Joxe Arregi

JOXE ARREGI IZAGIRRE

Joxe Arregi Izagirre, geboren in 1951 te Zizurkil, was een forse Baskische vrachtwagenchauffeur, die op 4 februari 1981 gearresteerd werd. Hij was pas 30 geworden. Volgens de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Juan José Rosón Pérez, zou Arregi lid geweest zijn van ETA. Of hij daadwerkelijk lid was of niet, zullen wij nooit weten. Hij werd namelijk niet in de gelegenheid gesteld zich te verdedigen, of voor een rechtbank te verschijnen.

Volgens een politiecommissaris, met pseudoniem "Daniel Abad" en auteur van het boek: "Yo maté a un etarra" (Ik doodde een Etarra), werd Arregi door de toenmalige politie behandeld als, "een gevangene van aanzien (hoog in rang bij ETA?) om zo hun “professionele” ijver te verantwoorden. Maar zij waren tuig zonder scrupules. Zij gedroegen zich bij die gelegenheid als een onvervalste kudde wolven, die rivaliseerden alsof het een trofee betrof. Uiteindelijk besloten zij hun slachtoffer te vierendelen”

De moord op Joxe Arregi, want dat was het uiteindelijk, ontketende een golf van protest binnen, maar ook buiten Spanje. Ontelbare manifestaties en stakingen schreeuwden het protest uit tegen dergelijke nooit geziene onmenselijkheid, vooral in Euskadi, maar evenzeer in Spanje zelf en in het buitenland. De moord op Arregi toonde aan dat het repressieve apparaat van de staat geen millimeter gewijzigd was, sinds de overgang naar de democratie (?), op dat moment al 6 jaar oud.

Reacties moord Joxe Arregi

13 februari 1981

De tragische dood van Joxe Arregi Izagirre op 13 februari 1981 schudde de Baskische gemeenschap geweldadig door elkaar. De inwoner van Zizurkil werd op 4 februari 1981 gearresteerd te Madrid en overgebracht naar de Dirección General de Seguridad de la Policía te Madrid. Hij verbleef hier 9 dagen “incomunicado” (volledig afgezonderd, geen advocaat, enz…), overgeleverd aan willekeur. De vooravond van zijn overlijden werd hij naar het Hospital Penitenciario van Carabanchel, in de ziekenboeg, overgebracht. Het medische rapport zal ik niet aanhalen, want het is te verschrikkelijk.

Drie politieke gevangenen, Iñaki Agirre (ETA-pm), Xose Lois Fernández González (GRAPO) en Lois Alonso Riveiro (PCE), waren getuige van zijn aankomst in de ziekenboeg. Het relaas werd op een kladbriefje door de tralies naar buiten gegooid: “Fysisch totaal afgemaakt, onherkenbaar, hevig rillend over het gehele lichaam, nauwelijks in staat te ademen, mompelende Joxe Arregi enkel zinnen, waardoor we hem konden identificeren. Zijn ogen waren bont en blauw geslagen. Het rechteroog vertoonde een enorme bloeduitstorting. Armen en benen waren angstwekkend opgezwollen”.

“Ik heb verschrikkelijke dorst”, mompelde hij. Op de vraag hoe het er aan toegegaan was, antwoordde hij: “Oso latza izan da’ (Het was verschrikkelijk). Ze hebben mij onderste boven gehangen aan de ijzeren staaf, en sloegen vrijwel overal op mijn lichaam, maar vooral op de onderkant van mijn voeten. Ze verbrandden mijn armen en benen en lichaam (tot in de tweede graad) met God weet welk materiaal of gereedschap. Op de grond sprongen zij om beurten op mijn borst…” Hij kon niet meer verder praten en stortte in elkaar. De 3 gevangenen hielpen hem omkleden, waarbij ze verscheidene bloeduitstortingen overal op het lichaam zagen. Vele plaatsen waren zwartgeblakerd (ernstige brandwonden), en veel brandwonden begonnen te verzweren.

De volgende ochtend was zijn toestand nog verergerd. Hij murmelde: “Nik uste diat hiltzekotan nagoela”, (Ik denk dat ik sterf).

Ik stop hier het huiveringwekkende getuigenis, want er is niets menselijks aan, maar het komt wel op de palmares van de “Benemérita” (verdienstelijk, prijzenswaardig) zoals de Guardia Civil genoemd wordt.

