5de Assemblee

Begin 1965 kwam de redactie van “Zutik” in handen van Patxi Iturrioz en zijn groep. De reorganisatie werd bevestigd in de 4de Assemblee. Vanaf nummer 27 van “Zutik” zijn belangrijke tendensen merkbaar in de artikelen, tendensen die sterk aanleunen bij de arbeidersstrijd. Hoewel er ook nog aandacht besteedt wordt aan het gedachtegoed van Ekin, komen de eerste meningsverschillen tot uiting. Het voorwerp van die meningsverschillen wordt perfect uitgelegd in een artikel door de groep van Iturrioz, gepubliceerd in “Zutik, 30”.

“Zutik, 30”

juli 1965

Sommigen beschuldigen ons dat wij aan het denationaliseren zijn (afstappen van het nationalisme). Vroeger was er alleen plaats voor termen zoals, Euskadi, Etnisch, Vaderland, Euskara, Natie, en noem maar op.

Vandaag zijn die termen niet verdwenen, maar hebben hun favoriete positie moeten afstaan aan termen zoals, Socialisatie, Planificatie, Cultuur, Objectieve voorwaarden, Actie van de massa (klassenstrijd), en noem maar op.

We moeten wel erkennen dat er nog niet afgestapt werd van de traditionele lijn, ten voordele van de nieuwe lijn, het socialisme “pur sang”. ETA heeft er altijd naar gestreefd om een democratisch socialistisch model te integreren in een nationalistisch onafhankelijkheidsmodel. Een bijzonder moeilijke taak die altijd voor problemen gezorgd heeft. De simplistische voorstelling van “eerst socialist, dan nationalist” tegenover “eerst nationalist, dan socialist” bracht de interne coherentie van de organisatie onder druk. Ook de slechte naam die het nationalisme had opgelopen in Europa, was niet van dien aard om de term nationalisme te promoten. De begripsverwarring is ontstaan uit het feit dat het nationalisme in Europa gekoppeld werd aan imperialistische belangen. Het nationalisme waarvan hier sprake is het staatsnationalisme. Denken we maar aan het Nationaalsocialisme. Staatsnationalisme is uit op imperialistische veroveringen, volksnationalisme is uit op de ontvoogding van het eigen volk met respect voor andere volkeren op gelijkwaardige basis.

Op het moment dat veel militanten toenadering zochten tot ETA, werd de taak tot integratie tussen de twee ideologieën moeilijker en moeilijker.

De repressieve toestand waarvan Euskal Herria het voornaamste slachtoffer was, gaf de nodige impulsen om te reageren volgens de studie: “Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria”. Er moest dus geld op de plank komen. De “comisión de atracos” (de commissie die bankovervallen moest voorbereiden) had een eerste plan uitgewerkt, en op 24 september 1965 werd dichtbij Bergara (Gipuzkoa) een bankloper van de ‘Banco de San Sebastián’ overvallen. De overval was een succes met een buit van 450.000 peseta’s.

Twee dagen later werd José Luis Zalbide slachtoffer van een verkeersongeval. Hij werd geïdentificeerd als één van de overvallers en gearresteerd. Zalbide was op dat ogenblik één de meest invloedrijke figuren in ETA, lid van het uitvoerende comité, en auteur van zowel “Carta a los intelectuales”, als “Bases teóricas de la Guerra Revolucionaria”. Het was een zware klap voor de organisatie, veel leden moesten op de vlucht en het nieuwe uitvoerende comité werd hierdoor gevoelig verzwakt. De groep rondom Patxi Iturrioz zag de weg vrij om nog meer greep te kregen op de organisatie, met als gevolg nog meer spanning.

