De Spaanse Mengele

Operación Mengele of Operación Shuto

Het relaas is huiveringwekkend. De krant “El Mundo” onthult op 17 september 1996 een gedetailleerd verslag over de “Operación Mengele” of “Operación Shuto”. Het verslag heeft veel weg van een horrorverhaal. Veiligheidsagenten van CESID hebben de operatie zelf de benaming “Operación Menguele” gegeven. Hiermee verwijzen ze naar nazidokter Mengele en naar de directeur, generaal Emilio Alonso Manglano, van “La Casa”, de veiligheid- en spionagedienst CESID.

Het plan, onder supervisie van generaal Manglano, om Josu Urrutikoetxea Bengoetxea “Josu Ternera” ontvoeren, was een geheime operatie van de hoogste orde, waarvan het wachtwoord luidde: “Urbión-Bombilla-Mudo”

  • Urbión refereerde naar de divisie binnen Cesid die de actie opeiste: de “IC” of “División de Contraterrorismo”, divisie van het contraterrorisme

  • Bombilla, refereerde naar de kring waar moest geopereerd worden, in het bijzonder ETA

  • Mudo, refereerde naar de concrete opdracht, het ontvoeren, het uitproberen van een verdovend middel en het “zwijgen opleggen” van de toenmalige nummer 1 van ETA

De operatie zelf werd uitgevoerd door veiligheidsagenten van de CESID, onder de code “Aneto-Esfera-Shuto”

Documenten van Cesid

De krant “El Mundo” kon beslag leggen op de inhoud van een serie documenten van CESID, ondertekend door kolonel “Losada”, waarin details van de operatie voorkwamen. Het codewoord “Aneto-Esfera-Shuto” verwees naar de uitvoering, met andere benamingen dan de benamingen in het plan zelf gebruikt:

  • Aneto refereerde naar de divisie binnen Cesid die de actie opeiste: de “IC” of “División de Contraterrorismo”, divisie van het contraterrorisme.

  • Esfera, refereerde naar de kring waar moest geopereerd worden, in het bijzonder ETA.

  • Shuto, refereerde naar de concrete opdracht, het ontvoeren, het uitproberen van een verdovend middel en het “zwijgen opleggen” van de toenmalige nummer 1 van ETA.

Hoewel “Josu Ternera” door de Franse politie gearresteerd werd in januari 1989, beval CESID de actie verder te zetten tot 1990, zoals in de documenten te lezen stond.

Manglano werd tot in de kleinste details geïnformeerd

De opdracht tot de ontvoering van drie sukkelaars en van “Josu Ternera” kwam rechtstreeks van de directie van CESID. De operatie werd, volgens de geconsulteerde agenten, gecoördineerd door de kolonels “Losada”, verantwoordelijk voor de operatieve bijstand, en “Don Emilio”, medewerker van het kabinet van Manglano. Manglano moest tot in de kleinste details geïnformeerd worden.

De operatie “Aneto-Esfera-Shuto” moest in een tijdspanne van 5 dagen uitgevoerd worden en kon rekenen op de ondersteuning van 53 agenten van de elitetroepen van CESID, de zogenoemde “Ala-25”. De missie behoorde, zoals al aangegeven, tot een groter geheel, het plan “Urbión-Bombilla-Mudo”, met het uiteindelijke doel “Josu Ternera” uit te schakelen.

“Ala-25”

de elitegroep van CESID

Eén van de eerste chefs van “Ala-25” was Pedro Gómez Nieto, die terecht stond voor magistraat Gómez de Liaño wegens zijn vermoedelijke medeplichtigheid in de ontvoering en de moord op Lasa en Zabala. Gómez Nieto, die tegenwoordig nog altijd in “La Casa” tewerkgesteld is als luitenant, was de ondergeschikte van de beruchte generaal Enrique Rodríguez Galindo in de kazerne van Intxaurrondo. Later werd hij chef van de groep “Omega” van Luis Roldán, ex-directeurgeneraal van de Guardia Civil. De “Grupo Omega”, ook bekend als “Patas Negras” of zwarte poten, was een collectief van elitesoldaten (doodseskaders) binnen de Guardia Civil, dat ingezet werd tijdens de vuile oorlog.

