Kopstukken van Herri Batasuna

Telesforo Monzón Jon Idigoras Xanti Brouard Mikel Zubimendi Josu Muguruza Julen Mardariaga Txillardegi Patxi Zabaleta Ángel Alcalde Linares Antonio María Ibarguren Francisco Letamendía Pedro María Solabarría Txema Montero

Telesforo Monzón

Bij het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog op 18 juli 1936, steunde de PNV de legale republiek en Monzón kreeg een mandaat in de Junta de Defensa de Gipuzkoa. Wegens onenigheid over bepaalde terechtstelling nam hij enige tijd later ontslag. In september 1936 was hij één van de organisatoren van het “Eusko Gudarostea”, het Baskische leger. Toen de Baskische Autonome Regering gestalte kreeg, werd hij door Lehendakari José Antonio Aguirre benoemd als Consejero de Gobernación y de Seguridad Ciudadana (adviseur van de regering en van de burgerlijke veiligheid). Vanuit die functie creëerde hij twee korpsen: de “Ertzañak”, waaronder de “Policía Motorizada” (gemotoriseerde politie) en het korps voor de “Orden Público” (openbare orde). Eenmaal Baskenland door de Franquisten bezet werd, vluchtte hij op 23 augustus 1937, samen met José Antonio Aguirre, naar Frankrijk waar hij 1939 verbleef en vluchtelingen en politieke gevangenen ondersteunde. Bij de bezetting door de Duitsers van Frankrijk wist hij via Marseille naar Mexico te ontsnappen. In1946 keerde hij, samen met de overige leden van de regering in ballingschap, terug naar Parijs. In 1952 nam hij ontslag wegens ernstige meningsverschillen over de gesloten allianties van zijn partij. Hij nam afstand van zijn partij en vestigde zich te Saint Jean de Luz in de finca “Meandre Berri”. Hij bleef wel militeren voor de PNV en voelde zich nog altijd Jelkide (PNV-lid). Toen Aguirre in 1960 overleed, werd hij zelfs opgebaard in de finca van Monzón.

In de jaren 60 zag hij Iparralde overspoeld worden vluchtelingen die van ver of van dichtbij banden hadden met de nieuwe organisatie ETA. Hij sympathiseerde voor de beweging omdat hij hen als een verderzetting van het “Eusko Gudarostea”, het Baskische leger, zag. In 1969 richtte hij dan de associatie “Anai Artea” (Onder broeders) op om de vluchtelingen op alle gebieden te ondersteunen. In 1970, bij de ontvoering door ETA van de Duitse consul Eugen Beihl, trad hij op als succesvol bemiddelaar. Zijn aanzien bleef maar stijgen.

In de jaren 70 verklaarde hij zich, naar zijn eigen woorden, “Etista”, aanhanger van de gewapende strijd van ETA en aanhanger van een Frente Nacional Vasco (nationaal front) dat alle nationalisten moest verenigen, van het conservatieve PNV tot de meest linkse abertzales. Deze bijeenkomst greep plaats op 15 juni 1977 in het hotel Txiberta, in Anglet (Iparralde), gelegen tussen de Avenue Des Plages en de Boulevard de la Barra. Waren aanwezig: de twee afdelingen van ETA (militar en politico-militar met José Miguel Beñarán Ordeñana,“Argala”, José Manuel Pagoaga “Peixoto”, Domingo Iturbe Abasolo “Txomin”, Javier Garayalde “Erreka”, Jose Etxegarai “Mark” en Jesús Irín Baztarrika (Bereziak), PNV ( met Joseba Azkárraga, Juan José Pujana en Iñaki Bujanda), ANV ( met Valentín Solagaistúa), EIA (met Iñaki Martínez), ESEI (met Goyo Monreal), EKA (met Mariano Zufía), LAIA, EA, EHAS (met Santi Brouard), ESB (met Iñaki Aldekoa), Branka (met José Luis Alvarez Emparanza “Txillardegi” en de groep “Alcaldes de Bergara” (burgemeesters van 142 gemeenten, met o.a. José Luis Elkoro). María Dolores González Catarían “Yoyes”, van het politieke bureau van ETA fungeerde als secretaris. Een akkoord was niet mogelijk.