De acties volgden elkaar op. Manifestaties ten voordele van Zalbide, die in hongerstaking was gegaan tegen de ondergane folterpraktijken en voor het statuut van politieke gevangene. In september 1965 konden twee militanten te nauwer nood ontsnappen aan een vuurgevecht bij een controle te Amurrio. In oktober werd Jokin Etxabe door de Guardia Civil ontvoerd te Kanpazar, die hem tijdens de nacht op een berg vrijliet, om hem naar zijn broer Juan José, ETA-militant, te kunnen volgen. In december werd een groep militanten opgepakt in Arrasate terwijl zij slagzinnen op muren aan het schilderen waren. In december werd aan de Muga een clandestiene immigrant neergeschoten terwijl de Guardia Civil probeerde José Maria Eskubi, de tweede in rij bij de leiding van ETA op dat moment, in te rekenen. In januari, februari en maart 1966 waren er dagelijks razzia’s en klonken de klachten van foltering harder en harder.

In deze omstandigheden naderde de jaarlijkse Aberri Eguna, de dag van het vaderland. Uit Abertzalekringen, afkomstig uit Iparralde (Frans-Baskenland) werd opgeroepen om de Aberri Eguna te houden langs weerszijden van de muga, de grens, in Irún en Hendaia. ETA verklaarde zich onmiddellijk akkoord, maar de PNV opteerde voor een eigen viering in Gasteiz-Vitoria. Dus versnippering. Aan de grens hadden de veiligheidstroepen een ondoordringbare cordon aangelegd, met als resultaat dat slechts 200 personen Hendaia konden bereiken. Bij brutale charges werden tientallen personen opgepakt.

In Gasteiz was er ook politiecontrole, maar in veel mindere mate. Het resultaat was 5.000 à 15.000 aanwezigen, en 15 arrestaties.

Een kleine groep was niet akkoord met de plaats Irún, omdat de ligging voor de veiligheidsdiensten een godsgeschenk was om het stadje te omsingelen. Javier Zumalde “El Cabra”, verantwoordelijk voor de militaire tak van ETA en zijn groep vonden de plaats dan ook een vergissing eerste klas, weigerden de deelname en verlieten ETA met 25 man. Zij noemden zichzelf “Grupo Autónomo de ETA”, maar kregen al vlug de bijnaam “Los Cabras”, naar de bijnaam van hun leider. Het werden wat pittoreske figuren. Maar één stunt zal voor altijd in het geheugen gegrift blijven: de inname van Garia.

El Cabra

In april 2004 kwam er in Baskenland een merkwaardig boek op de markt met als titel “Mi lucha clandestina en ETA” (Mijn clandestiene Strijd binnen ETA). Het werd geschreven door Xabier Zumalde, “El Cabra” (De Geit). Hij beschrijft er zijn activiteiten binnen de militaire bevrijdingsorganisatie “Euskadi Ta Askatasuna”, ETA, in de beginperiode 1965-1968 onder de Franco-dictatuur. Om de uitgave van zijn boek te promoten, richt hij een museum over ETA op in Artea (Bizkaia), waarvan zijn vrouw de verantwoordelijke is. Op de foto hiernaast kan u Xabier Zumalde zien in een gedeelte van zijn museum. Er werd een “zulo” nagebouwd (een “geheime plek” om ontvoerde personen, wapens, etc. in onder te brengen.) Verder waren er replicawapens, affiches en pamfletten te zien. Een storm van protest barstte los en zowel de PP, de PSE en de PNV, waarvoor Zumalde nochtans later werkte, vroegen meteen de sluiting. Het museum ging dicht op 27 april 2004 en werd verzegeld. Maar Zumalde verbrak de zegels. Daarop volgend boden zich vier bezoekers aan die van de politie bleken te zijn en die de tentoongestelde replicawapens meenamen. Op 2 mei 2004 verhindert de Ertzaintza dat het museum opnieuw de deuren opent.

