2de Assemblee

Tijdens de maanden die volgden op de 1ste Assemblee werd verder werk gemaakt van de straatactiviteiten (slagzinnen op muren, Ikurriña’s ophangen, enz.) en van het interne debat. Ook de repressie dramde ongenadig door. Deze maanden werden ook aangewend om de goedgekeurde principes overal kenbaar te maken.

In maart 1963 werd de "2de Assemblee" in Capbreton (gelegen in de Landes, dichtbij Bayonne) gehouden. Tijdens de voorbereidingen van deze assemblee, werd afgestapt van het 8-jarenplan. De assemblee werd bijgewoond door 17 militanten, waaronder 2 vrouwen. Er was ook een delegatie van Enbata uitgenodigd, een Abertzale organisatie uit Frans-Baskenland (Iparralde) die een bevoorrechte relatie had met ETA. Er werd overeengekomen, gezien de hachelijke toestand in Spaans-Baskenland (brutale repressie en aanhoudingen) om de militanten die in Hegoalde werkten een dubbele stem te geven.

Het nieuw verkozen uitvoerend comité werd samengesteld uit de verantwoordelijken van 6 herrialdes (territoria), 4 Spaanse en (3) Franse provincies, maar gemakshalve worden beide Navarra’s, aan beide zijden van de staatsgrens, als één Nafarroa beschouwd. Dit comité werd aangevuld met de verantwoordelijke van de militaire sector en met 2 militante vluchtelingen. Er werd werk gemaakt van referentiepunten in Europa (Parijs, Bordeaux, Brussel, Amsterdam…) en andere delen in de wereld (Mexico, Caracas…) met als doel basissen te garanderen, bevolkt door geïmmigreerde militanten en universitairen. Er werd ook over de geografische limieten nagedacht. Terwijl de Spaanse staat het territorium indeelde in provincies en de PNV dit deed in lokaliteiten, opteerde ETA voor de indicaties van Krutwig, die een indeling voorstond op basis van 6 herrialdes. Iedere herrialde kreeg een “buruzagi”, een leider, een chef toegewezen die altijd gewapend moest zijn. Hij was verantwoordelijk voor de steun aan en de rekrutering voor de strijd van de arbeiders. Alle “buruzagi’” werden gecoördineerd door één militaire leider, die altijd gewapend moest zijn. Er was om de zes maanden een beurtrol voor die coördinator voorzien. Hij was verantwoordelijk voor de steun aan en de rekrutering voor de strijd van de arbeiders. Zowel Iulen Madariaga, als Sabin Uribe, zijn elk tot tweemaal toe coördinator geweest en Edur Arregi eenmaal.

Terwijl gedurende de 1ste Assemblee de ideologische thema’s hoog op de agenda stonden, werd nu meer aandacht besteed aan de organisatorische aspecten van de beweging. Er werd o.a. beslist om een wervingscampagne te starten met het oog op de uitbreiding van de organisatie. Er werd ook beslist om de externe brochure van ETA, “Zutik”, zonaal te organiseren en om aan de militanten een termijn op te leggen om de Baskische taal, het Euskara, aan te leren. Ten aanzien van de gewapende strijd werd een akkoord bereikt over twee tot drie acties per jaar en de bevrijding van 3 militanten per jaar, uit de gevangenissen.

De aanhoudende, niets ontziende, zware repressie, het gebrek aan professionaliteit en de onverenigbaarheid van bepaalde taken in de schoot van de buruzagi, leidden al na enkele maanden tot een fiasco. Nochtans werd in 1963 succesvol gerekruteerd en heel groot aantal jongeren trad toe tot de organisatie. Na een periode van training, stapten zo over op het activisme: overal Ikurriña’s ophangen, diefstal van dynamiet, intimidatie van vertrouwelingen van de Spaanse politie, enz.… Het gevolg hiervan was dat veel militanten werden opgesloten, waaronder niet de minsten: Iturrioz, Eskubi, Izko, J. A. Etxebarrieta. Ook moesten een paar historische Etarras de wijk nemen, Juan José Etxabe, Javier Imaz Garay en Jokin Garate, gingen in ballingschap.

De coördinatie van steun, propaganda, rekrutering, training en het uitvoeren van bepaalde acties, kon niet geleid worden door één persoon. Begin 1964 werd dan afgezien van de functie “buruzagi”, die vervangen werd door de functie “liberado”, een militant die in de clandestiniteit ging en gefinancierd werd door de organisatie. De “guerrilla de asfalto”, de guerrilla in de stad, droeg de voorkeur weg. Het was noodzakelijk acties te ondernemen die de instituten van het Franquisme in het hart zouden treffen.

Gedurende de 2de Assemblee kwamen verschillende strekkingen tot uiting:

1. De strekking die uitvoerig refereerde naar de bevrijdingsbewegingen in het buitenland, met grote aandacht voor de gewapende strijd.

2. De strekking die de arbeidersbeweging wilde verdedigen, de “obreristas”, met als meest bekende gezicht Patxi Iturrioz.

3. De strekking die een radicaal nationalisme, gebaseerd op taal, die de “culturalistas” werden genoemd. De meest markante figuur was hier Txillardegi.

Met het oog op een massale intrede van arbeiders werd, na het beëindigen van de assemblee, in de externe publicatie “Zutik” volgende verklaring afgelegd:

“Zutik”

“Blijven kijken wat er in het buitenland gebeurt, is dwaas. Onze vrijheid zal niet van buitenaf komen. Algerije zal door de Algerijnen bevrijd worden, Tunsië door de Tunesiërs en Cyprus door de Cyprioten. Noch Ben Bella, noch Bourgiba, noch Makarios zullen afwachten tot er iets van uit het buitenland komt. Er moet verzet ontstaan van binnenin. Dat is de weg. Dat verzet is ook jullie verzet. Treed toe tot ETA. Geef ons geld voor de strijd. Help ons. De toekomst is aan jullie.”

