Euskal Memoria Fundazioa

Als de Basken moeten wachten op een Spaanse Waarheidscommissie, dan kunnen ze alvast in hun kalender Sint-Juttemis aanstippen. Pienter als ze zijn, hebben ze dan maar zelf een waarheidscommissie in het leven geroepen: “Euskal Memoria Fundazioa”.

27 november 2009

Als tegengif voor de historische vervalsing door de Franse en vooral de Spaanse Staat werd op 27 november 2009 de stichting “Euskal Memoria” voor het eerst aan het publiek voorgesteld. Met de stichting van “Euskal Memoria” ging een nieuw project van start dat het schandaal van “de bezetting van Navarra” door Spanje en door Frankrijk toegankelijk moet maken voor iedereen. De stichting werd in het Hotel Maisonnave te Iruñea-Pamplona voorgesteld door 18 personen uit diverse milieus en uit verschillende streken. Deze “Stichting Baskische Herinnering” wil de inspanningen, die geleverd worden om de historische feiten boven water te halen, bundelen en structureren. Ze willen de stilte en de geschiedsvervalsing doorprikken die zowel in Spanje als in Frankrijk in stand wordt gehouden.

Het plan is om elk jaar een thematisch boek uit te geven over een van de aspecten van de recente Baskische geschiedenis. Het eerste boek dat zij in december 2010 willen uitbrengen is getiteld: “No les bastó Gernika” (Gernika was voor hen niet voldoende), want na het massieve bombardement bleef de repressie tegen het Baskische volk verder duren tijdens de dictatuur en kende een triest vervolg in wat men de “transición democrática” (‘overgang naar de democratie’) noemde.

De voorzitter van “Euskal Memoria” is de geschiedschrijver uit Donostia, Iñaki Egaña, een man die de dingen bij hun naam noemt. Egaña kon echter niet aanwezig zijn, omdat hij naar Madrid moest waar zijn zoon, Eihar, tegen zijn zin “verbleef” nadat hij onlangs werd gearresteerd in de zoveelste anti-Baskische razzia. Joxean Agirre nam dit voorval te baat om aan te klagen dat de repressie tegen de Basken niet iets uit het verleden is, maar van elke dag !

Onder de initiatiefnemers ook de zanger Fermín Balentzia, de ‘historische’ priester en syndicalist Periko Solabarria, Iñaki O' Shea, ‘slachtoffer’ Andoni Txasko, schrijver en uitgever Jose Mari Esparza...…

De Spanjaarden blijven hardnekkig vasthouden aan hun poging om de geschiedenis van het Baskische volk uit het bewustzijn en uit de geschiedenisboeken te schrappen, als deel een strategie om hun creatuur “Eén Spanje” door ieders strot te jagen.

Euskal Memoria Fundazioa heeft een project op lange termijn als doel: het weerleggen van de geschiedsvervalsing en het openbaar maken van de waarheid. Immers, dag na dag, decennialang dringen de Spaanse en Franse staten hun wil op aan ons volk door een vervalste versie van de feiten te verspreiden, niet alleen in het binnenland, maar ook daarbuiten. Communicatiemedia, onderwijskringen, institutionele discours en anti-terreur-doctrines dompelen de onwetende toehoorder onder in een leugenachtige versie van hoe wij Basken zijn en wat we doen. Zij verklaren, zij wettigen zelfs dat onze oorsprong, onze wortels, onze identiteit niet authentiek zijn. Ze liegen over het verleden, zodat wij het heden vrezen en de toekomst verliezen. Om de zaken te veranderen is het een conditio sine qua non dat men begrijpt wie we werkelijk zijn, waar we vandaan komen en waarom de onderdrukking die ons negeert nog altijd blijft voortbestaan.

Het uiteindelijke doel is het creëren en consolideren van een permanent documentatiecentrum waar alle getuigenissen en documenten, die nu overal verspreid liggen, verzameld worden, geclassificeerd en gedigitaliseerd. Al deze gegevens moeten ter beschikking gesteld worden van personen of groepen die het collectieve geheugen van Euskal Herria genegen zijn.

De oprichters:

Jesús Lezaun (priester) - Jorge Cortés Izal (drijvende kracht achter de Ikastolas) - Iñaki Egaña (auteur) - Fermín Balentzia (zangerr) - Graxi Etxebehere(verpleegster) - Iñaki O’Shea (lid van IPES) - Periko Solabarria (priester en syndicalist) (*)- Erramun Martikorena (zanger) - Andoni Txasko (associatie 3 de marzo) - Floren Aoiz (politiek analyst) - Jose Mari Esparza (uitgever) - Ane Muguruza (studente) - Lucio Urtubia (bouwvakker en anarchist) - Jose Manuel Pagoaga, Peixoto (politiek vluchteling) - Eñaut Elorrieta (zanger van Ken Zazpi) - Koldo Amezketa (volksvertegenwoordiger EA) - Joxe Elorrieta (syndicalist bij ELA) - Fernando Larruquert (fotograaf en cineast).