Op 1 mei 1966, in volle Francoperiode, kwam om 7 uur ’s morgens een groepje van 10 militairen, 9 mannen en een vrouw, het dorpje Garai, in de buurt van Durango binnen gemarcheerd. In plaats van de Spaanse insignes droegen ze een Ikurriña op hun uniform. Hun eerste daad was het doorsnijden van de telefoonlijn. Daarop klommen er enkelen naar de top van de kerktoren en brachten er een Baskische vlag aan. Tijdens de ochtendmis brachten ze een muurschildering aan op het fronton en na de mis deelden ze pamfletten uit aan de gelovigen. Daarna verwijderden ze zich uit het dorp. Om 1 uur ’s middags verscheen de Guardia Civil. Enkele uren te laat... De “Cabras”, met Zumalde aan het hoofd, haalden door deze uiterst merkwaardige militaire actie “de pers”. Hoewel hij twee jaar militaire dienst in het Spaanse leger achter de rug had, was hij Baskisch nationalist: “Mijn God, mijn vaderland en mijn ideologie is Euskadi”, was zijn leuze. In 1965 trad hij toe tot ETA. Een jaar later zat hij al in het Uitvoerend Comité van de organisatie en werd hij verantwoordelijke voor het militaire front van de organisatie. Zodoende kreeg hij het volledige arsenaal tot zijn beschikking: een half dozijn pistolen en enkele grammen dynamiet. Zumalde ging aan het werk. Maar in plaats van zijn opdracht uit te voeren, het aanbrengen van Baskische vlaggen, verkoos hij Garai in te nemen. Later specialiseerde zijn groep er zich in vlaggen aan te brengen op plaatsen waar het risico bij het verwijderen groot was: aan hoogspanningskabels. Enkele weken nadat de eerste ETA-dode, Txabi Etxebarrieta Ortiz onder de kogels van de Guardia Civil viel, op 31 juli 1968, organiseerden ze een spectaculaire hommage in Urbia.

Op diezelfde 1 mei 1966 viel ETA een opsteker te beurt. In Donostia kwamen, ondanks politiecharges en brutaal neerslaan van betogers, duizenden en duizenden manifestanten op straat, die de confrontatie met de politie aangingen. Het zelfde gebeurde in Bilbao en op vele andere plaatsen.

Het grootste probleem voor ETA was de aanhoudende interne spanning. Txillardegi, die in ballingschap in Brussel vertoefde, volgde de gebeurtenissen met argusogen. Als leider van de externe delegatie, die alle groepen in het buitenland vertegenwoordigde, stuurde hij in oktober en november 1965 verscheidene brieven om zijn beklag te doen over de verspaansing van de organisatie, na het lezen van de laatste publicaties van “Zutik”: het opgeven van het Euskara, bijna uitsluitend syndicale thema’s, analyses die meer en meer de richting Spaanse staat uitgingen (vooral wat arbeiders bewegingen betrof). Zijn verwijten werden vanaf “Zutik, 38”, februari 1966, meer en meer door de inhoud bevestigd. Ook militanten op het thuisfront, zoals Xavier Bareño en de gebroeders Etxebarrieta drukten hun ongenoegen uit. Naast de oeverloze ideologische debatten, de arrestatie van José Luis Zalbide en het vertrek van de militaire groep van El Cabra, had het er alle schijn van dat de gewapende acties tot stilstand gekomen waren, terwijl de propaganda van vooral Patxi Iturrioz hoogtij vierde. Velen dachten dan ook dat achter deze inactiviteit het Oficina Política schuilging.

Txillardegi richtte in april 1966 het tijdschrift “Branka” (boeg) op, met als voornaamste doestelling “te strijden tegen de stelling sociaalimperialisme”. Dat verduidelijkte hij als volgt: “Strijden tegen diegenen die, in naam van de ideeën van revolutionair links, de Baskische bevrijdingsstrijd ondergeschikt stelden aan een strategie samen met de Spaanse staat.” Patxi Iturrioz wilde de “klassenstrijd” versterken door met de Spaanse arbeidersbewegingen samen te werken. Txillardegi, die zichzelf een non-marxist noemde, werkte samen met Krutwig die het idee van de arbeiderstrijd te berde had gebracht. Samen probeerden zij de “Spaanse lijn” af te remmen.