Volgens de Commissie voor de Mensenrechten te Madrid hebben 73 politieagenten deelgenomen aan, wat ik noem, de “lynchpartij”. Slecht twee werden in staat van beschuldiging gesteld en beide werden vrijgesproken. Later kregen zij toch 7 maanden cel (vergelijk met het volgende: een opinieartikel in de krant “Gara”, gepubliceerd door Iñaki de Juana Chaos, levert een bod op van 96 jaar cel).Folteraars zoals de gebroeders Creix, Conesa, Polo, Olmedo en zovele anderen, zoals Billy el Niño, waren menselijke uitwassen die opereerden als uitvoerende arm van autoriteiten die deze praktijken legitimeerden. Die mensen (is dat wel het juiste woord?), zoals Ballesteros in Valencia, González Pacheco (alias Billy el Niño), Yagüe of Carlos Domínguez in Madrid, of Eleuterio Fernández-Girón in Zaragoza (berucht als “El Legionario”, de legionair), hebben bevelen gegeven of uitgevoerd, veelal eigenhandig, om te folteren, om meedogenloos te martelen. Deze Franquistische commissarissen fingeerden een aanpassing aan de democratische regels, als er geen andere uitweg meer was. Meer zelfs, ze werden door de Spaanse “democratische” regeringen omhooggetild naar verantwoordelijke posten.

De misdaad

Als Joxe Arregi Izagirre op 12 februari 1981, de vooravond van zijn overlijden, overgebracht werd naar de gevangenis van Carabanchel, na 9 dagen “behandeld” te zijn geweest in de Dirección General de Seguridad de la Policía, was zijn toestand zo ernstig dat hij zich allerminst bekommerde om de gezichten van zijn folteraars te herinneren. Folteraars die met een dierlijke wreedheid hem zo hadden toegetakeld.

Zijn aanblik was, volgens hen die ooggetuige waren, erbarmelijk, zo erbarmelijk dat de directie van de gevangenis onmiddellijk opdracht gaf om hem met spoed over te brengen naar het Hospital Penitenciario. Op die manier wilden zij zich vrijpleiten van alle verantwoordelijkheid. Het moet wel heel erg geweest zijn!

Een medegevangene die hem vergezelde naar het hospitaalbed verklaarde dat een gevangenisverpleger wanhopig uitriep: “¡Yo aquí no tengo lugar por donde pinchar!” (Ik zie hier geen enkele vrije plaats meer om een injectie te geven). Zijn toestand verergerde zo snel dat zijn overbrenging naar een burgerlijk hospitaal urgent werd. Bij aankomst was hij overleden.

De folteraars

Eén van de gezichten die Joxe Arregi Izagirre zich nooit meer kan herinneren, behoort toe aan Juan Antonio Gil Rubiales (*). Deze inspecteur van de politiek-sociale brigade trad in 1971 toe tot de Guardia Civil. Tien jaar later was hij geen onbekende meer. Hij behoorde tot de beruchte “Brigada Central de Información”, een elitesectie waarin een uitgelezen en select groepje veiligheidsagenten werd ondergebracht, door de neo-democratische Franquistische ministers Martín Villa en Rosón.

De Brigada Central stond onder de leiding van de gevreesde commissaris Ballesteros, berucht bij alle antifranquisten voor zijn “doortastende” methodes die hij gebruikte om de ongelukkigen die in zijn handen vielen, het zwijgen op te leggen. Antonio Palomares bijvoorbeeld. Een communistische leider uit Valencia werd op een ruige en woeste manier gefolterd door Rubiales zelf in de jaren 60. Maar hij was niet de enige. Er blijven voldoende slachtoffers over om te getuigen over de folterpraktijken in de commissariaten van Valencia, Galicia en Euskadi, waar Rubiales zijn bloedige sporen naliet.

Samen met een ander berucht folteraar, commissaris Conesa, staat ook Manuel Ballesteros vermeld in de annalen van gevreesde folteraars in de laatse twee decades van de Francodictatuur. Bij dit sinistere gezelschap in de Brigada Central komt ook de beruchte Billy el Niño voor, met een lange geschiedenis van sadisme en met een raffinement van folterpraktijken tot in de perfectie. Zijn “faam” als folteraar was zo groot, dat hij opgevoerd werd in de serie “Cuéntame op de Spaanse TVE, als meest karakteristiek voor de repressie van die periode.

Billy el Niño (naar alle waarschijnlijkheid bestaat er maar 1 foto over hem) maakte ook deel uit van de mensonwaardige meute die over het lot van Joxe Arregi besliste

(*) Juan Antonio Gil Rubiales begon zijn carrière in 1971 in de Escuela General de Policía. In 1977 al mocht hij voor bewezen “diensten” de “Cruz al Mérito Policial con Distintivo Rojo” (medaille van verdienste) ontvangen, samen met veelvuldige felicitaties voor zijn “efficiënte” arbeid. In 1982, amper 1 jaar na te zijn beschuldigd van foltering op Joxe Arregi, kreeg hij van zijn superieuren nog een “Cruz al Mérito Policial”.