De PNV begon Monzón met groot wantrouwen te bekijken en riep hem tot de orde.

Hoewel Franco al in november 1975 was overleden, mocht Monzón pas naar Spanje terugkeren op 14 juli 1977, één maand na de eerste democratische verkiezingen. Rondom hem verzamelde zich een politieke beweging die steun verleende aan ETA en aan het Alternativa KAS. Dit leidde uiteindelijk naar de gebeurtenis waar Herri Batasuna als politieke partij boven de doopvont werd gehouden op 27 april 1978 te Altsasu (Alsasua). Net zoals 46 jaar geleden werd Monzón, bij de verkiezingen van maart 1979, verkozen als afgevaardigde voor Gipuzkoa in het Congres (wat nu de Cortes is). Hij was toen al 75 jaar en zijn politieke bedrijvigheid had zijn gezondheid aangetast. Tijdens de verkiezingscampagne in 1979 werd hij zelfs gearresteerd bij een amnestiebetoging en opgesloten in de gevangenis van Nanclares de la Oca. Hij werd er nog zieker en moest gehospitaliseerd worden. Toen hij verkozen werd, kon hij beroep doen op de parlementaire onschendbaarheid en werd vrijgelaten. De Mesa Nacional van Herri Batasuna besliste dat hij, wegens gezondheidsredenen, niet moest aanwezig zijn op de openbare zittingen in het Congres. Als integer nationalist kwam hij voortdurend in botsing met de regering van de UCD (Adolfo Suárez) en er werden in 1978 zeven aanklachten tegen hem ingediend. In december 1979 moest hij, samen met Francisco Letamendia, voor het Tribunal Supremo verschijnen wegens “apologie van het terrorisme”. Hij had op een of andere meeting uitgeroepen:” La guerra no ha terminado” (de oorlog is niet ten einde). In maart 1980 werd hij verkozen in het Baskische parlement, waar hij op 17 maart 1980 ontslag nam ten voordele van Antonio Ibarguren.

Hij overleed op 9 mei 1981 te Baiona. Zijn lichaam werd overgebracht naar Bergara, maar de Guardia Civil gijzelde de lijkstoet, geflankeerd met pantserwagens, om te beletten dat duizenden en duizenden nationalisten een laatste eer zouden kunnen brengen. Bij de begrafenis in Bergara kon echter niet belet worden dat een indrukwekkend aantal personen een laatste groet brachten. Het leek wel een begrafenis van een Staatshoofd! Monzón was dan wel dood, maar ze waren nog steeds bang voor zijn uitstraling!

Jon Idigoras

Jon Idigoras Gerrikabeita, is geboren in Amorebieta (Bizkaia) op 3 mei 1936. Hij was syndicalist en historisch leider van de onafhankelijke coalitie Herri Batasuna. Hij overleed als gevolg van longinsufficiëntie op 3 juni 2005 in Deusto (Bilbao). Hij begon op 14-jarige leeftijd te werken als metaalarbeider in het metaalbedrijf IZAR te Zornotza (Amorebieta). Van jongsbeen af was hij liefhebber van stieren, en dat resulteerde in een aantal corrida’s in Baskische gemeenten, waar hij zelf als torero aan deelnam. Hij werd al vlug bekend als “Chiquito de Amorebieta”, “Chiquito de Eibar” of “Morenito del Alto”. Hij begon als ondergeschikte bij de cuadrilla (helpers van stierenvechters) van de Hertog van Boroa.

Tussen 1958 en 1974 tijdens de Francodictatuur, werd hij verschillende keren gearresteerd. In 1976 was hij één van de oprichters van het Abertzale-syndicaat LAB en in 1978 begon hij als medeoprichter van Herri Batasuna aan zijn politieke activiteiten te Altsasua (Navarra). Hij maakte deel uit van de Mesas Nacionales tussen 1978 en 1995 en was de woordvoerder van de partij. In de jaren 80 werd hij als woordvoerder van de radicale partij meermaals aangeklaagd voor de verklaringen die hij aflegde, in zo verre dat hij op een bepaald moment, gelijktijdig, tot 4 processen voor het Tribunal Supremo aangesmeerd kreeg. Daarnaast moest hij voor veel rechters verschijnen omwille van zijn banden met ETA. In al die gevallen werd hij vrijgesproken.