Complementair aan “Zutik” waren de “Cuadernos de ETA”. Het waren kleine boekjes, monografisch, thematisch van opzet, verschenen tussen 1962 en 1964 om de bedenkingen van ETA over diverse thema’s voor te stellen, en om de onderwerpen te gebruiken in debatten en als vorming. In totaal werden 26 Cuadernos verspreid, met onderwerpen als: Oorsprong van het Baskische volk, Statuten en de Baskische regering, Baskische politieke instituten, Fueros en wetten… Er stonden ook analyses in van ideologieën: Marxisme, Communisme, Carlisme, Franquisme, Falangisme… en sociale thema’s: Algemene normen van veiligheid, Moraal van nationaal verzet, Onze verantwoordelijkheid, De opstand in Euskadi…

De inhoud van de cuadernos, de schriftjes, had een grote aantrekkingskracht op de jongeren, ook omwille van het avontuurlijke.

“Cuadernos de ETA”

“De actie: het objectief mag pas benaderd worden vanaf valavond, door kleine groepjes en vanuit verschillende wegen. Het beste uur voor de aanval is omstreeks 12:00u-01:00u, als de vijand slaapt en de duisternis onze beste vriend is. Na de aanval hebben wij de volledige nacht om ons snel uit de zone van de aanval te verwijderen…

…Aanvallen, de oorlogsbuit binnenrijven, zich verspreiden, verdwijnen en terug samenkomen volgens afspraak…”

Het merendeel van het materiaal dat gebruikt werd om de schriftjes gestalte te geven, vooral de artikelen met historische aspecten, waren oudere teksten die bestudeerd en besproken werden in de studiekringen van Ekin.

Naast de externe publicatie “Zutik”, aangevuld door de “Cuadernos”, en de interne publicatie “Kemen”, springen twee werken in het oog die een bijzondere grote invloed hebben gehad op de militanten van ETA:

1. Het boek van de Algerijn, Frantz Fanon: “Los condenados de la tierra” (De veroordeelden van de aarde), gepubliceerd in Parijs in 1961 met een voorwoord van Jean-Paul Sartre, en vertaald in het Castilliaans in 1963.

Dit boek, geschreven vanuit een marxistische heterodox (van het leerstellige geloof of de gangbare overtuiging afwijkend), vertolkt de noodzaak van het gebruik van geweld in de bevrijdingsstrijd (“dekolonisatie is altijd een gewelddadig fenomeen”). Het bekritiseert de elite van het gekoloniseerde volk als collaborateur met de bezetter (dit beïnvloedde en verharde de houding van ETA ten aanzien van de rol die de PNV speelde). Het wijst op de noodzaak van een hoog niveau van organisatie en leiding (directie).

2. Het boek: “Vasconia”, geschreven door Krutwig onder het pseudoniem Fernando Sarrailh de Ihartza, werd gepubliceerd in datzelfde jaar 1963. Krutwig zal een paar jaar na de publicatie trouwens ook militeren in ETA.

ETA ontdekte in “Vasconia” een paar originele ideeën, omdat het nu net de bedoeling van de auteur was om een nieuwe, aconfessionele Baskisch nationalisme te promoten, links van gedachtegoed, gebaseerd op de idee van etnische volksgroep en taal als basis voor een nationale identiteit.

De officiële houding van ETA met betrekking tot het boek werd verwoord door Txillardegi in “Zutik 16”, en die in één zin kan worden samengevat, zoals het te lezen stond in “Zutik 19” van 1964: “Vasconia is geen taboe, het is ook geen Bijbel. Vasconia schrikt os niet af. Het heeft, naar onze bescheiden mening excellente passages, maar het bevat ook enorme blunders.”

Op het moment van de verspreiding van het boek, was de vraag nochtans bijzonder gering. De echte doorbraak kwam er echter na een regelrechte intoxicatiecampagne van het franquistische weekblad “El Español”. Op 22 februari 1964 wijdde het weekblad op de voorpagina een artikel aan het boek, onder de titel: “ETA organización terrorista Vasca. Los delirios del separatismo” (ETA, Baskische terroristische organisatie. De deliriums van het separatisme). Illustratief voor de houding over de Baskische politieke kwestie op dat moment, is het begin van het artikel: “Met zekerheid kunnen we stellen dat voor de modale Spanjaard het letterwoord ETA hen bitter weinig zegt…”, El Español n°71, 22 februari 1964, pag. 12. In de volgende pagina’s worden een paar van de meest explosieve opinies onder de loep genomen, gemengd met schofterige intoxicaties en diskrediet. Ook de Spaanse televisie deed haar duit in het zakje door een enorme weerklank te geven aan dit lasterlijke artikel. Het gevolg was een ongekende explosie van nieuwsgierigheid voor het boek en voor de organisatie. De respons was zo groot dat ETA in hun publicatie “Zutik” openlijk dank betuigde voor de reclame. De PNV was helemaal niet opgezet met de gratis reclame, omdat ETA de “extreme activistische kern van de PNV” genoemd werd. In een intern bulletin werd een noot opgenomen onder de titel “Aclarando confusiones” (Verwarring ophelderend), waarin de partij afstand deed van “Vasconia”, en zowel ETA als Krutwig bekritiseerde.

>>>>>>>>