(*) Pedro María Solabarría Bilbao, beter gekend als “Pedro” of "Periko”, werd geboren in Portugalete (Bizkaia) op 27 januari 1930, als zoon van een mijnwerker (uit Triano) en een dienster (uit Bakio). Hun woonst in Portugalete werd zwaar beschadigd door een bombardement van Franquistische vliegtuigen. Op 11-jarige leeftijd deed hij zijn intrede in het Kleinseminarie van Gordexola (Bizkaia), om vervolgens zijn studies verder te zetten in Bergara, Artea en Vitoria-Gasteiz. Op 24-jarige leeftijd werd hij priester en uitgestuurd naar de parochie van het mijnstadje La Arboleda. Hij verbleef er 9 jaar in de wijk Triano om nadien overgeplaatst te worden naar de parochie Santa Teresa in Barakaldo. De schrijnende sociale toestanden die hij er ervaarde, brachten hem in contact met de arbeidersbeweging.

Pedro Solabarria, "Periko", wordt beschouwd als de pionier van de “curas obreros” (priesterarbeiders) in Spanje, samen met de jezuiet David Armentia. Hij was aanwezig bij de fameuze staking van 1967. Hij kreeg toestemming om bij de Hoogovens van Bizkaia te werken, waar hij een chronische longaandoening opliep. Tijdens het Francoregime had hij intense contacten met de arbeidersbeweging: JOC, HOAC, USO, Comisiones Obreras (CCOO) en het arbeidersfront van ETA. Deze politieke activiteit deed hem in de gevangenis van Zamora (speciaal voor priesters) belanden.

In 1975 werd hij lid van de Abertzale vakbond LAB. In 1977 was hij kandidaat voor EE-Euskadiko Ezkerra en werd verkozen. In 1978 verliet hij deze coalitie om toe te treden tot Herri Batasuna. Hij werd volksvertegenwoordiger voor Herri Batasuna in 1979 en 1982.

25 oktober 2010

Een jaar nadat de stichting zich aan het publiek had voorgesteld, is hun eerste project bijna klaar. Zij hebben de laatste 50 jaar van repressie in Euskal Herria geboekstaafd. In het boek: “No les bastó Gernika”, worden nieuwe gevallen opgenomen en wordt een ander licht geworpen op al bekende zaken. Dit alles onder het motto: “Euskal Herria necesita la verdad, ni más ni menos” (Euskal Herria heeft nood aan de waarheid, noch min noch meer).

07 november 2010

Het boek: “No les bastó Gernika'' (“Gernikako seme-alabak'' in het Euskara) zal gegevens verzamelen uit de geschiedenis, en analyseren. Een klein voorsmaakje:

    • Jon Ozaeta en Juan José Etxabe

      • Twee jongeren uit Arrasate, Jon Ozaeta en Juan José Etxabe werden brutaal door de Guardia Civil gefolterd. Het gebeurde op 20 september 1976, toen ze betrapt werden terwijl ze argeloos muren met slagzinnen aan het beschilderen waren in de wijk Antiguo te Donostia. De volgende dag immers zou Franco aanwezig bij de traditionele regatta's. Tot zover verliep alles normaal, maar toen zij hun doelwit verlegden naar de muren van de Comandancia de la Guardia Civil werden zij betrapt. .

    • Van Jacinto Otxoa tot “Gatza”

      • Tussen 1938 en 1958 hebben 12.500 Basken kennis gemaakt met de gevangenis, van een paar dagen tot meerdere jaren. Jacinto Otxoa Marticorena uit Uxue verbleef het langst achter de tralies, 26 jaar. Dat cijfer werd overtroffen door Joxe Mari Sagardui “Gatza”, uit Zornotza. Op 8 juli 2010 verbleef hij al 30 jaar in de gevangenis.