Op 20 november 1989 (verjaardag dood Franco) trokken de gekozenen van Herri Batasuna naar het congres in Madrid. De Spaanse pers had haar vuile werk gedaan door hen "vertegenwoordigers van ETA" te noemen. Tijdens de persconferentie merkten ze al vreemde figuren in hun omgeving. Toen ze in de late avond in het restaurant van hotel Alcalá zaten te eten, vielen twee gemaskerde personen van extreemrechtse allure, Ángel Duce en Ricardo Sáenz de Ynestrillas, schietend het lokaal binnen. Volksvertegenwoordiger Josu Muguruza was meteen dood. Iñaki Esnaola werd zwaar gewond. Idigoras ontsnapte nauwelijks, omdat één van de wapens bleef haperen. "We vertrokken met een vredesvoorstel en we kwamen terug met een dode", verklaarde Idigoras aan de pers.

Op 20 november 1989 was hij getuige van de aanslag in Madrid tegen de gedeputeerden van Herri Batasuna, door twee extreemrechtse elementen. Hierbij werd Josu Muguruza vermoord en Iñaki Esnaola zwaar gekwetst.

Als volksvertegenwoordiger van Herri Batasuna verwelkomde hij, en zijn gekozen collega's in 1981, de Spaanse koning bij diens bezoek aan het historische parlement van Gernika met het lied "Eusko Gudariak". Dit kostte hem drie maanden van zijn vrijheid, want als radicale Basken een liedje zingen voor de koning dan moet dat wel "een terroristische act" zijn. Als parlementslid werd Idigoras in 1985 in Ecuador (*) ontvoerd en het land uitgezet.

Na de verkiezingen van 1986 waarbij 4 volksvertegenwoordigers van Herri Batasuna en 3 senatoren verkozen werden, besloot de partij voor het eerst naar het parlement in Madrid te gaan. Vreemd! Ze hadden de Grondwet afgewezen en moesten nu trouw zweren aan diezelfde "Carta Magna" (grondwet)! Zij vulden hun eedformule dan ook aan met: "omdat de wet het voorschrijft".

(*) In 1985 werd bekend gemaakt dat de Spaanse politie Baskische vluchtelingen gefolterd had in Ecuador. De parlementsleden Jon Idigoras en Txomin Ziluaga vlogen er heen om uitleg te gaan vragen aan de overheid. Toen een dokter naar het hotel kwam om de koortsige Ziluaga te onderzoeken, kwam terzelfder tijd ook Idigoras aan. Vier mannen trokken een regenjas over zijn hoofd en ontvoerden hem. Hetzelfde lot was ook Ziluaga wat later beschoren. Die had echter de dokter gevraagd het thuisfront te verwittigen. Onder politieke druk werden de twee uiteindelijk het land uitgezet.

Na zijn verkiezing van 1993 werd Idigoras op het Koninklijke paleis ontboden. Toevallig viel het bezoek samen met een ETA-aanslag in de hoofdstad, waarbij 6 militairen het leven verloren. In Madrid reden ze verloren en er zat niets anders op dan de (wegens de aanslag) alom tegenwoordige Guardia Civil de weg te vragen! Uiteindelijk werd de wagen van de 'vertegenwoordigers van ETA' door de groene Landrover, met loeiende sirenes en blauwe zwaailichten, geëscorteerd tot aan het Zarzuelapaleis, waar ze nét op tijd aankwamen! Omdat het protocol het voorschreef, diende hij een "stropdas" te lenen die hij ostentatief vóór de camera's van de Spaanse TV scheef rond zijn nek trok als gold het een strop! Het onderhoud duurde tien minuten. Tussen de verwelkoming van de koning en diens slotwoord was enkel Idigoras aan het woord! Die kans zou hij nooit meer krijgen…

