Pertur

Er ontstond na zijn verdwijning een hevige discussie over de opdrachtgevers en de uitvoerders. Volgens sommigen waren de opdrachtgevers Spaanse politionele doodseskaders uit het staatsapparaat (werd door de ultrarechts dan ook opgeëist). Volgens anderen werd hij door de eigen groepering geliquideerd. Iedereen heeft zijn zeg, maar wie verzwijgt de waarheid?

In april 1976 had ETA-pm de industrieel Ángel Berazadi ontvoerd. Pertur en Iñaki Mujika Arregi, 'Ezkerra' waren voorstanders van het opstrijken van het losgeld en hem vrij te laten, maar de Bereziak (speciaal commando) vermoordden de gijzelaar. Het klimaat van wantrouwen steeg tot een hoogtepunt. Er was al een vorig incident geweest. Pertur verweet Miguel Ángel Apalategi, 'Apala' dat hij hem had laten slapen de dag van La Fuga de Segovia. Pertur zou de ontsnapten opvangen aan de Muga, maar was er niet. Onmiddellijk nadien had Pertur een brief geschreven aan Iñaki Mujika Arregi, 'Ezkerra', die in de cel zat als gevolg van verraad van "El Lobo". In die brief waarschuwde Pertur: "Deze beesten, alluderend op de Bereziak, hebben Iparralde omgeturnd in een politiestaat. Ik kan mij niet losmaken van hun duivelse samenzweringen, van hun kwaadsprekerij, van hun leugens. Zij willen politieke rivalen uitschakelen, niet door middel van debat, maar door middel van vuile manipulaties". De brief werd onderschept en Pertur werd verboden deel te nemen aan de voorbereidingen van de volgende assemblee. Maar interne druk deed de Bereziak hier van af zien. Een paar weken later verdween Pertur. Tot op vandaag kent niemand de ware toedracht.

Eduardo Moreno Bergaretxe "Pertur", werd geboren in Donostia in 1950. In 1970, het jaar van het Proces van Burgos, studeerde hij Handelswetenschappen te Donostia, waar hij in een muzikaal groepje "Los Amis" speelde. Gelijktijdig met zijn passie voor muziek had hij nog een andere passie: de gewapende strijd verbinden met de strijd van de massa, de arbeiders (hij was dan ook toegetreden tot ETA). Deze stelling zou later oorzaak zijn van de splitsing van ETA in "militar" en "político-militar".

Op 23 juli 1976 verdween Eduardo Moreno Bergaretxe "Pertur" voorgoed. Er was geen spoor meer van hem te vinden. Een onterecht gerucht als zou hij begraven liggen op het kerkhof van Biriatou, bleek na opgravingen wel degelijk vals. Hij was bijna 26 jaar toen hij verdween en één van de leiders van ETA-pm (zie rubriek "Historiek ETA 10). Het was 8 maand geleden dat Franco gestorven was en hij had zich voorgenomen om ETA-pm te verlaten om een revolutionaire linkse partij op te richten. Maar dat ging niet door. Iemand stak er een dodelijk stokje voor. In een referaat verklaarde hij: "De organisatie die de richtlijnen van een revolutionair proces zullen volgen, zal geen gebruik maken van de gewapende strijd".

(*) Ángel Amigo was een persoonlijke vriend van “Pertur”, militant van ETA-pm begin van de jaren 70 en auteur van de politieke biografie over "Pertur”. Hij werd gearresteerd en opgesloten in de gevangenis van Puerto de Santa María, wegens zijn medeplichtigheid in de “Fuga de Segovia".

De dagen na de verdwijning ijverden diverse moordcommando's om de verdwijning op te eisen: zoals onder andere AAA en BVE.

Wie spreekt de waarheid?

De sluier wordt gelicht!

