Inleiding

Bewondering voor het verleden geeft regelmatig aanleiding tot spot. Daar is het verleden niet verantwoordelijk voor, maar wel diegenen die niet altijd de reële context in het juiste perspectief zien. Halverwege de 18de eeuw verzekerde een Frans-Baskische abt, Diharce de Bidassouet, dat het Euskara, de oudste taal van Europa, de taal van de Schepper was.

Bewondering voor het verleden leert ons wel dat Spanje en Frankrijk liegen over dat verleden: zij maskeren het gezicht van de realiteit. Hoe kan een land als Spanje (met behulp van de Kerk) een sacrosancte eenheid claimen, als ze pas in 1512 Navarra “manu militare” hebben ingepalmd? Baskenland kon toen al bogen op meerdere millennia geschiedenis. Spanje bestond toen nog uit een samenraapsel van allerlei koninkrijkjes, en het zal nog een tijdje duren alvorens er enigszins sprake kan zijn van een nationale staat Spanje. Die eenheidsstaat kon er pas komen na talloze plunderingen, overheersingen, gewapende strijd, oorlogen, omkopingen en ga zo maar voort. En zich dan maar beroepen op het "España Grande”. Later meer daarover, laten we starten bij het begin.

De oorsprong van de Basken is in een diep mysterie gehuld. Hun taal is zo afwijkend, en niet of nauwelijks verwant met bestaande talen, dat de Basken niet gerekend kunnen worden tot de bekende Europese volkeren, zoals de Kelten of Germanen. Een vrij gangbare stelling is dat zij oorspronkelijke bewoners waren in Zuidwest-Europa, nog voordat de Kelten vanuit Centraal-Europa naar het westen trokken en hier de dominante cultuur vormden. Sommige stellingen drijven het zelfs zo ver door om de Basken als directe afstammelingen van de Cro-Magnon te classificeren, op basis van fysieke kenmerken en skeletbouw die zouden afwijken van de modernere, Indo-Europese volkeren. Deze stelling is zeer omstreden en niet bewezen.

De Baskische geschiedenis zoals wij die kennen, gaat terug tot de Romeinse "bezetting". Tijdens de Romeinse bezetting hebben de Basken dapper stand gehouden en altijd hun grondgebied weten te beschermen. Allicht is dit ook de oorsprong van de drang en de ideologie om een autonome staat te willen hebben, wat meteen de kern is van het Baskisch probleem. Beter is dit te omschrijven als een Spaans probleem: Nazio Aske Bat.

"Nazio aske bat"

"Een vrije natie"

De kern van het Baskische Conflict

Gu gaurko euskaldunok gure aitasuen illezkurren uruipenean,

bildu gera emen gure legea gorde nai degula erakusteko

Hier staan wij verzameld, de Euskaldunak van vandaag, uit respect voor en

als herinnering aan onze voorouders, omdat wij onze wet willen behouden

Nog voordat de Basken hun naam (Vascones) kregen van de Romeinen probeerden vele volkeren Baskenland binnen te dringen, steeds echter stuitten zij op veel tegenstand. Vaak waren de indringers helemaal niet van zins om de Basken aan zich te onderwerpen, maar gebruikten zij de diensten van de Basken, of trainden zij Baskische soldaten om mee te laten vechten in hun oorlogen. De Basken streden bijvoorbeeld met de Carthagers tegen de Romeinen in 240 BC, een slag die uitviel in het voordeel van Rome. Uiteindelijk werd heel Iberia inclusief het Baskenland ingelijfd door de Romeinen. Zij waren uit op de vruchtbare gebieden van Iberia en kwamen met de Basken tot een bijzondere overeenkomst. De Basken werden niet bezet en waren ook niet schatplichtig. Ook mochten ze hun eigen ‘gewoonterecht’, later Fueros genoemd, blijven gebruiken. Op deze manier probeerden de Romeinen de Basken te pacificeren en een doorgang te bemachtigen tussen ‘Zuid-Frankrijk’ en de gebieden achter de rivier de Ebro, achter Baskenland. Waar in Iberia de Latijnse taal gesproken werd, sprak men in ‘Vasconia’ het ‘Euskara’, de Baskische taal.