Tijdens de parlementaire zitting van 17 mei 1994 beklom hij nog maar eens het podium. Onder hyenagehuil van spreekkoren als “Buiten!” en “Moordenaars!'” begon hij aan zijn toespraak: "Blijf met uw vuile handen van Baskenland af. Bemoeit je niet met onze zaken. Stop met ons Volk te onderdrukken en ons uit te buiten. Laat ons met rust." Na de slotwoorden "Gora Euskadi Askatuta" toonde hij een A-4tje met de tekst "Blijf met uw vuile handen van Baskenland af". In het voorbijgaan, legde hij het papier voor Felipe González neer. De hel was los! Later zei Idigoras hierover: "Ik had ze gepakt waar het hen het meest pijn deed."

Op 1 december 1997 veroordeelde een speciaal gerechtshof Idigoras, samen met de overige leden van Herri Batasuna (23 bestuursleden in totaal) elk tot 7 jaar gevangenisstraf wegens collaboratie met de ETA. Herri Batasuna had in 1996 bij de televisieomroep als verkiezingsspot een video aangeleverd die hen door de ETA toegespeeld was. Vermomde mensen deden daarin namens de ETA een onderhandelingsvoorstel, het "Democratisch Alternatief". Als tegenprestatie voor een wapenstilstand eisten ze vrijlating van de 600 ETA- en MLNV-gevangenen, terugtrekking van leger en politie van Spanje, een volksstemming over de onafhankelijkheid van het hele gebied dat als Baskenland geclaimd wordt, en een nationaal zelfbeschikkingsrecht. Deze vier punten zijn al jarenlang centrale eisen van de ETA en stonden al in 1978 in het "7-punten programma".

In het "Democratische Alternatief" van 1996 ontbreken de 3 eisen uit het "7-punten programma" die verder gaan dan het nationalisme: de sociale eis van "algemene verbeteringen voor de arbeiders", de eis van een "progressieve democratische grondwet" en die van "volledige democratische rechten".

Voor de eerste maal in de Spaanse geschiedenis en in heel Europa wordt het voltallige bestuur van een politieke partij naar de gevangenis gestuurd. Idigoras kwam in voorlopige vrijheid wegens zijn gezondheidstoestand. Het vonnis werd later geannuleerd door het Grondwettelijk Hof. In 1998 begint de heksenjacht tegen Herri Batasuna op volle toeren te draaien en wordt de partij, bij gerechtelijk vonnis, verboden omwille van vermeende banden met ETA (blijkbaar is het vonnis tot op vandaag nog altijd niet openbaar gemaakt).

In 1999 publiceert hij zijn memoires: “El hijo de Juanita Gerrikabeitia”, (Editorial Txalaparta - ISBN: 8481361496).

In de laatste jaren van zijn leven beperkt hij zich tot aanwezig zijn op manifestaties, tot het schrijven van artikelen in kranten en tot het houden van persconferenties, vooral na het Proces nietigverklaring Batasuna, die ook verboden werd. Zijn laatste optreden van formaat vond plaats in de velodroom van Anoeta op 14 november 2004, waar de “Propuesta de Anoeta” (Nu het volk, nu de vrede) werd. Daar sprak hij zijn laatste woorden in het openbaar: "We hebben de factuur van de repressie duur betaald. Maar we deden het rechtopstaand en met de vuisten gesloten. Nu gaan we verder strijden tot de overwinning."

De "erelijst" van Jon Idigoras bestond uit 75 gerechtelijke onderzoeken voor politieke verklaringen, 200 verschijningen voor een rechtbank wegens beledigingen van de koning of "verheerlijking van het terrorisme". Er waren twee pogingen tot aanslag op hem. De repressie kon hem niet klein krijgen, noch de kogels, noch de cel. Maar een zware long- en spierziekte hebben de “Kleine van Amorebieta” geveld.

Jon Idigoras overleed als gevolg van een chronische longziekte op 11.30 u op 3 juni 2005 in het hospitaal “Clínica San Sebastián” van Deusto (Bilbao). Een rouwkapel werd ingericht in het gemeentehuis van Amorebieta, dankzij een akkoord met het gemeentebestuur, een coalitie van PNV-EA.

