El Lobo

De infiltrant in ETA

WORDT GEZOCHT

In januari 1974 begint het verhaal van “Operación Lobo”, een plan om ETA te ontmantelen. De geheime dienst van de regering, SECED, had een briljant plan uitgewerkt onder de codenaam “Lobo”, met de bedoeling in de rangen van ETA te infiltreren. Het brein achter dit plan was eerste inspecteur Emilio S. Mateos, die als ronselaar en manipulator bekend stond.

Een jonge Biskajer, Mikel Lejarza Eguía, werd door de geheime dienst gestrikt en slaagde er in te infiltreren binnen de kern van ETA in Frankrijk na het vertrouwen te hebben gewonnen. Zijn eerste contact met ETA verliep via Javier Zarrabeitia, “Fanfa”, die hem in een bar “La Tortilla”, te Bilbao, voorstelde aan een zekere Smith, een jonge man en ETA-chef in Bizkaia. Mikel Lejarza Eguía was “Lobo” voor de SECED en “Gorka” voor ETA.

De bijgevoegde foto komt uit de verfilming en is niet de foto van Lobo zelf, maar van een acteur. De film is een politieke thriller, gebaseerd op het ware verhaal van Mikel Lejarza, gespeeld door Eduardo Noriega alias "El Lobo".De enorme belangen die de operatie met zich meebracht en onervarenheid van Mikel noopten de CESED er toe de infiltrant niet alleen naar Frankrijk te laten vertrekken. Eerste inspecteur Emilio S. Mateos verwoordde het als volgt: “Alhoewel we op ieder ogenblik dicht bij jou staan en we elkaar regelmatig zullen zien, hebben wij toch overwogen om je niet alleen naar Dax te laten reizen. Je hebt nog “twee ogen” nodig die kunnen zien als jij er niet bent, twee andere oren die luisteren als je afwezig bent. Daarom denken wij dat het beter is dat Lobo vergezeld wordt door een Loba. Wij hebben het ideale meisje gevonden, Edurne, die je bij alles zal helpen”.

Mikel begreep het plan en had geen bezwaren. Hij was een gedisciplineerde man, volledig toegewijd aan zijn nieuw leven, dat van spion. Daarenboven was de omstandigheid om te leven als een koppel een groot voordeel. Mikel kende het meisje van zien. Hij kende haar uit een arbeiderswijk in Bilbo, waar ze in een schoonheidssalon werkte. Ze was heel aantrekkelijk, blond, groot, sympathiek, opgewekt, gewiekst en ze sprak het Euskara, wat heel belangrijk was. Haar echte naam was Nieves G.G.

Mikel was al bijna 2 jaar gescheiden van zijn vrouw, Lola Arce Murga, wat de nieuwe “relatie” vergemakkelijkte. Samen reisden ze naar Frankrijk onder hun eigen naam.

De derde week van september 1974 reisden Mikel en Edurne per trein naar Bordeaux. Alhoewel Lobo over een eigen wagen, een Renault 12, beschikte, had de SECED hem aangeraden de verplaatsing niet met eigen wagen te doen. De eerste grote vuurproef kwam er in Dax. Als hij de Etarras kon overtuigen, zou de missie een grote impuls krijgen. ETA beschikte hier over een grote commune waar over de toekomst van de organisatie werd bedisseld. Er waren wat meningsverschillen die uiteindelijke zouden leiden naar de breuk tussen de milis (ETA-m) en poli-milis (ETA-pm). Over ETA-m en ETA-pm is er meer informatie te vinden bij de rubriek: "Historiek ETA".

Een maand lang had hij deelgenomen aan de discussies, zonder merkbaar resultaat, en besloot omstreeks Kerstdag terug te keren naar Bilbo. Edurna was intussen meermaals over en weer gereisd, als boodschapper tussen de geheime dienst en Mikel. Beiden waren intussen een amoureus koppel geworden en de terugreis was een opluchting na dagen stress, maar ook een vermoeden dat de relatie teneinde was. Als was afhankelijk van wat de dienst zou beslissen. Twee professionelen die de vuurproef hadden doorstaan, zonder veel resultaat evenwel. Ze waren immers pas gestart.

