Op weg naar de 1ste staatsgreep

Na de dood van Sabino Arana heeft de pril ontstane PNV een tergend langzaam en moeilijk parcours afgelegd. Het veld waarin geopereerd werd, bleef vooralsnog beperkt tot Bizkaia. Mettertijd vond de gedachte ingang om, naast de middenklasse en de lagere clerus, ook de arbeiders aan te spreken. Met dit doel voor ogen werden in 1911 de eerste kernen van een Baskische nationalistische vakbond opgericht. Op 23 juli 1911, in de Calle de Bilbao, keuren 178 arbeiders een manifest goed en stichten zij "Solidaridad de Obreros Vascos". In het Euskara wordt de vakbond ELA-Euskal Langileen Alkartasuna genoemd, in het Spaans: STV-Solidaridad de Trabajadores Vascos.

De eerste jaren van de nieuwe arbeidersorganisatie verlopen gunstig in Bizkaia en Gipuzkoa, maar het zal nog 20 jaar duren, tot in 1931, vooraleer ze in heel Baskenland voet aan wal krijgen. Gedurende die eerste jaren werd de klemtoon hoofdzakelijk gelegd op wederzijdse hulp en bijstand tussen de leden: inrichten van eetplaatsen voor werklozen en voedselvoorziening, speciale subsidies, medische hulp, schoolse opvoeding, coöperatieven...Dat neemt niet weg dat zij actief deelnamen in de sociale conflicten (in de periode was er nogal wat sociale onrust). Zo werd een lid van STV, Marcelino Charterina van de werkplaats Ardanaz, neergeschoten door de Guardia Civil. Ook rondom de werkplaatsen van de in 1913 opgerichte nationalistische krant Euskadi was er beroering. Een ernstige crisis was zich aan het voltrekken. Er kwamen meer en meer arbeiders op arbeidsmarkt, maar het levenspeil zakte terwijl het kapitaal bij wijze van spreken verdubbelde. Er waren stakingen in 1916 en in 1917. Tijdens sociale onderhandelingen in 1921 wilden de werkgevers de lonen verminderen en de arbeidsduur verhogen. De arbeiders radicaliseerden.

In 1923 zijn wij getuige van een eerste staatsgreep. Op 13 september 1923 greep Generaal Miguel Primo de Rivera de macht en maakte zo een einde aan de regering van García Prieto, emanatie van het liberale regime, ook wel "La Restauraciόn" genoemd. Veel vijandigheid ontmoette Primo de Rivera niet. Men hoopte op een sanering van de slechte situatie. De dictatuur van Primo de Rivera zorgde ervoor dat de economie weer stilaan op gang werd getrokken, maar zorgde ook voor nieuwe impulsen in het voordeel van de nationalisten. In 1927 werd in Mondragón "el día del Euskara" gevierd, een mobilisatie ten gunste van de Baskische taal, gecombineerd met nieuwe propagandistische acties. De jonge clerus werd één van verspreiders van het nationalisme en gaven sterke impulsen aan allerlei groeperingen.

Op 12 en 13 oktober 1929 werd het eerste congres van STV bijeengeroepen in het fronton van Astelena, waar een nieuwe impuls gegeven werd aan hun eisen en waar beslist werd het congres om de twee jaar te laten doorgaan. Intussen was in 1928 de peseta gecrasht en de agitatie tegen Primo de Rivera sloeg in alle hevigheid toe. Het verschil van mening tussen koning Alfonso XIII en Primo de Rivera zette de eerste er toe aan de laatste te ontslaan in januari 1930.

De opstand van Jaca in datzelfde jaar en het fusilleren van de kapiteins Galán en García Hernández Galán zorgden voor een verdere verspreiding van de republikeinse gedachte. Op 14 april 1931 veroverden de republikeinen de macht. Koning Alfonso XIII vertrok in ballingschap. De 2de republiek ging van start.

>>>>>>>>