Xanti Brouard

Telesforo Monzón y Ortiz de Urruela werd geboren in Bergara op 1 december 1904 en hij overleed in Baiona (Frankrijk) op 9 maart 1981. Hij stamt uit een rijke aristocratische familie en woonde op het landgoed Casa-Torre de Olaso in Bergara. Hij studeerde Rechten te Madrid, maar maakte zijn cursus niet af. Hoewel zijn familie banden had met het Carlisme, voelde hij zich meer aangetrokken tot het Baskische nationalisme. Hij leerde opnieuw het Euskara (taal die hij bijna totaal vergeten en verwaarloosd had) en trad in 1930 toe tot de PNV.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1931, die uitmondden in de Tweede Republiek, werd hij als gemeenteraadslid gekozen in Bergara. Hij onderscheidde zich als een briljant redenaar, zowel in het Euskara als in het Spaans. In 1932 werd hij voorzitter voor zijn partij in Gipuzkoa en kon op die manier, in 1933, deel uitmaken van het EBB (Euzkadi Buru Batzar-Uitvoerend Comité). In datzelfde jaar, in november, werd hij verkozen als afgevaardigde voor Gipuzkoa in het Congres (wat nu de Cortes is). Dat mandaat vervulde hij tot januari 1936.

Na zijn studies keerde hij terug naar Bilbao om zich te specialiseren in de pediatrie in het Hospitaal van Basurto. Op 40-jarige leeftijd trouwde hij met Teresa Aldamiz, en kreeg 3 kinderen. Omstreeks die tijd kwam hij nauwer in contact met het Baskisch nationalisme, waarbij hij deelnam aan de oprichting van de eerste Ikastolas (Baskische scholen) in Bizkaia.

Hij vluchtte in 1974 naar Iparralde (Frankrijk), nadat hij vervolgd werd omdat hij hulp geboden had aan een Etarra die een schotwonde had opgelopen van de Guardia Civil. In Iparralde kwam hij in contact met de historische ETA-leider, Argala. Samen met Argala werkte hij (de laatste stuiptrekkingen van het Franquisme waren nabij) het programma Alternativa KAS uit, een minimumprogramma dat door alle geledingen van Izquierda Abertzale werd ondersteund.

Brouard was in 1977 de oprichter van EHAS-Euskal Herriko Alderdi Sozialista, later HASI- Herri Alderdi Sozialista Iraultzailea-Partido Socialista Revolucionario Popular genoemd. Hij was de voorzitter van HASI en één van de leiders van Herri Batasuna, en dit tot aan zijn dood.

Als volksvertegenwoordiger van Herri Batasuna verwelkomde hij, en zijn gekozen collega's in 1981, de Spaanse koning bij diens bezoek aan het historische parlement van Gernika met het lied "Eusko Gudariak". Hij werd hiervoor in 1983 veroordeeld en opgesloten.

Op 20 november 1984 werd Xanti Brouard vermoord, precies op de verjaardag van Franco's dood. Xanti Brouard was voorzitter van HASI en lid van het nationale directorium (zeg maar partijbestuur) van Herri Batasuna. In zijn pediatrische kliniek aan de Rekaldestraat 12, kwamen zijn moordenaars toe, net toen een jonge patiënt vertrok. Zijn verpleegster Begoña Martínez opende de deur voor de huurmoordenaars. Zie hier haar verklaring: "Eerst dacht ik dat het zigeuners waren die kwamen bedelen. Toen ze hun namen niet wilden zeggen, werd ik achterdochtig en zag dat één van de mannen een pruik droeg. Plots viel er iets op de grond: een pistool. Ik schreeuwde dat Santi niet in de kliniek was, om hem op die manier te verwittigen, maar hij deed net het tegenovergestelde, hij kwam naar buiten. Hij werd door 6 kogels doorzeefd”.

Het eerbetoon dat hem achteraf te beurt viel, bracht een enorme menigte op de been in heel het land. Een algemene staking werd uitgeroepen. Herri Batasuna beschouwde de aanslag als een staatsmisdrijf, wat het ook was.