Na zijn terugkeer in Frankrijk kon Lobo zich meer en meer laten gelden en de directie van ETA wees hem een appartement van de organisatie toe in de Rue Caneta te Hendaia. Enige tijd nadien kwam Edurne hem vervoegen. In dat huis woonde nog een andere vrouw, Inmaculada, die werkte in de boekhandel Mugalde. Die boekhandel werd het mikpunt van drie bomaanslagen tussen april en juni 1975. Dit was de aanvang van de “guerra sucia”, de vuile oorlog (het gecontroleerd staatsterrorisme). Het huis waar Lobo verbleef, was een toevluchtsoord, een schuilplaats voor Etarras. Smith (ven de eerste contactname) kwam daar gewoonlijk overnachten.

Omstreeks die tijd had Edurne de rol van dubbelagent op zich genomen: zij ontving opdrachten en boodschappen van ETA bestemd voor Bilbo, en tezelfdertijd was zij boodschapster tussen Lobo en de geheime dienst. Ze had lef en niet de minste verdenking viel op haar. Zij had de lessengoed geleerd: als ze je zeggen een bom te plaatsen, plaats dan een bom; als ze je zeggen wapens over de grens te smokkelen, smokkel dan wapens over de grens, enz…

ETA had een eigen brievenbus aan een kleine bar bij het station Atxuri, halverwege Bermeo-Bilbo. Alvorens er de documenten te bussen, werden ze eerst overhandigd aan agenten van de SECED om te fotograferen of, als er tijd genoeg was, te fotokopiëren.

Als gevolg van het “mollenwerk” van Lobo werd de koepel van ETA in 1975 ontmanteld, kon men de leiders Múgica Arregui, alias "Ezkerra", en Pérez Beotegui, alias"Wilson", en meer dan 150 Etarras arresteren, werd de eerste massale ontsnappingspoging (Fuga de Segovia) in 1975 uit Segovia vermeden ( maar niet de tweede), enz….

In september 1975 werd de “mol” ontdekt en ETA kleefde heel Baskenland vol met aanplakbiljetten “SE BUSCA-LOBO” (wordt gezocht, Lobo). Daardoor zag hij zich verplicht zijn uiterlijk te laten veranderen via esthetische chirurgie en een andere identiteit aan te nemen: Miguel Ruiz Martínez (zie hiernaast de nieuwe identiteitskaart). In juli 1976, nadat zijn gezicht “vertimmerd” was, werd hij door Andrés Cassinello, chef geheime dienst Guardia Civil, ontboden om in Baskenland de rest van oude kompanen uit ETA aan te duiden.

De rol van de “mollen” in ETA

Vanaf de jaren 1970 was er sprake van infiltratie in de rangen van ETA. Guardia Civil Andrés Pastrana, werd op zending gestuurd naar Irún. Pastrana vertrok naar Frankrijk en nam contact op met de toenmalige leiders van ETA, Txomin Iturbe en Javier Aya Zulaica, aan wie hij zich voorstelde als lid van de Guardia Civil die radicaal gekant was tegen de politieke situatie in Spanje. Hij bood dan ook zijn samenwerking aan, werd onderworpen aan harde ondervragingen, en werd uiteindelijk toegelaten. De samenwerking verliep gedurende verscheidene maanden, waarin Pastrana, door zijn informatie, een groot aantal Etarras kon laten arresteren.

De belangrijkste infiltratie in de rangen van ETA is die van Mikel Lejarza Eguia “El Lobo”, in de jaren 1973-1975. Hij infiltreerde in de commando’s van ETA-politico-militar en was verantwoordelijke voor de arrestatie van meer dan 40 leidinggevende figuren van deze organisatie, in Madrid en Barcelona in 1975. Eind 1975 werd hij door ETA ontmaskerd, maar door toedoen van de geheime diens SECED werd hij in veiligheid gebracht.

Een andere infiltrant was Jesús Arrondo Martín, “Cocoliso”, die er in 1974 in slaagde een groep activisten, afgescheiden van ETA om een onafhankelijk commando te vormen, naar Spanje te brengen. De groep werd onderschept op 20 mei 1974. Cocoliso overleed later ten gevolge van verkeersongeval.

“Eduardo” of zoals na zijn dood vrijgegeven werd, Luis Casares Pardo, was één van de meest gewaardeerde vertrouwelingen (verklikker bleek achteraf) van generaal Enrique Rodriguez Galindo, Guardia Civil, en lid van het ETA-commando “Eibar”. Hij overhandigde de generaal op een bepaalde dag in 1991 een document zonder te weten waarover het handelde. Het bleek een zodanig belangrijk document te zijn, dat het leidde naar de ontmanteling van één van de belangrijkste koepels van ETA "Artepalo", ook "El Golpe de Bidart" genoemd.