    • Het medische bulletin van Unai Romano

      • De foto van Unai Romano is een symbool geworden van de folterpraktijken in Spanje. Maar een foto alleen zegt niet alles. Het medische bulletin was huiveringwekkend:

    • De blik van Crespo Galende

      • “Wie in Godsnaam kan zo'n blik verdragen?” Zo betitelde Alfonso Sastre zijn beschouwing na de dood van de militant van de PCE (communistische partij). Crespo is geboren in Abanto, en overleed na een hongerstaking van 97 dagen. Hij deed dit als protest tegen de mensonwaardige omstandigheden en de folteringen die hij en zijn metgezellen ondergingen. Toen men hem water met vitamines wilde toedienen, repliceerde hij met: “Ya ni agua, hasta el final” (Nu wil ik geen water meer, en dit tot het bittere einde). Een paar ogenblikken voor zijn dood stamelde hij nog een groet ten aanzien van de Baskische arbeiders en vroeg een cassette met Baskische muziek. Zijn metgezel Mikel Ruiz verklaarde nadien dat ondanks het feit dat hij bijna in coma lag, hij nog altijd bewaakt werd door tientallen Guardia Civiles. Hij hield definitief op met ademen op 19 juni 1981 in het Hospital Penitenciario..

    • Liever dood, dan arrestatie

      • Mikel Arrastia Agirre, een jongere uit Orereta, ontsnapte op 29 juni 1988 langs een raam van zijn huis toen hij merkte dat het huis omsingeld was door de Guardia Civil. Hij kon via een raam dat hij stuksloeg het huis van een buur bereiken. Van hier uit trachtte hij de woning van enkele vrienden te bereiken. Door het stukslaan van het raam bloedde hij hevig aan de hand. De Guardia Civil kon zijn bloedspoor volgen. Toen de geüniformeerden op de deur bonkten, riep hij “Gora Euskadi Askatuta” (Leve vrij Euskadi), en het nutteloze van zijn ontsnapping inziend, gooide hij zich door het raam. Tijdens de overbrenging naar het ziekenhuis overleed hij aan zijn verwondingen. Hij was geen lid van ETA, maar een doorn in het oog van de politie omdat hij opkwam voor zijn volk.

    • Wie liquideerde “Txirrita”

      • Op 24 april 1976 worden 4 militanten van ETA p-m omsingeld door de Guardia Civil in Etxalar. Twee kunnen er ontsnappen en twee blijven gewond achter: Iñaki Hernández en José Bernardo Bidaola “Txirrita”. Maar de kranten maken slacht melding van één arrestant, nl. Iñaki Hernández.

      • Bijna een volle maand zal “Txirrita” de weinig benijdenswaardige positie bekleden van de eerste verdwijning tijdens het postfranquisme. Op 28 mei 1976 wordt de jongere uit Lizartza teruggevonden in een zone die weken terug al was uitgekamd. ETA beschuldigde de Guardia Civil van moord, de Guardia Civil hield het bij de gebruikelijke zelfmoord.

    • Getekend voor het leven

      • In de jaren 90 waren schermutselingen tussen politie en jongeren schering en inslag in de Alde Zaharra te Iruñea. Op 18 september 1990 werd een militant van ETA, Mikel Castillo, door de Policía Nacional in de rug geschoten. De politieagent Rafael Navarro Vacas stond later terecht voor moord, maar hij verdedigde zich door zich op zelfverdediging te beroepen. In de nacht van 14 op 15 december 1991 werd Mikel Iribarren op 18-jarige leeftijd voor het leven getekend.

      • Op 22 mei 1993 raakte Atarrabia Txuma Olabarri bij schermutselingen in coma (bij rellen steeds voor ogen houden dat er wraakacties door politie en Guardia Civil op volgden). Omstreeks diezelfde periode werden Mikel Ayensa, Juantxo Molina, César Pérez en Josu Caminos afgevoerd naar hospitalen als gevolg van agressie door de ordehandhavers. Een gepensioneerde man van 77 jaar overleed toen een rookbom zijn in huis terechtkwam in de Calle Mercaderes .

      • Ter ere van Mikel Castillo

    • Getekend voor het leven op 16-jarige leeftijd

      • In 1965 werd een inwoner uit Usurbil zwaar gewond als gevolg van charges door de politie in Donostia. Juan Martija Makazaga was toen 16 jaar, en werd ongenadig afgetroefd door de “grises”, de oproerpolitie. Toen hij bijna halfdood was, sleurden ze hem in een winkel of kraam voor de verkoop van 'churros' en lieten hem aan zijn lot over. Later werd hij kreupel verklaard. Gevallen als dit hebben zich bij tientallen voorgedaan.

