beïnvloed en werd ontbonden in 1972. De artiesten gingen ieder hun eigen weg.

Mikel Laboa Benito Lertxundi Artze Lourdes Iriondo

De laatste maanden van 1964 werden gedomineerd door de provocatie van Franco om op 12 oktober 1964 Gernika te bezoeken. Het was zijn antwoord op de nationalistische- en arbeidersmobilisaties van de laatste maanden. ETA beantwoordde die provocatie met een aanslag op een chalet in Hondarribia, eigendom van een Franquistische minister en met de diefstal van een grote elektrische transformator te Bergara.

Maar de organisatie had gebrek aan financiële middelen, zoals we kunnen lezen in “Zutik, 48”.

“Zutik, n° 48, oktober 1964”

“We hebben een overvloed aan militanten, maar een gevoelig tekort aan geld (…). ETA zal in tegenstelling tot 1 jaar geleden, nu 3 acties per week ondernemen om aan de nodige middelen te geraken. Als er meer geld binnenstroomt, dan verbinden wijons ertoe 3 acties per dag te ondernemen…”

Tot nu toe kon ETA terugvallen op kleine geldelijke bijdragen van welgestelde sympathisanten en van een paar grotere geldschieters. Een van de grootste was Ramón de la Sota, een belangrijke en welvarende industrieel uit Iparralde (Frans-Baskenland), gelieerd aan de PNV. ETA had een plan uitgewerkt om geld in te zamelen. Bedrijfsleiders werden aangeschreven om “revolutionaire belastingen” te betalen, met als argument dat zij, of zij dat graag hadden of niet, ook aan Spanje belastingen moesten betalen. De redenering verder zettend, konden zij dan ook belastingen aan de verdedigers van het Baskische volk betalen, of zij dat graag hadden of niet. Deze beslissing zal als gevolg van een incident, verregaande gevolgen hebben.

Toen De la Sota zijn bijdragen onderbrak, kreeg hij een brief van ETA. In plaats van op de eis in te gaan, haastte hij zich naar de Gendarmerie om alles te vertellen wat hij over de organisatie wist. Het resultaat liet niet op zich wachten: op 26 oktober 1964 kregen Iulen Madariaga, José María Benito del Valle, Eneko Irigarai en Txillardegi een uitwijzingsbevel. In de onderneming “Ikar”, te Donibane Lohitzune (Saint Jean de Luz), waar twee vluchtelingen werkten werd een pistool den de drukpers van “Zutik” ontdekt. Tijdens het proces van januari 1965 werden de vier uit Frankrijk gezet. De scheiding van de directie van de organisatie met de militanten was een feit. Txillardegi werd naar België uitgewezen en Madariaga naar Algerije.

In januari 1965, nog voordat de 4de Assemblee gehouden werd, fuseerde ETA met “Iratxe” (een kleine organisatie die in Navarra opereerde), vanwege het feit dat haar leden de gewapende strijd eveneens het beste middel vonden om politiek te slagen.

Ter gelegenheid van 1 mei 1965 liet ETA een “Zutik” verschijnen, waarin de analyse gemaakt werd van de toestand de arbeidersstrijd, vaststellende dat weinig invloed was vanwege de Abertzalebeweging voor de geïmmigreerde arbeiders en met zware kritiek op het nationalisme van de PNV.

“Zutik, 1 mei 1965”

“Wie is de schuldige? Die arbeiders die hun land hebben verlaten op de vlucht voor een inhumaan feodalisme, of de ondernemers, met Baskische namen, met Baskische barreten, die even onverzadigbaar en inhumaan zijn als de grootgrondbezitters, die zij nu vervangen. Waarom hebben wij die arbeiders, in plaats van ze te integreren in onze strijd, veracht, verstoten en veroordeeld omdat hun (Spaanse) naam ons niet diende. Wij hebben niet getolereerd dat zij zich meer bekommerden om zich te bevrijden van het kapitalisme, dan om op onze txistu (Baskische fluit) te spelen. En nu spreken wij er schande over dat zij een socialistische Spanje willen in plaats van wat wij hen te bieden hebben.”

