Juan María Bandrés

Juan María Bandrés Molet (San Sebastián, 12 februari 1932) is advocaat en politicus. Hij was senator in 1977 en volksvertegenwoordiger van 1979 tot 1989 in de Cortes voor de partij Euskadiko Ezkerra.

Tijdens de burgeroorlog moest zijn familie, zoals zoveel anderen in Baskenland, zich in veiligheid brengen en pas na de oorlog konden zij zich terug in hun geboortestad vestigen. Na zijn studies aan de “Universidad de Santiago de Compostela” in 1952, vervulde hij anderhalf jaar zijn dienstplicht in het “Hospital Militar” van Tetuán (Afrika).

Na zijn legerdienst vestigde hij zich als onafhankelijke advocaat in San Sebastián.

Vanaf 1964 verdedigde hij in meer dan 15 processen de jonge militanten van ETA voor het “Tribunal de Orden Público” (uitzonderingsrechtbank van 1963 tot 1977), wegens illegale propaganda en niet-gewelddadige acties. Na de moord op de folteraar Melitón Manzanas in 1968, en het daaropvolgend uitroepen van de staat van beleg, werd Bandrés voor 3 maanden gedeporteerd naar Purchena (Almería). Na zijn deportatie zette hij onverminderd en onvermoeibaar de verdediging verder van al wie in Baskenland door de repressie van Franco getroffen werd. In het “Proces van Burgos” (1970) nam hij de verdediging op zich van Jokin Gorostidi en Itziar Aizpurua. Op vraag van familieleden en vaak belangloos trad hij op als bemiddelaar bij de vrijlating van gegijzelden door ETA (in januari 1973 bij ondernemer Felipe Huarte, bijvoorbeeld). In 1994 stopt hij zijn advocatenpraktijk. Hij wijdt zich volledig aan de verdediging van de rechten van de mens, als voorzitter (1995) van de “CEAR-Comisión Española de Ayuda al Refugiado” (commissie voor hulp aan de vluchtelingen).

Na de ontvoering van de ondernemer Javier de Ybarra door ETA op 20 mei 1977, kwam hij weer tussen als bemiddelaar voor zijn vrijlating, ditmaal zonder succes. Toen op 22 juni 1977 het lijk teruggevonden werd op de Monte Gorbea (Gorbea of Gorbeia is een berg en een massief, de hoogste in Bizkaia en Alava, met toppen tot 1481m) brak hij definitief alle relaties met ETA, samen met nog een paar andere intellectuelen en Baskische politici, onder wie Mario Onaindía.

Gedurende de “Transición” (overgang naar democratie) werd hij overal geprezen om zijn eerlijkheid en zijn ethisch gedrag. Meermaals werd hij opgeroepen om als tussenpersoon of als bemiddelaar op te treden in vredesgesprekken tussen ETA en de regering (in 1975 onder Manuel Fraga Iribarne, wat later onder Adolfo Suárez met als resultaat politieke amnestie in 1977). Onder de vleugels van Binnenlandminister, Juan José Rosón Pérez, nam hij samen met Mario Onaindía deel aan de gesprekken die geleid hebben naar de vrijlating en de sociale reclassering van opgesloten Etarras, die zich niet bezondigd hadden aan bloeddelicten. Dit gegeven zou later leiden naar de ontbinding van ETApm (VII Asamblea) op 30 september 1982 en de integratie van die organisatie in de politieke partij Euskadiko Ezkerra.

Vermeldenswaard is nog dat hij tegen de “Constitución de 1978” stemde, omdat hij er te weinig verwachtingen en te weinig toekomstperspectieven in zag voor het Baskische volk.

Juan Mari Bandrés is op 28 oktober 2011 na een ernstige hersenziekte overleden.