    • De walgelijke openhartigheid van Cassinello

      • Gedurende het proces aangaande de verdwijning en de moord op Lasa en Zabala was luitenent generaal Andrés Cassinello, de man die de Servicio de Información (veiligheidsdienst) van de Guardia Civil leidde, alom tegenwoordig in de wandelgangen. Tijdens een interview in 1984 werd hem gevraagd of chef was van de doodseskaders van GAL. Hij antwoordde: “Luister eens goed, beste vriend, als dit waar zou zijn en jij zou dit ontdekt hebben, dan was jouw leven geen 2 peseta's meer waard”. In 1985 verklaarde hij op een congres: “Ik verkies de (vuile) oorlog boven de onafhankelijkheid van Euskadi”. Hij verklaarde ook: “GAL is een imaginaire campagne die met succes geleid werd”.

    • “Itziarren semea” in de dodengang

      • Hij noemde Andoni Arrizabalaga, was afkomstig uit Ondarroa, maar zal eeuwig herdacht worden door het lied “Itziarren semea” dat Pantxoa eta Peio aan hem opdroegen. Andoni Arrizabalaga was het voorwerp van brutale folteringen in de kazernes van Zarautz en Donostia, en dit wekenlang. Later, in 1977, werd hij voor door de Krijgsraad van Burgos ter dood veroordeeld. “Toen mijn advocaat mij van het vonnis op de hoogte bracht, moest ik hem kalmeren, niet mezelf”. De doodstraf werd later omgezet en van de dodengang verhuisde hij naar de gevangenis van Puerto de Santa María (Cádiz) waar hij tot april 1977 verbleef.

    • Dood door protest tegen Proces van Burgos

    • De weerklank van het Proces van Burgos en het protest in Spanje en intenationaal is voldoende bekend. Veel minder bekend is het feit dat de protesten een dodelijk slachtoffer tot gevolg hadden. In Gipuzkoa waren de publieksreacties het hevigst met als resultaat vier zwaar gewonden door kogels van de Guardia Civil van de Policía Armada (de “grises”). Een jongere uit Eibar, Roberto Pérez Jauregi, overleed op 8 december 1970 als gevolg van verwondingen opgelopen 4 dagen voordien. Die verwondingen had hij opgelopen in de bergen. Er waren geen getuigen en de wetsdokters spraken van een “disparo a bocajarro” (een schot

    • Solidariteit met de Basken

      • In 1972 offerde een jongere van Vietnamese afkomst zich op door ziczelf in brand te steken in Biarritz, als steun voor de Baskische vluchtelingen. Ook een Franse burger volgde dat voorbeeld in 1975 voor het Spaanse Consulaat te Pau, als protest tegen de processen tegen Txiki en Otaegi. In 1976 overleed een voorbijganger te Rome als gevolg van een salvo door de politie bij een protestmanifestatie naar aanleiding van de gebeurtenissen in Vitoria-Gasteiz. En in 1994 stierven Fernando Morroni en Roberto Facal in Montevidetoen zij de Baskische vluchtelingen verdedigden.

Voor de eerste maal werden de slachtoffers gelieerd met het Baskische conflict in de periode 1960-2010 gedocumenteerd.

Het aantal slachtoffers als gevolg van ETA-aanslagen was al volledig gedocumenteerd en officieel erkend: 842. Maar nooit eerder werd de realiteit van het andere geweld, dat van het staatsterrorisme of de repressie onderzocht. Zonder enig wetenschappelijke benadering werd het cijfer van 250 à 300 vooropgesteld. De stichting Euskal Memoria heeft er op wetenschappelijke basis wel werk van gemaakt. Het cijfer is 474, veel hoger dan het aantal tot nu toe gehanteerd. De studie zal voorgesteld worden in het werk: “No les bastó Gernika'', op de Feria van Durango.

In tegenstelling tot wat algemeen verwacht werd, heeft een groot gedeelte van de slachtoffers (236) geen uitstaans met ETA, en de helft hiervan staat los van om het even welke politiek actief lidmaatschap. Zij verloren het leven in manifestaties, bij wegcontroles, bij accidenten op bezoek naar politieke gevangenen...

Tijdens de dictatuur van Franco, op het moment dat ETA nog niet gewapend actief was (tussen 1960 en 1968) vielen al 12 doden: 7 door schoten, 2 door foltering, 1 door naweeën van mishandeling, 1 door ziekte in de gevangenis en 1 door slagen in de gevangenis. De vuile oorlog alleen al is goed voor 85 dodelijke slachtoffers en 130 gewapende militanten sneuvelden bij een treffen met de Guardia Civil of met de oproerpolitie. Het dodental bij wegcontroles is intussen opgelopen tot 21 en bij manifestaties tot 36 (waaronder 6 minderjarigen).

Euskal Memoria neemt zich voor de namen en de omstandigheden nooit te vergeten.

Bron: Gara