De kwestie van de immigratie stond centraal in de debatten. De drastische toename van de immigratie ten tijde van industrialisatie in Euskadi op het einde van de 19de eeuw, motiveerde de PNV ertoe het “ras” als determinerende factor te hanteren voor het nationalisme. Alleen wie een Baskische naam droeg, behoorde per definitie tot het Baskische volk. Deze stelling sloot meteen de Spaanse immigranten uit. ETA verklaarde zich tegenstander van dat “racisme”, maar zowel ten tijde van Ekin, als in de beginjaren van ETA was de houding ten aanzien van de immigranten eerder tegenstrijdig te noemen. Het probleem stelde zich echter nooit in termen van superioriteit, maar eerder in termen van bedreiging voor de nationale identiteit. Om dit te illustreren, werd in dezelfde “Zutik” volgende tekst opgenomen.

“Zutik, 1 mei 1965”

“Wij moeten deze mensen (immigranten) bewust maken, door hen te verplichten onze rechten te erkennen en te respecteren, opdat ook hun rechten zouden aanvaard worden. Aan diegenen die dit aanvaarden, zullen alle rechten toegekend worden als immigrant en als burger van Euskadi. Wie dit niet aanvaard, zal als indringer beschouwd worden, en dus onze vijand zijn.”

In juni 1965 werd de 4de Assemblee samengeroepen. Terwijl de vorige Assemblees in Iparralde gehouden werden, onder impuls van de bannelingen en als gevolg van de grote verliezen bij de harde repressie, en als gevolg van de uitwijzing uit Frankrijk van die bannelingen, zal de volgende in Hegoalde doorgaan. De motor van het verzet lag nu immers in Spaans-Baskenland (Hegoalde).

De eerste samenkomst was gepland op 6 juni 1965 te Loiola, maar op het moment dat een groot deel van de deelnemers al samengetroept was, liep het bericht van een incident binnen. Een groep militanten had geprobeerd clandestien de muga, de grens, over te steken, maar het kwam tot een treffen met de Guardia Civil. Ondanks een grote klopjacht kon iedereen ontsnappen, maar een jongen uit Donostia, totaal vreemd aan de feiten, werd neergeschoten. De deelnemers die al ter plaatse waren, hadden vlug door dat het de delegatie uit Iparralde betrof die op weg was naar de assemblee, en schortten alle werkzaamheden op. Het vervolg van de "4de Assemblee" werd in juli 1965 gehouden dicht bij het Sanctuarium "Nuestra Señora de Arantzazu" (Gipuzkoa), in een grote berghut te Urbia. In de tussenperiode hadden een paar liberados de tijd gevonden om een tweede versie van de “Carta abierta de ETA a los intelectuales vascos” op te stellen: “Segunda Carta a los Intelectuales”.

Begin juli 1965 zaten 20 militanten samen in een assemblee die de meest gedegen zou worden van alle assemblees, en waarin een groot aantal resoluties aangenomen werden op verscheidene vlakken. Er werd gestart met een economische, sociale en politieke analyse van de toestand. Vervolgens werd een inventaris opgemaakt. De organisatie beschikte over 150 tot 200 militanten, allen tussen de 17 en de 25 jaar. Materiaal beschikten zij over één wagen, twee motorfietsen, één bromfiets, één fiets met hulpmotor en drie stencilmachines. Zij bezaten weinig wapens, die dan nog verouderd waren.

Op ideologisch vlak werd het merendeel van de discussies en de debatten gewijd aan de begrippen “nationale strijd” en “sociale strijd”. Sommige spraken van klassenstrijd, anderen wilden het algemener houden en wilden absoluut niets weten van het marxisme. Voor sommigen waren de negatieve allusies op het communisme, verschenen in het document “Principios” van de 1ste Assemblee, onverteerbaar. Om de gemoederen te bedaren, werd beslist om op het interne niveau de waarde van verscheidene artikelen uit “Principios” af te wijzen, hoewel het document verder gebruikt werd voor propagandistische doeleinden tot er een nieuw document beschikbaar zou zijn.

Maar het grote thema van deze assemblee was van tactische aard. ETA was nog altijd een organisatie met grote beperkingen, maar was de activiteit en de sociale aanwezigheid aan het opvoeren. Het manifest "Insurrección en Euskadi" (Opstand in Euskadi), door Iulen Madariaga opgesteld tijdens de vorige assemblee was nog altijd de leidraad, en bleek onvoldoende slagkracht te hebben. ETA moest dus een interventielijn uittekenen die meer aangepast was aan de realiteit en die doeltreffender was. Die lijn werd voorgesteld in een nieuwe studie: “Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria” (Theoretische basissen van een revolutionaire oorlog). De centrale idee van deze studie is wat de geschiedenis is ingegaan als de spiraal “actie-repressie-actie”.

“Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria”

“Wij noemen Guerra Revolucionaria, het politiek-militaire proces dat als einddoel de zelfbeschikking van het Baskische volk heeft. Aan het huidige, heersende kwalitatieve mechanisme voegen wij het mechanisme toe van Actie – Repressie, op repetitieve basis, als een stijgende spiraal.”

ETA gaat er van uit dat het ontketenen van de strijd alleen weggelegd is voor een georganiseerde minderheid, en blijft opties als oproer, muiterij van de hand wijzen. Omdat dit proces al complex genoeg is, moeten de etappen waarin dit moet gebeuren, zorgvuldig gedefinieerd worden. Er worden niet zomaar acties gepland. Alleen als de voorwaarden vervuld zijn, wordt gereageerd.

“Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria”

Er moeten 3 etappen doorlopen worden:

1. Het eerste objectief is het bestaan van de revolutionaire organisatie bekend maken.

2. Het tweede objectief is noodzakelijke voorwaarden creëren om over te gaan tot acties waarbij bloed kan vloeien.

3. Het derde objectief is die middelen aanwenden, ook geweldadige, om de revolutionaire spiraal uit te breiden.

Deze assemblee gaat er van uit dat het vele werk dat tot nu toe geleverd werd, toelaat om de eerste etappe af te sluiten. De naambekendheid is verzekerd. Dat betekent dat nu de tweede etappe wordt opgestart. Tijdens die tweede etappe moet aan bepaalde objectieven voldaan worden om over te kunnen stappen naar de ultieme fase.

“Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria”

Er worden 4 objectieven vooropgesteld:

1. Er moet een structuur komen die het hoofd kan bieden aan de geweldadige repressie.

2. Er moeten groepen getraind worden die kunnen zorg dragen voor een onberispelijke uitvoering van acties op alle niveaus.

3. Er moet aan de massa duidelijk gemaakt worden wat ETA is, en wat het niet is (ETA is niet tegen alles).

4. Er moeten grote propagandamiddelen op het getouw gezet worden.

Als gevolg van die nieuwe voorwaarden moest er natuurlijk een nieuwe adequate structuur op punt gezet worden. De figuur van de “Buruzagi”, de chef van een herrialde (een bepaald gebied), werd definitief afgevoerd en vervangen door het collegiale directorium “Aginte Batzorde”, een uitvoerend comité. Dit comité werd samengesteld uit “liberado’s”, militanten die zich volledig aan de politieke actie wijden, die in de clandestiniteit leven, met valse papieren. Onder hen bevonden zich de verantwoordelijken van diverse deelstructuren: Informatie, Organisatie, Politiek (Oficina Política) en Militair, en de verantwoordelijken van de herrialdes. Aan het hoofd van het nieuwe “Aginte Batzorde”, uitvoerende comité, kwamen drie liberado’s te staan: Iturrioz, Eskubi en Zalbide.

De nieuwe verantwoordelijke voor de Oficina Política, werd dus Patxi Iturrioz, die sterk aanleunde bij de arbeiders. Zij kregen de publicatie “Zutik” onder hun bevoegdheid, en de teksten werden navenant. Het accent kwam op de arbeidersstrijd te liggen.

Er werd ook beslist om een “school” op te richten om nieuwe militanten te vormen, en de delegaties in het buitenland werden gereorganiseerd. Als gevolg van de hachelijke financiële toestand van de organisatie, werd ook overgegaan tot de oprichting van een “comisión de atracos” (een commissie die bankovervallen moest voorbereiden). Tot dan toe was er geen aandacht besteed aan externe financiering. Er werd afgestapt van het principe van het “pacifistisch verzoek tot financiering van de organisatie”, om dit te vervangen door “het onder druk, bijdragen innen voor de bevrijdingstrijd".

ETA had na deze assemblee een ambitieus, tactisch en realistisch plan. Zij konden tezelfdertijd rekenen op een alsmaar aanzwellende sympathie onder de bevolking, die vooral de aanvallen op het Franquisme wisten te waarderen. Het zag er naar uit dat ETA dat het startschot gegeven was voor een overweldigend succes onder de massa. Maar de politieke sector (de arbeiderssector), onder leiding van Iturrioz, verkreeg meer en meer invloed. De verschillende ideologische tendensen zorgden voor heel wat discussies en zullen aan de basis liggen van een eerste afscheuring.

>>>>>>>>