Nog een ander geval is dat van José Antonio Anido Martínez, die het tot chauffeur bracht van Mikel Albizu, “Antza”. Hij werd in 1995 ontmaskerd, maar wist te ontkomen.

Een laatste geval kunnen we situeren tijdens de periode van een het staakt-het-vuren door ETA afgekondigd tussen 16 de september 1998 en 27 de november1999.

Op 5 november 1998 bevestigt Aznar dat hij ter beschikking stond voor een dialoog met ETA. Na voorbereidende gesprekken te Burgos, werd verzamelen geblazen in Zürich (Zwitserland) op 19 mei 1999. Deze ontmoeting, die amper twee en een half uur duurde, leverde geen resultaten op, omdat Aznar weigerde het zelfbeschikkingsrecht van de Basken te aanvaarden en niet wilde onderhandelen over politieke kwesties. Alhoewel er een akkoord bereikt werd over een tweede ontmoeting, slaagde men er niet in een datum vast te leggen. Gevolg: geen tweede ontmoeting. Dit leidde tot het verbreken van het wapenbestand in juli 1999, pas bekendgemaakt in november 1999. Het ministerie van Binnenlandse Zaken, met als titularis Jaime Mayor Oreja, heeft altijd verklaart dat ETA het staakt-het-vuren had afgekondigd om de gewapende organisatie te kunnen herstructureren en de infrastructuur weer op punt te stellen. Hij verklaarde dat hij informatie uit eerste bron had. Tot maart 1999 immers, had de CNP, de Cuerpo Nacional de Policía, een infiltrant in ETA (commando “Donosti”), die opereerde onder de initialen E.T.B. (Aranzazu Berradre) en samenwerkte met Sergio Polo en Kepa Etxebarría. Hij kwam tot de overtuiging dat ETA het staakt-het-vuren had uitgeroepen om de organisatie weer op punt te stellen en na 1 jaar zonder aanslagen de afspraken te verbreken. Sergio Polo en Kepa Etxebarría werden gearresteerd. Het commando “Donosti” werd ontmanteld en de dag voordien werd de leider van het militaire apparaat, Francisco Javier Arizkuren Ruiz, “Kantauri”, aangehouden. Bij de in beslag genomen documenten was er bijzonder interessante informatie te vinden.

E.T.B. of Aranzazu Berradre verdween een paar uur voor de ontmanteling van het commando en kon op uiterst geheime plaatsen in Ceuta, Melilla, Madrid, Pamplona en Barcelona onderduiken.

17 mei 2010

Op 17 mei 2010 verschijnt van de hand van journalist Martin Garitano in de krant Gara een artikel met als titel: “Medalla al perro” (medaille voor een hond).

Hij heeft het over de mantel der stilte die heerst over de cloaca's (Latijn voor riolen) van de Spaanse Staat. Het ligt niet in mijn bedoeling het hele artikel te vertalen, maar wat wel te onthouden valt, is het feit dat een medaille van erkenning toegekend werd door de Spaanse Minister van Landsverdediging Carmen Chacón aan de genaamde Mikel Lejarza Egia, berucht onder de alias “El Lobo” (de wolf).

“El Lobo” was noch min noch meer een huurling die zijn diensten had aangeboden aan de Franquistische geheime diensten. Hij zou dus moorden tegen betaling. Maar hij legde het subtieler aan de dag. Hij liet zich inlijven bij ETA waardoor hij over een immense informatie kon beschikken van verzetslui die streden tegen de dictatuur, tegen de foltering en tegen de repressie. Die informatie verklikte hij aan de Franquisten van de geheime dienst. Hij was dus een verrader.

Uitgerekend de socialisten van de PSOE kennen hem nu een medaille van verdienste toe. De zelfbenoemde Spaanse democraten zijn tot veel in staat, maar dat tart elke verbeelding. Na het toekennen door de Partido Pöpular van een medaille aan de folterende bloedhond Meliton Manzanes, krijgt nu ook de verklikkershond El Lobo eenzelfde medaille, nu uit handen van de PSOE.