Het Oficina Política bleef doorgaan met het uitdiepen van hun favoriete thema, zich meer en meer afkerend van de historische lijn van ETA. De nummers 41,42 en 43 van “Zutik” waren de druppel die de emmers deden overlopen. Het Spaanse regime had een imago-operatie opgezet om hen in het buitenland meer aanvaardbaar te maken en de toetreding in de Europese Gemeenschap te vergemakkelijken: amnestie voor oorlogsmisdrijven, de Ley de Prensa, de wet op de pers (meer vrijheid van uitdrukking). Voor eind 1966 was er zelfs een pseudo-referendum voorzien. Bepaalde sectoren van de Spaanse oppositie zagen hierin een liberalisering van het systeem, en leden van het Oficina Política traden die benadering bij: “Het lijkt ons dat de liberalisering van het regime, stap voor stap, een evidentie wordt”, (Zutik, 41.) De expressie van hun gedachtegoed kwam het best tot uiting in een referaat, getiteld: “Por una izquierda socialista revolucionaria vasca” (Voor een linkse, socialistische en revolutionaire Baskenland). De bedoeling was dit referaat voor te leggen in de 5de Assemblee, maar zoals we later zullen zien, ging dit niet door. Absolute prioriteit kreeg de stelling: “De arbeidersstrijd, meer specifiek de syndicale strijd, moet de motor zijn, in samenwerking met andere (Spaanse) sociale sectoren, van de revolutionaire verandering.” De inhoud van het referaat, bestemd voor de 5de Assemblee, werd in de zomer van 1966 “gelekt” in “Zutik, 42). De negatieve reactie was enorm. Veel militanten verscheurden en verbrandden de publicaties, in plaats van ze te verspreiden. Er werd aangedrongen om zo vlug mogelijk de 5de Assemblee te houden. Verscheidene groepen begonnen zich openlijk te verzetten, en de eerste generatie Etarras (Txillardegi vanuit Brussel en Madariaga vanuit Parijs) speelden een beslissende rol in de aanklacht.

Een bepaalde groep jongeren koos voor een tussenweg: het revolutionaire nationalisme, met de nadruk op nationalisme. Het was perfect mogelijk voor hen om socialisme en nationalisme (abertzalismo) verenigbaar te maken. Op instructie van Madariaga, trokken Eskubi, Bareño en Jesús Mari Bilbao vanuit Parijs naar het thuisfront om contacten te leggen met de broers Etxebarrieta, José Antonio en Txabi. Zij hadden een discussietekst uitgewerkt: “Informe Verde”, die door Krutwig en alle andere militanten goedgekeurd werd.

Uiteindelijk werd de datum voor de 5de Assemblee vastgelegd voor december 1966. Toen in september 1966 nummer 43 van “Zutik” verscheen (zonder de minste verwijzing naar het probleem van het nationalisme, maar met des te meer aandacht voor syndicale verkiezingen via Comisiones Obreras (communistische vakbond), was de maat vol. Onder druk van de nationalistische militanten zag ETA zich verplicht een speciaal uitvoerend comité samen te roepen. Op 20 november 1966 werd te Mutriku, bij unanimiteit, Patxi Iturrioz en zijn volgelingen van het Oficina Política uit de organisatie gezet. Uit deze groep zal later de “Movimiento Comunista Español”, de Spaanse Communistische Beweging, ontstaan, op marxistisch-leninistische leest geschoeid.