Luz sobre Pertur

Diario de Noticias 30.08.07

El año de todos los demonios

Op 30 augustus 2007 verschijnt in de krant “Diario de Noticias” een artikel over de documentaire “El año de todos los demonios” die Ángel Amigo (*) produceerde, en die zal vertoond worden op het komende “55ste Donostia Zinemaldia”, Internationaal Filmfestival San Sebastián, van 20 september tot 29 september 2007. De documentaire is een reconstructie van wat er in 1976 gebeurde, en maakt kom af met de stelling dat Eduardo Moreno Bergaretxe “Pertur” op 23 juli 1976 zou vermoord zijn in eigen ETA-kring. De verantwoordelijkheid werd in de schoenen geschoven van het speciale commando “Bereziak”.

Ángel Amigo verklaart: “In dat jaar (1976) was de spanning te snijden. De Franquisten die zich uitsloofden om alles bij het oude te laten, de “aperturistas” die een opening zochten naar een democratisch model (grotendeels op basis van oude Francowetten), de oppositie die zich roerde en de gewapende groepen in volle activiteit. De straten van Euskadi kleurden rood van het bloed, met tientallen doden in manifestaties. De fascisten vielen de Carlisten aan op Jurramendi-Montejurra. Op 3 maart 1976 waren we getuige van het drama te Vitoria-Gasteiz (Sociale onrust 1976). ETA bleef de Spaanse Staat uitdagen. De ontvoering (18.03.1976) en de moord (07.04.1976) op de industrieel Ángel Berazadi (zie artikel hierboven) door de polimilis (ETA-pm) sloeg de Baskische gemeenschap met verstomming. Op 5 april 1976 ontsnapten 29 gevangenen uit de gevangenis van Segovia (waaronder 25 militanten van ETA en 4 Catalanen van de “Movimiento Ibérico de Liberación”, een beweging van anarchisten). In de schoot van ETA zelf ontstond er onenigheid over de te volgen weg. Sommigen (ETA-pm) wilden de voorkeur geven aan de politieke weg. “Pertur” was één van promotoren van die weg en stelde het “rapport Otsagabia” voor, waarin het ontdubbelen van de gewapende en de politieke strijd gevraagd werd. Dit was niet naar de zin van de Bereziak. En op 23 juli 1976 verdween Eduardo Moreno Bergaretxe "Pertur" voorgoed, volgens sommigen vermoord door zijn opposanten van het “rapport Otsagabia”, de Bereziak.”

De Italiaanse piste

De kerngedachte van Amigo’s stelling vindt zijn oorsprong in Italië, in documenten over het vooronderzoek naar neofascistische elementen die terreur zaaiden in de jaren 70. Namen zoals Stefano Della Chiae, Pier Luigi Concutelli of Augusto Cauchi, al gekend van de aanslag op Jurramendi-Montejurra, waren uit Italië gevlucht en hadden onderdak gevonden in Spanje (onder het presidentschap van Carrero blanco). “In Spanje werden zij met open armen ontvangen en geïntegreerd als medewerkers in de veiligheidsdiensten”, weet Amigo te vertellen. Nadien traden zij toe tot de “DINA-Dirección Nacional de Inteligencia” (de Chileense geheime politie van Pinochet.)

In 1976 werd Pier Luigi Concutelli te Rome gearresteerd, beschuldigd van de moord op magistraat Corsio, die het onderzoek naar hen leidde. Bij een huiszoeking werd in de woning van Concutelli een machinegeweer “marieta” gevonden, behorende tot een partij van drie, ooit aangekocht door de “Brigada Central de Información de la Policía Española” (Spaanse inlichtingendienst). Het afleveringsbewijs droeg de handtekening van Roberto Conesa, directeur van die dienst.