De operatie “Shuto” werd een fiasco. De drie in Madrid ontvoerde sukkelaars, bij wie drugs werden ingespoten, reageerden op verschillende wijze. Eén van hen, een bedelaar, overleed. De twee anderen, broers en drugsverslaafd, werden in de Madrileense wijk Malasaña ontvoerd, en brutaal bewerkt toen ze verzet pleegden. Eén van hen liep een breuk op in het neustussenschot en moest naar een hospitaal worden overgebracht, de andere werd in de Calle de Tetuán gedumpt.

De arts die de verdovende middelen toediende, en nadien de effecten bestudeerde, was de cardioloog Diego Figuera, directeur van de “Clínica Puerta de Hierro”, te Madrid. Hij was een goede vriend van Manglano.

Diego Figuera

Diego Figuera, wordt de “Ángel de la Muerte” of de “Engel van de dood” genoemd, omdat hij in samenwerking met CESID experimenteerde op bedelaars (bepaalde bronnen, www.nodo50.org, spreken zelfs van 3 doden).

Hij is ironisch genoeg één van de oprichters van AVNS-Asociación de Víctimas de Negligencias Sanitarias, een associatie voor slachtoffers van medische blunders.

Hij is, volgens Eduardo Calvo, verantwoordelijk voor meer dan 700 doden, omdat hij bij hen een hartklep, een eigen uitvinding die niet functioneerde, inplantte. Het onderzoek bij de Audiencioa Nacional werd verlamd tot 1999, en later geseponeerd.

Volgens de “behoeften” van de CESID moest de drug minstens 1 uur uitwerking hebben en mochten de vitale delen van het slachtoffer niet in het gedrang komen, want dan zou men later niet kunnen folteren om informatie te verkrijgen. De ultieme intentie was de kidnapping van de voormalige nummer 1 van ETA in Iparralde, om hem nadien in een houten kist te stoppen en over te brengen naar Spanje om overgeleverd te worden aan de Guardia Civil voor “ondervraging”. Als er voldoende informatie zou vrijkomen, zouden ze dan beslissen wat er met hem moest gebeuren.

De start van het complot

1ste fase: "Aneto-Esfera-Shuto"

De operatie “Aneto-Esfera-Shuto” startte op 16 juni 1988 met een 1ste fase, die volledig op punt gesteld werd te Madrid. Tijdens die 1ste fase moeten verscheidene verslaafden opgespoord worden. Deze operatie, telkens onder de hoede van CESID, werd door de elitegroep van “Ala-25” uitgevoerd. Deze groep werd ook beschouwd als de elitegroep van de AOME-Agrupación Operativa de Misiones Especiales, speciale interventiegroep die toen onder de leiding stond van kolonel Juan Alberto Perote. De chef van de operatie van AOME was kolonel “Ureña”.

2de fase: “Aneto-Esfera-Regalo”

De 2de fase, “Regalo” genoemd, had als objectief de woonplaats van “Josu Ternera” in het zuiden van Frankrijk te lokaliseren. “Josu Ternera” was op dat moment woonachtig ergens in Baiona. Januari 1989 werd een grote ontgoocheling, omdat ook de Franse politie “Josu Ternera” op het spoor kwam en hem, samen met zijn vrouw Elena Beloki, te Baiona arresteerde.

3de fase: “Aneto-Esfera-Flotador”

De opdracht van de 3de fase, met als sleutelwoord “Flotador” bestond in het ontvreemden van 3 wagens die naderhand zouden gebruikt worden voor de ontvoering. Twee Renault-21 en een Ford Sierra, werden in Madrid gestolen (28 juni 1988). Met behulp van een mal met plasticine werden de sleutels van de wagens gekopieerd in een garage waar ze voor onderhoud werden binnengebracht. Toen de eigenaars hun wagen kwamen ophalen, werden ze gevolgd naar huis, waar de diefstal plaatsgreep. Na het beëindigen van de operatie werden de wagens achtergelaten in bijgebouwen van de CESID te Manzanares (Ciudad Real).

4de fase: “Aneto-Esfera-Biberón”

De term “Biberón” uit de 4de fase verwijst naar de samenstelling van 6 “buzones” (brievenbussen), geheime plaatsen waar boodschappen ten behoeve van de ontvoerders konden nagelaten worden. Die “buzones” werden gewoonlijk op openbare plaatsen geïnstalleerd, zoals parken, en ze werden geïdentificeerd door middel van een geschilderde code. Zij waren fundamenteel voor het communicatiesysteem. De merktekens die geplaatst werden, hielden ook waarschuwingen in voor het geval er gevaar dreigde of voor het geval de betrokkenen geschaduwd werden.