De uitsluiting van Patxi Iturrioz gebeurde een paar dagen voor de start van de 5de Assemblee op 7 december 1966. Het was dus logisch dat het ideologische debat en de uitsluiting deel zouden uitmaken van de agenda van die assemblee. Op 7 december 1966 werden de vertegenwoordigers van de herrialdes en de verantwoordelijken van de verscheidene apparaten van de organisatie samengeroepen in het parochiehuis van Gaztelu (Gipuzkoa). De verdedigers van Iturrioz beklaagden zich er over dat de directie niet alle leden had uitgenodigd, maar de waarheid gebiedt ons te zeggen dat er ook maar 1 afgevaardigde aanwezig was uit Iparralde en niemand van de “buitenlandse delegatie”. De groep rondom de Oficina Política wilden niet dat de assemblee gestart werd zonder deelname van Iturrioz zelf. Het bekvechten duurde de hele avond, en ook nog de volgende morgen, 8 december 1966. Een grote meerderheid stemde voor het starten van de assemblee, zonder Iturrioz. Twaalf leden op tweeënveertig van het Oficina Política beslisten daarop om ook niet deel te nemen, en zonderden zich af in een aansluitend lokaal. Zij namen wel allemaal samen de maaltijden.

De afwezigheid van de “obreristas” (abeidersgezinden) zorgde er wel voor dat het referaat, getiteld: “Por una izquierda socialista revolucionaria vasca” (Voor een linkse, socialistische en revolutionaire Baskenland) niet besproken werd.

De voornaamste discussietekst die besproken werd, was van de hand van José Antonio Etxebarrieta, getiteld: “Informe Txatarra”, met als officiële titel: “Análisis y crítica del españolismo social-chauvinista.” Dit werkje van een 50-tal pagina’s bracht systematisch kritiek uit op de volgehouden posities van het Oficina Política, zich baserende op een gedetailleerde analyse van wat in “Zutik” gepubliceerd werd. Het voorlezen van de tekst duurde 95 minuten en de discussie een volle dag. De geleverde kritiek werd algemeen aanvaard en de assemblee ratificeerde de uitsluiting van het Oficina Política op basis van volgende beschuldigingen:

1. Spaans en legalistisch revisionisme, in totale tegenspraak met de revolutionaire lijn van ETA.

2. Het vasthouden aan een ideologisch systeem, losgekoppeld van de realiteit, en daarom vasthouden aan een idealistisch systeem.

3. Het introduceren, op een achterbakse manier, van een niet-Baskische tendens in ETA en het wegmoffelen van de “españolistische” natuur ervan.

4. Het te berde brengen van een nieuw sociaalopportunistisch ideeëngoed, totaal in tegenspraak met de revolutionaire ideologie van ETA.

Er werden nog 4 documenten besproken, allemaal in de lijn van “Informe Txatarra”, en dus met kritiek op het Oficina Política. De rest van de tijd werd aangewend om de ideologische besluiten op papier te zetten. Die besluiten waren sleutelmomenten om aan de achterban uit te leggen wat er de laatste maanden in de organisatie is gebeurd. De besluiten kregen later de titel: “Posiciones ideológicas de la V Asamblea”, onder de redactie van Txabi Etxebarrieta Ortiz. De weken volgend op de assemblee werden gebruikt om “Zutik, 44” te verspreiden met 4 korte artikelen, afkomstig uit “Posiciones” en waar voor de eerste maal de term Pueblo Trabajador Vasco (PTV), het arbeidende volk van Baskenland. Deze term moest de motor worden van een sociale verandering en van de nationale bevrijdingsstrijd, en iedereen in Euskal Herria moest er deel van uit kunnen maken (dus ook immigranten).

De nieuwe directie was samengesteld uit 7 leden en een totaal vernieuwde Oficina Política (de oude was uitgesloten). In die Oficina Política fungeerden nu Eskubi, Elorriaga, Patxo Unzueta, Jesús María Bilbao, maar bovenal Txabi Etxebarrieta. Het voorzitterschap van de assemblee werd toevertrouwd aan Txabi Etxebarrieta, die nauwelijks 21 jaar was, maar van een uitzonderlijke vorming en intelligentie, briljant student Economie, integraal militant en bijzonder charismatisch. Samen met zijn broer José Antonio was hij de bezieler van het revolutionaire nationalisme, vertaald in de discussietekst: “Informe Verde”.

