Rapport Martutene 1968

September 1968: Rapport samengesteld door de gevangenen van Martutene

De aanslag op Melitón Manzanas op 2 augustus 1968 (zie rubriek: "Politieke processen 1") werd de aanleiding tot het uitroepen van de noodtoestand in Gipuzkoa en Bizkaia, en het vertreksein van een nooit geziene klopjacht op al wie van dicht of van ver iets te maken had of zou hebben gehad met ETA.

Twintig dagen na het afkondigen van de noodtoestand op 5 augustus 1968 was de toestand in het radicaal nationalistische kamp dramatisch: meer dan 40 militanten werden verbannen en een kleine 100 werden opgesloten in de gevangenis van Martutene. Twee maanden na de afkondiging van de noodtoestand werden nog altijd militanten gearresteerd: begin oktober 1968 werden nog eens een 70-tal militanten opgepakt en ter beschikking gesteld van het Tribunal de Orden Público, een militaire uitzonderingsrechtbank, intussen vervangen door een andere uitzonderingsrechtbank, de Audiencia Nacional.

Het collectief van die gevangenen heeft in september 1968 een rapport opgesteld over de levensomstandigheden in de gevangenis van Martutene.

Foltering toegepast op arrestanten uit Gipuzkoa en Bizkaia tijdens de noodtoestand in 1968

Eén van de meest eenvoudige praktijken was een gevangene gedurende uren in dezelfde houding laten staan met de armen in de lucht, soms tot 14 uren aan één stuk. Nadien kwamen de oplawaaien: 5 of 6 Guardia Civiles werden in een kring geplaatst, die om beurten of gelijktijdig de arrestant een oplawaai of een vuistslag gaven, tot hij buiten westen geraakte.

Ook het gebruik van gummiknuppels was zeer in trek. Zo is er de fameuze gummiknuppel van Melitón Manzanas bekend: vijfentwintig centimeters lang en met een diameter van 2 centimeters. Over het algemeen werden die knuppels gebruikt om op de rug, de armen en de benen te slaan, tot de gevangenen bont en blauw voor dood achtergelaten werd. Ook het hoofd bleef niet gespaard en af en toe werden de testikels bewerkt, één of twee slagen slechts, maar wel voldoende voor vreselijke pijnen.

In de timmerwerkplaats van de Kommandatur van de Guardia Civil werden veel gevangenen onder de zaagmachine gelegd die gestart werd, om zo te fingeren dat het hoofd zou worden afgezaagd.

Gedurende 4 of 5 dagen werden veel gevangenen geboeid, en de boeien werden niet afgedaan, noch om te eten, noch om te slapen, hoewel er weinig in huis kwam van slapen. Geboeid lagen de gevangenen op de harde grond, terwijl het licht voortdurend aan en uit werd gedaan. De schrik om opgeroepen te worden voor verklaringen zat er diep in, de Guardias die van wacht waren, lieten hen trouwens niet slapen en beledigden hen de hele nacht.

Meer dan eens werd iemand aan het plafond opgetrokken en onmiddellijk bewerkt met slagen van de kolf van geweren. Bijzonder pijnlijk. Alsof dat nog niet voldoende werden ook gereedschappen gebruikt, zoals ijzeren staven met een verdikking bovenaan, dienstig om gemakkelijker stenen scheiden. Deze staven waren ongeveer 1 meter lang en de verdikking bovenaan had een diameter van 5 tot 6 centimeters. In eerste instantie werden ze door de sadisten van de Kommandatur gebruikt om te intimideren of om druk uit te oefenen, maar als ze wel gebruikt werden had dit onmiddellijke bewustzijnsverlies tot gevolg.

Wat opviel was dat gevangenen, die verrot geslagen werden, na verloop van tijd en tijdens een korte herstelperiode in de Kommandatur geen enkel litteken vertoonden. Niemand had littekens. De Guardia Civiles wreven, niet zachtzinnig, de geaffecteerde plaatsen op het lichaam in met een speciale vloeistof zodat de huid de volgende dag weer de normale huidskleur kreeg.

Andere vormen van foltering die werden toegepast, in het bijzonder bij Andoni Arrizabalaga, bestaan uit schijnterechtstellingen door ophanging. Nog lange tijd waren de schaafwonden in zijn hals merkbaar. Het kwam er op neer dat het koord waarmee Andoni, werd opgehangen, net op tijd werd doorgesneden.

Andoni Arrizabalaga, militant van ETA, werd in 1969 (een jaar voor het beruchte proces van Burgos) ter dood veroordeeld, straf die naderhand, onder grote druk, werd omgezet in levenslang. Na die omzetting werd de inwoner van Ondárroa opgesloten in de gevangenis van El Puerto de Santa María, waar hij verbleef tot 1 april 1977, datum waarin hem amnestie verleend werd.

Anderen werden hevig onder druk gezet en bedreigd met weinig fraaie vooruitzichten als ze niet zouden praten: men zou een fles in de anus duwen. Of ze werden verplicht te ontsnappen terwijl de Guardia Civil klaarstond met machinegeweren. Of er werd op een bankje in de cel een revolver (zonder munitie) gelegd, de bewakers verwijderden zich en lieten de gevangenen alleen met het wapen. Meer dan één werd verleid om het wapen te grijpen, wat de onmiddellijke dood voor gevolg had.

Vooral seminaristen of ex-seminaristen werden bijzonder gewelddadig aangepakt en brutaal geslagen. Na deze sadistische beurten werden ze dan verplicht een rozenkrans te bidden voor Jose Angel Pardines Arcay (het eerste dodelijke slachtoffer door ETA op 7 juni 1968) en een tweede voor Melitón Manzanas, de beruchte folteraar die door ETA werd omgebracht.

Alle gevangenen hebben het meegemaakt dat zij met handen en voeten aan een stoel vastgebonden werden en regen van brutale slagen moesten ondergaan.

Veel gevangenen weigerden nog te drinken omdat ze vreesden dat de drank vergiftigd was of op zijn minst met drugs was aangelend. Vele weigerden ook te eten met de bedoeling er zwakker uit te zien om op zich op die manier te beschermen tegen slagen tijdens de ondervragingen. Maar vergeefs, de intensiteit van de slagen bleef hallucinant hoog.

Ouders werden bedreigd dat ze zouden geruïneerd worden als ze een zaak hadden, of in de gevangenis zouden belanden als dat niet het geval was.

Nadien, toen de ouders op bezoek kwamen met voedsel en verse kledij, werd hen wijsgemaakt dat de gevangene niet meer in die gevangenis verbleef. Er werd ook niet bijgezegd of hij werd overgeplaatst. De cynici gaven ook hetzelfde antwoord als er telefonisch werd geïnformeerd. In meer dan één geval werd aan de ouders verteld dat de gevangene zelf hen niet wilde ontmoeten, om zogezegd onenigheid te vermijden.

Veel gevangenen kregen “gratis” verplichte turnles, maar dan wel 6 à 7 uur aan één stuk. Nadien moesten zij als ontspanning de hele nacht rechtop staan met de armen hoog in de lucht.

Op 4 november 1968 werd de noodtoestand met nog eens 3 maanden verlengd.

Bron: www.matrix666.net