5de fase: “Aneto-Esfera-Arca”

De operatie was nu goed gevorderd en de 5de fase brak aan. De agenten van CESID hadden nu wapens nodig om de klus te klaren. Vandaag het concept “Arca” dat verwijst naar “zulo”, een schuilplaats waar wapens gedeponeerd konden worden. In dit concrete geval werden drie “zulos” gefabriceerd in het zuiden van Frankrijk (Iparralde). De weg die gevolg werd om de wapens over de grens te brengen, liep langs niet bewaakte grenspassen, of via een bevriende Franse gendarme. Soms werden diplomatiek koffers gebruikt. Lukte dit op bepaalde ogenblikken niet, dan werden de wapens in Frankrijk zelf gekocht, via een netwerk van gekende wapenhandel.

6de fase: “Aneto-Esfera-Abadía”

Tijdens de 6de fase werd de aandacht geconcentreerd op de omgeving van de “Abadía de Belloc”, waar veel Etarras samenkwamen. Het nieuwe codewoord “Abadía” is dan ook overduidelijk. In die periode werden overigens verscheidene Etarras gearresteerd te Belloc.

Nieuwe objectieven

De mannen van CESID, die hun hoofdkwartier gevestigd hadden in het hotel “Loustau de Bayona”, gelegen aan de rivier de Adour, waren getuige van de arrestie van “Josu Ternera“. Hun werk ging in rook op. Maar de opdracht bleef gehandhaafd, nu gericht op andere dirigenten van de koepel van ETA. De beste resultaten bereikten zij dan ook in januari 1990, toen ”Josu Ternera” opgesloten zat in een cel te Parijs.

Ook dezelfde dag van zijn aanhouding door de Franse gendarmerie, in januari 1989, kon een groep Etarras gearresteerd worden in de omgeving van de Abdij van Belloc.

De complotteurs

De hoofdverantwoordelijke was Emilio Alonso Manglano.

De verantwoordelijken voor de coördinatie van de operaties waren Manuel López Fernández Losada en Emilio Jambrina Don Emilio.

In een intern document, ondertekend door Losada, komen de namen voor van de agenten Zarca en Porto.

Om de operaties tot een goed einde te brengen, werd beroep gedaan op AOME-Agrupación Operativa de Misiones Especiales, de speciale interventiegroep die toen onder de leiding stond van kolonel Juan Alberto Perote en geleid werd door kolonel Borrell.

Het operatieve deel van de operaties viel de elitegroep “Ala-25” te beurt, onder de leiding van kapitein Pedro Gómez Nieto.

Communiqué Ministerie van Defensie

Naar aanleiding van de onthulling door de krant “El Mundo” op 17 september 1996, gaf het Ministerie van Defensie volgend communiqué uit:

“In het licht van de gepubliceerde informatie in de Pers over gegevens van CESID, die een vermeend bewijs zou zijn voor de ontvoering van bedelaars om ze als proefkonijnen te gebruiken, maakt het Ministerie van Defensie bekend dat:

1. Op 29 augustus 1996 gaf de Minister van Defensie antwoord op een vraag, daterend van 1 augustus 1996, van magistraat Baltasar Garzón in volgende bewoordingen: “In dit centrum (CESID) is er geen enkel document, element of aanwijzing aanwezig die zou kunnen bewijzen dat vagebonden of drugverslaafden ontvoerd en getransporteerd werden naar afdelingen van CESID”.

2. Alleen al uit de aard en het karakter van de functie en de bevoegdheid, die er louter uit bestaat inlichtingen in te winnen, kan er zodoende geen bewijs zijn van enige activiteit die zou leiden naar activiteiten die het leven van mensen in gevaar zou brengen”

Communiqué van kolonel Perote

In een communiqué, door kolonel Perote gestuurd aan het persagentschap EFE op 16 september 1996, ontkent hij dat CESID strafbare activiteiten zou gepleegd hebben die betrekking zouden kunnen hebben met operaties verbonden aan bedelaars of drugverslaafden. “Tijdens de jaren dat ik hoofd was van het Departement Operationele Acties van CESID, zijn er nooit strafbare feiten gepleegd zoals die aangehaald in El Mundo. Bovendien heb ik recentelijk in de Audiencia Nacional verklaard, in het kader van het Sumario 17/95, dat er nooit illegale activiteiten bij CESID gepleegd zijn, noch ontvoeringen, noch folteringen, noch fysieke pijn aan personen”.