Eenmaal de nederlaag verwerkt, verliet de groep Iturrioz de organisatie, maar wilden het drieletterwoord niet prijsgeven. Omwille van de koersverandering noemden zij zich ETA-Berri (ETA nieuw), en de achtergebleven en loyale meerderheidsfractie noemden zij ETA-Zarra (van zaharra of oud) of ETA-Bai (ETA, ja).

ETA-Zaharra

ETA-Berri

de volksnationale strijd in Euskal Herria

de klassenstrijd, de rest is bijzaak

Zij hielden ook aan de publicatie “Zutik” en zorgden voor een identieke publicatie (op de inhoud na), wat natuurlijk onder de militanten een grote verwarring teweeg bracht. De voorbereiding van de kaders was hoofdzakelijke gebaseerd op een theoretische benadering, met als voornaamste hulp marxistische literatuur. Zij bekritiseerden ETA als kleinburgerlijk en radicaal nationalistisch. Het jaar nadien, 1967, trad de vakbond AST-Alianza Sindical de Trabajadores toe tot ETA-Berri. In 1969 veranderen zij hun “neppublicatie Zutik in “Komunistak” (De communisten). In 1972 fusioneerde zij samen met een aantal andere groepjes tot “Movimiento Comunista Español”, de Spaanse Communistische Beweging, ontstaan, op maoïstische leest geschoeid. Uiteindelijk werden zij een staatsfederatie EMK-Euskadiko Mugimendo Komunista (Communistische Beweging van Euskadi) genoemd.

ETA (Zaharra) zag zich, na het geaccidenteerde parcours van net voor en net na de 5de Assemblee, verplicht om een vervolg te breiden aan de 5de Assemblee, om een meer definitief actieprogramma op te stellen. Tijdens die tweede fase van de "5de Assemblee", die gehouden werd tussen 21 en 26 maart 1967 in het huis "Casa de Ejercicios Espirituales" te Getaria (Gipuzkoa), werd het voorzitterschap opnieuw toevertrouwd aan Txabi Etxebarrieta, die een ongekende bekwaamheid ten toon spreidde om de diverse meningen te kristalliseren in één geheel. Ditmaal waren er 40 militanten aanwezig, waarvan er maar 18 hadden deelgenomen aan het eerste deel. De gebeurtenissen (uitsluiting) rondom het eerste deel werden verduidelijkt, en al vlug bleek dat het ideologische debat het belangrijkste zou worden. Als basis werd ditmaal de discussietekst “Informe Verde” gebruikt. Uit groepsdebatten werd in plenaire zitting besloten tot een ideologische definitie. ETA definieerde zich nu als “Movimiento Socialista Vasco de Liberación Nacional”: de bevrijding van het Baskische Volk gestoeld op het socialistische gedachtegoed.

Er werd een precies kader uitgetekend van hoe de nieuwe structuur er moest uitzien. De “Biltzar Ttipia” (kleine assemblee) werd opgericht als controleorgaan, met toezicht op het “Aginte Batzorde”, het uitvoerende comité, om te vermijden dat een kleine groep militanten de controle van de organisatie zou kunnen overnemen.

Er wordt ook besloten het proces “actie-repressie-actie” (goedgekeurd in de 4de Assemblee) in gang te zetten.

De basiskern van de organisatie is nu de hirurko (een equipe van 3 personen, al eens behandeld in het manifest "Insurrección en Euskadi" van de “3de Assemblee). Het geheel van de hirurko’s vormden de “Mesa del pueblo”, de volksraad en de verzameling van alle volksraden van één zone vormden samen één herrialde, of provincie. De herrialdeburu (de provinciale leiders) organiseerden activiteiten op 4 fronten: politiek, economisch, cultureel en militair.