Na een interview met een andere magistraat, Salvi, ook betrokken bij het onderzoek, kreeg Amigo inzage in de geheime archieven van de DINA. In die archieven stonden alle operaties beschreven die de neofascistische Italianen hadden gerealiseerd. Ook een bijeenkomst die te Madrid gehouden werd, na de begrafenis van Franco, stond er in vermeld. Op die bijeenkomst waren Augusto Pinochet, Manuel Contreras (de hoofdverantwoordelijke voor DINA) en een Italiaan met codenaam Alfa aanwezig. Er werd overeengekomen de “Operatie Cóndor” (*) uit te breiden naar Europa, kom af te maken met Salvador Allende en hulp te bieden aan extreemrechts in Spanje (dit werd geconcretiseerd met anti-ETA-operaties in Iparralde.)

(*) Operatie Condor was een campagne van politieke repressie, met inbegrip van doodseskaders en moordpartijen, gestart in 1975. Geleid door extreemrechtse dictators, met als doel democratische en vooral linkse invloeden uit te roeien. Hun actieterrein was hoofdzakelijk Zuid-Amerika, maar ook Spanje kon van hun “kennis” genieten. General Juan Manuel Guillermo Contreras Sepúlveda (zie foto) was de meest invloedrijke en machtigste persoon van dit sinistere gezelschap, dat met de zegen van de CIA opereerde.

Het archief van de DINA stelde de onderzoeksrechter in staat om de connecties bloot te leggen tussen de Italiaanse fascisten en de Spaanse politie. Amigo bevestigt: “Het onderzoek bevat verklaringen van een tiental ultrarechtse elementen die bekennen deel genomen te hebben aan activiteiten (doodseskaders) tegen ETA, voor rekening van de Spaanse politie, de inlichtingendiensten en extreemrechts”. De bekentenis van Pier Luigi Concutelli was van doorslaggevende aard. Hij verklaarde aanwezig te zijn geweest bij de ontvoering, de drogering en de overlevering aan de Spaanse politie van een ETA-dirigent. In het archief staat letterlijk: “Dit jaar (1976) waren er geen andere verdwijningen bij ETA, Pertur was de enige (Pertur fue el único).” De rogatoire commissies van Italiaanse magistraten bij hun Spaanse collega’s leverde niets op: elk spoor was zoekgeraakt (?) en de zaak was verticaal geklasseerd.

De Algerijnse verklaring

Een ander belangrijk element om de oplossing van het mysterie te begrijpen, was volgens Amigo, de relatie tussen ETA-pm en het Algerijnse FLN. De oplossing die de Spaanse regering voor Spaans Sahara uitgewerkt had, viel niet in smaak van de Algerijnse autoriteiten, die een campagne begonnen waren om Spanje te destabiliseren. Dit gebeurde door onder meer hulp te bieden aan gewapende groepen (o.a. ETA-pm) die het Franquisme bestreden. Omstreeks die tijd verdwenen ook twee politieagenten in Euskadi en was er de ontsnapping uit Segovia en de moord op Berazadi. Naast het beeld van “goede Etarra” die men van Pertur had, ontwikkelde zich nu vlug, op basis van voorgaande gegevens, een ander beeld. De schrik zat er bij de geheime diensten diep in. ETA-pm en Pertur in het bijzonder werden nu beschouwd als een bijzonder groot gevaar voor de stabiliteit van het land en de buitenlandse Spaanse belangen (Spaans Sahara). De veiligheidsdiensten verkeerden in de mening dat ETA-pm zich geallieerd had met de Algerijnse geheime diensten om zo het land te destabiliseren. De ontvoering van Pertur zou ook als neveneffect gehad hebben dat de schuilplaats van de twee verdwenen agenten zou achterhaald worden.

Nu er een tipje van de sluier gelicht werd, zou men er van kunnen uitgaan dat Justitie de noodzakelijke onderzoeken zou heropenen. Maar Ángel Amigo is sceptisch: ”Ik weet niet of het technisch gezien nog mogelijk is dat er één magistraat in staat zou zijn de zaak te heropenen. Immers, alle relevante documenten werden vernietigd!” (Noot: als de ontvoering en de moord op Pertur werkelijk door de eigen organisatie (ETA) op punt gesteld werd, dan zou men ruimte tekort gehad hebben om alle mogelijke documenten te bewaren.)