Terwijl Iberia in hoog tempo gekerstend werd, vereerden de Basken de zon en de maan en een pantheon van geesten uit de natuur. Omringd door christelijke erediensten hadden de Basken hun mythologische figuren zoals Baxajaun (de behaarde heer van het woud), Eguzki (de god van de dag) ,Ilazki (de godin van de nacht), Urtzi (de god van het universum), Olentzero en Mari (dit was de Baskische godin bij uitstek. Zij zou in de grotten van Aketegi, Txindoki of Anboto geleefd hebben.).

Pas na de ondergang van de Visigoten, en tijdens gevechten tegen de muzelmannen bekeerden de Basken zich (althans in naam) tot het Christendom. Stel daar niet teveel van voor, als het hen uitkwam, waren ze christen, maar in vele gevallen bleven ze heidenen. Het bleken geen betrouwbare christenen te zijn: de Basken trokken slechts ten strijde voor zichzelf en hun land en kozen partij voor één of twee van de op het grensgebied van de Pyreneeën strijdende partijen. Het Baskische volk vocht tegen christenen en muzelmannen en slaagde er misschien hierdoor in te overleven en hun land te behouden. Het christendom kende dus een heel langzame evolutie in Baskenland. Nu zijn ze het meest katholieke volk van het Iberische schiereiland. In de 9de eeuw zijn de monarchen van Pamplona begonnen met een zendingspolitiek, een politiek van missionering, waarbij ze overal kloosters en diocesen lieten oprichten. Ook de Camino de Santiago "El Jacobeo" liet zijn sporen na. Toen in de 11de eeuw de uitbreiding van kleine kloosters in Bizkaia en Gipuzkoa toenam, kon men spreken van een definitieve overgang naar het christendom (zij het nog langzaam)

De voortdurende staat van oorlog verbond het volk dat eerst voornamelijk uit aparte bergstammen (de Vardulli, de Caristi en de Autrigones) bestond. Zelfs na de unificatie van Spanje door de katholieke vorsten Ferdinand en Isabella behielden de Basken hun identiteit: hun eigen wetten (Fueros) en taal (Euskara).

De Basken hadden een rijke industrie, variërend van handel, de staalindustrie en de visserij. Zij bouwden boten van superieure kwaliteit waarmee ze de wereldzeeën beheersten, handel dreven en op walvisjacht gingen. De latere staalindustrie had van Baskenland een rijk gebied gemaakt. Toen echter in Engeland een procédé werd ontdekt om op nog goedkopere wijze staal te produceren met behulp van hematiet, een erts dat in Baskenland rijkelijk voorradig was, versnelde de economische groei aanzienlijk.

Dit had tot gevolg dat vele mensen van buiten Baskenland zich kwamen vestigen in de hoop werk te vinden. De steden werden steeds kosmopolitischer en de verschillen tussen de diverse klassen steeds schrijnender. De onderklasse, die ontstond door de vele mensen die werkzaam waren in de Baskische industrieën, sprak Spaans en geen Euskara. De Baskische cultuur kwam door de grote instroom van ‘buitenlanders’ onder grote druk te staan. Dat was al het geval in 1876, na de Tweede Carlistische Oorlog, toen de Basken hun laatste rechten van de Fueros, het lokale gewoonterecht, verloren en dit werd dus alleen maar versterkt door de toestroom van arbeidskrachten, die beschimpt werden door de lokale Baskische bevolking en ‘maketos’ (buitenstaanders) werden genoemd.

Deze toestanden in combinatie met de inkrimping (verovering) van de Spaanse overzeese gebiedsdelen door de Amerikanen (‘El Desastre’) waren de voornaamste voedingsbodem voor het moderne Baskische nationalisme, dat bij wijze van spreken min of meer toevallig ontstond in 1865, met de geboorte van Sabino Arana y Goiri.

‘El Desastre’ ontlokte een brede zoektocht naar de herbevestiging van het in verval geraakte Spanje, aangevoerd door o.a. de ‘filosoof’ (en Bask!) Miguel de Unamuno. Men zocht naar het werkelijke, innerlijke Spanje met de vraag wat nu eigenlijk het bestaansrecht van Spanje was. Basken en Catalanen maakten handig gebruik van de nederlaag van Spanje en het verlies van koloniën. Zij zagen een eigen staat in het verzwakte Spanje wel heel dichtbij komen.

Maar het verliep enigszins anders. De ultranationalisten van de staat namen de bovenhand, met alle gevolgen van dien.

Gedeelte uit het artikel, “Over de geschiedenis van Baskenland en het nationalisme”, geschreven door Erwin van der Leij,

>>>>>>>>