Gil Rubiales werd aangehouden. Hij had weliswaar niet alleen gehandeld, maar hij was de voornaamste verantwoordelijke voor de slachting die aangericht werd. Zijn arrestatie en die van zijn kompanen, ontketenden een indrukwekkende beweging van solidariteit bij de oude structuren van de Franquistische politie. De ultrarechtse commissaris Ballestros diende zijn ontslag in, en dit voorbeeld werd gevolgd door alle hoge functionarissen, adepten van dictator Franco.

(Periódico El Día, 12 marzo 2005, Tenerife).

Spanning

De moord op Arregi veroorzaakte grote spanning in de politieke klasse. Een groot gedeelte oud-Franquisten wilde het gebouw van de dictatuur intact houden, een ander gedeelte wilde wat maquillage gebruiken om de staat een democratisch gezicht te geven. De controle van de Staat zou via de figuur van de monarch verlopen. Een paar dagen na de moord op Arregi waren wij getuige van de staatsgreep van 23-F (Tejero). Vanaf nu werd het heel duidelijk hoe ver te ver kon gegaan worden voor de Franquisten, de koning inbegrepen. Die politieke macht bepaalde hoe de nieuwe democratie er zou uitzien: de democratuur.

Onder die geconsolideerde democratie wordt er, tot op de dag van vandaag, nog altijd gefolterd in de commissariaten. Het staatsterrorisme werd de hand boven het hoofd gehouden door Felipe González (PSOE), door Aznar (PP) en nu door ZP-Zapatero (PSOE).

Juan Antonio Gil Rubiales

Het leve van Juan Antonio Gil Rubiales werd niet overhoop gegooid, zoals dit wel gebeurde met zijn slachtoffers. Het feit dat hij veroordeeld werd voor de moord op Joxe Arregi had geen gevolgen voor zijn professionele carrière. In 1985 werd hij benoemd (ondanks of als gevolg van?) als commissaris van Pamplona. Hij vierde zijn “blijde” intrede door manifestanten, die protesteerden tegen de moord op Mikel Zabalza te lijf te gaan met stokken voorzien van kettingen. Zij die probeerden beschutting te zoeken in eigen huis werden met kettingen uiteengeranseld. Dit gebeuren vond een enorme weerklank in Navarra, maar onder druk van Luís Roldan, benoemd als algemeen afgevaardigde van de Regering in Navarra in 1982 en later in 1986 als directeur van de Guardia Civil, werd aan Rubiales een lichte sanctie opgelegd.

In datzelfde decennium (de jaren 80) moest Gil Rubiales tot tweemaal toe voor de rechter verschijnen voor de foltering van Joxe Arregi, maar hij werd tweemaal vrijgesproken. Maar het Tribunal Supremo (Hooggerechtshof), uit schrik voor implicaties, veroordeelde hem tot de laagst mogelijke straf: 3 maanden arrest en twee jaar schorsing. De rechtbank erkende de ernst van de foltering, maar wilde geen verband leggen met het overlijden. Maar nog onthutsender is het feit dat de Openbare Aanklager, de socialist José María Mohedano die in naam sprak van een associatie voor de rechten van de mens, het vertikte de relatie “foltering - dood” aan te kaarten. Hiermee werd andermaal het speciale beschermende statuut onderstreept dat de honderdmannen van de macht in Spanje genieten.

Zestien jaar later werd Juan Antonio Gil Rubiales benoemd tot “Jefe del Cuerpo Nacional de Policía de la Provincia de Santa Cruz de Tenerife”, de hoogste politionele functie op Tenerife. Als verweer werd aangehaald dat hij een kans verdiende. Arregi kreeg die tweede kans niet!

Juan Antonio Gil Rubiales overleed op maandag, 7 juli 2008, in zijn kantoor. De moordenaar van Joxe Arregi werd met alle eer begraven in Santa Cruz de Tenerife. Leden van de Spaanse politie, de Guardia Civil en de interventie-eenheid van de politie vormden, bij zijn begrafenis, een erehaag rondom de lijkkist. Ook burgerlijke en militaire autoriteiten ontbraken niet op het appel: burgemeesters van verscheidene gemeente van het eiland en een talrijke vertegenwoordiging van de Zona Militar van Canarias. De priesters die de homilie leidden verheerlijkten de moordenaar zowaar met lofbetuigingen als “entrega y amor” (overgave, toewijding en liefde) voor het beroep van de overledene, overgave en toewijding die door het Tribunal Supremo in oktober 1989 gehonoreerd werd met een veroordeling voor mishandeling en foltering met de dood als gevolg.

Bronnen voor dit artikel waren: “www.elmundo.es”, “www.elpais.com”, “www.redasociativa.org”,

“www.antorcha.org” en “www.canarias-semanal.com”.