De rol van de media

“El País” is, samen met de andere kruiperige regimepers, de woordvoerder geweest van de officiële staatsversie (dictaat): Pertur werd vermoord door ETA zelf. Ze hebben dit meer dan 30 jaar volgehouden.

Maar wat die leugen nog veel erger maakt, is het feit dat “El País” erkent dat zij in 1978 gegevens publiceerde die nu gebruikt worden in de bewijsvoering van Ángel Amigo. Hun enige verontschuldiging is nu: “Niemand bracht die gegevens in verband met de ontvoering van Pertur.” (Noot: ze brachten ze niet in verband omdat ze geen toelating van de “democratische” staat hadden.) “De feiten werden tegengesproken door een algemeen geldende overtuiging dat ETA verantwoordelijk was.” (Wie was verantwoordelijk voor die "algemeen geldende overtuiging"? Buitenaardse wezens?)

Half juli 1976, een paar dagen voor de verdwijning van "Pertur", verscheen in de krant "La Voz de España" een artikel met als titel: "Tien miljoen om hen te doden, die doden" (Diez millones para matar a quienes matan). De publicatie was "geïllustreerd" met een lijst van objectieven (namen van nationalisten) en Eduardo Moreno Bergaretxe "Pertur" stond bovenaan die lijst.

Onmiddellijk na de verdwijning schreef diezelfde krant dat het een afrekening betrof in de rangen ven ETA zelf. Dit werd gretig overgenomen door de regimepers en op een niet geziene propagandistische wijze door de strot van de lezers geduwd. Het is de krant "La Voz de España" slecht bevallen: alleen al in september 1976 verloor de krant door een boycotactie 30.000 lezers, en een paar weken later was de krant op sterven na, dood.

Volgens bepaalde informatie, gepubliceerd over de zaak, zou "Trostky", een Etarra-pm, Pertur gezien hebben in de drukke straat Rue Gambetta, ter hoogte van de nu verdwenen banketbakkerij Dodin. Pertur bestuurde een blauwe Reanault 5 en was vergezeld van Francisco Mujika Garmendia, "Pakito", enMiguel Ángel Apalategi Aierbe, "Apala", beide behorend tot de bereziak. Hij reed de richting van Behobia uit via Urrugne. Omstreeks 11.45 u, op de hoek van kruispunt naar Behobia en naar Hendaye, stapte Pertur uit. Pakito had dan opgemerkt dat een politiepatrouille in de omgeving stond. Pakito en Apala reden verder naar Hendaya waar ze in de bar "La Poste" iets dronken. Daar werden ze inderdaad door verscheidene getuigen opgemerkt.

Pertur leefde op dat ogenblik in een klein appartement in de urbanisatie Urdazuri in Donibane Lohizune (St Jean de Luz). Om 9.00 u 's morgens op 23 juli 1976 zou hij een bericht ontvangen hebben van een persoon met de vermelding "Ik ken je nu al een maand en wil je graag opnieuw zien om 10.00 u in de bar Consolation. De eigenaar van de bar heeft Pertur de bar nooit zien binnenstappen.

Protestmanifestatie tegen de verdwijning van Pertur

De Audiencia Nacional zal de verdwijning van Pertur onderzoeken

Op 28 juni 2008 maakt de krant Gara melding van het feit dat de Audiencia Nacional de verdwijning van Pertur uit 1976 zal onderzoeken. De dag voordien had de magistraat, Fernando Andreu, bekend gemaakt dat hij op vraag van de ouders van Pertur de zaak opnieuw zal onderzoeken. Hij oordeelt het rationeel mogelijk dat ETA zelf, of een een andere paramilitaire groepering, verantwoordelijk is voor de verdwijning. De familie zelf schuift drie pistes naar voren: ETA zelf, een extreemrechtse gewapende groepering of Italiaanse neofascisten.