Het nieuwe uitvoerende comité bestond uit: Eskubi, Bareño, Edur Arregi, Iulen Madariaga, Emilio López Adán, Juanjo Etxabe, Txabi Etxebarrieta, Jokin Gorostidi en Krutwig.

In de "5de Assemblee" werd ETA dus wederom in afdelingen gesplitst opdat de organisatie een sterkere structuur zou krijgen die de gewapende acties (in de vorige assemblee al goedgekeurd) zou vereenvoudigen en opdrijven. De nieuwe afdelingen waren dus, zoals zopas vermeld: de militaire, de politieke, de economische en de culturele afdelingen.

Door de gebeurtenissen rondom de 4de Assemblee was ETA toch wat verzwakt uit de 5de Assemblee gekomen, en nieuwe meningsverschillen kwamen aan de oppervlakte.

    • Een eerste stroming vond dat de ETA vooral moest opkomen voor de arbeidersklasse en daarom moest meegaan in het revolutionaire terrorisme van andere groeperingen in Europa.

    • Een tweede stroming propagandeerde een meer nationalistische ideologie en wou een meer politieke koers varen.

    • Een derde stroming propageerde de voortzetting van de ingeslagen koers, en was voor de uitbreiding van de gewapende actie.

Maar belangrijk is het feit dat ETA altijd als referentiepunt de culturele, de morele en de humane identiteit van het Baskische volk vooropgesteld.

De cultuurgroep rondom de historische stichters van ETA, José Luis Alvarez Emparantza, "Txillardegi" en Benito del Valle, aanhangers van de 2 de stroming, konden zich niet akkoord verklaren met de gewapende strijd en verlieten de organisatie, ongeveer een maand na de assemblee, in april 1967. Na de breuk richtten zij de Grupo Branka(boeg) op, genoemd naar het tijdschrift dat hij in april 1966 had opgericht.

Txillardegi verklaarde zijn aftreden als volgt: "Wij waren medestanders van een meer politieke en minder militaire strijd, dit in tegenstelling tot diegenen die in de "5de Assemblee" het overwicht behaalden.

De stadsguerrilla en de guerrilla in het algemeen zijn wellicht een grote steun voor ons onafhankelijkheidsstreven, maar niet als enig bevrijdingssysteem in een land als Spanje, dat bovengeïndustrialiseerd is. Het is waardevol in Vietnam, maar niet hier”.

In de praktijk had ETA gebruik gemaakt van het marxisme als methode tot analyse, en had veelvuldig de terminologie ervan overgenomen. Maar ETA heeft zich nooit marxistisch-leninistisch verklaard. ETA gebruikte wel heel veel de term “socialisme”, zonder er echter een kwalitatieve omschrijving of definitie aan te geven. Uit het geheel van de discussies valt vooral te onthouden dat ETA zich gelijktijdig definieerde als: Abertzale-organisatie, ontegensprekelijke voorstander van onafhankelijkheid, promotor van het Euskara als officiële taal en aan de andere kant, revolutionair socialistisch met de vaste wil om actief de gewapende strijd aan te gaan ter verdediging van die objectieven. Hiermee had ETA een referentiepunt gecreëerd, aanvaardbaar voor een groot gedeelte van de Baskische bevolking. "La Izquierda Abertzale” kan dus het best vertaald worden als “het radicale nationalisme”. Die mannen waren vooral “links” of “socialistisch” omdat het toen “in de mode” was, maar vooral omdat ze tegen een rechtse dictatuur moesten opboksen.

Ondanks het feit dat er nieuwe meningsverschillen en afscheuringen zullen plaatshebben, zullen het die referentiepunten zijn die de waarachtige historische lijn van ETA zullen verder zetten.

>>>>>>>>