De daders van de moordaanslag waren Luis Morcillo en Rafael López Ocaña, huurmoordenaars van GAL. López Ocaña getuigde later dat hij 3 miljoen peseta’s had ontvangen voor de opdracht, uit handen van Morcillo, die het geld op zijn beurt had ontvangen van Rafael Masa, commandant van de Guardia Civil. Het geld kwam oorspronkelijk van Julián Sancristóbal, toenmalig directeur-generaal van de “Seguridad del Estado”, staatsveiligheid.

Mikel Zubimendi

Xanti Brouard werd geboren te Lequeitio, Bizkaia in 1919. Hij was dokter en politicus, de ideoloog van het Baskisch nationalisme. Hij was een gerenommeerde kinderarts, één van de leiders van Izquierda Abertzale, hulpburgemeester van Bilbao, en gekozene voor de Spaanse senaat als lid van Herri Batasuna. Op grond van het feit dat zijn twee zussen kort na elkaar overleden, besloot hij geneeskunde te studeren aan de Universiteit de Valladolid.

Op 9 mei 1992 werd hij gearresteerd door de Policía Nacional gedurende de plechtigheid ter gelegenheid van het 5de Congres van Jarrai in het “Instituto de Txurdinaga”, te Bilbao, hoewel hij achteraf door de rechter in vrijheid werd gesteld. In juni 1992 werd hij opnieuw veroordeeld, nu voor 2 jaar, nadien verlaagd, om uiteindelijk geannuleerd te worden door het Tribunal Supremo in 1996, omwille van procedurefouten.

Bij de autonome Baskische verkiezingen in oktober 1994 werd hij verkozen als parlementair voor Herri Batasuna in Gipuzkoa. Omwille van zijn zeer jonge leeftijd (jongst verkozen ooit) werd hij door de partij bij de plaatsvervangers ondergebracht. Intussen was hij woordvoerder voor Jarrai geworden. Bij de inauguratie van het nieuwe Baskische parlement op 30 november 1994 zorgde hij voor opschudding door aanwezig te zijn in het halfrond met een T-shirt die de inscriptie "Zipaioak hitzailea", Ertzaintza moordenaars, droeg. Hij werd door de president van de Kamer (waarnemend in afwachting van een nieuwe), Joseba Leizaola, tot de orde geroepen.

Nog veel meer stof (toepasselijk) deed hij opwaaien toen hij op 24 maart 1995 een zak ongebluste kalk uitgooide op de lege kamerzetel van de toenmalige minister van Justitie, Werk en Sociale Zekerheid, Ramón Jáuregui (PSE-EE). Op die manier wilde hij aantonen dat de socialisten medeplichtig waren aan de moorden op Lasa en Zabala. Zijn burgerrechten werden voor 3 maanden ingetrokken. In dat zelfde jaar 1995 nam hij deel aan een protestbetoging ten voordele van de politieke gevangenen, waarbij het tot handgemeen kwam met de Ertzaintza die de toegang tot het Baskische parlement afgegrendeld hadden. Er werd een juridische zaak tegen hem ingeleid.

In het begin van het jaar 1996 verdwijnt Mikel Zubimendi en vlucht naar Frankrijk, waar hij toetreedt tot ETA. Hij verblijft op een totaal onbekende plaats totdat hij op 9 maart 1999 in Parijs wordt gearresteerd, samen met de verantwoordelijke van het militaire apparaat van ETA, José Javier Arizcuren Ruíz "Kantauri" en vier vermeende leden van de organisatie, Jesús María Puy Lecumberri "Txuma", José Ignacio Herrán Bilbao, Jon Mirena San Pedro Blanco en Irantzu Gallastegi Sodupe. De arrestatie gebeurde op het ogenblik dat de leden van ETA wapens aan het kopen waren.

Zubimendi werd op 18 december 2000 tot 6 jaar cel veroordeeld. De Openbare Aanklager tekende beroep aan en het gevolg was dat de straf verhoogd werd tot 8 jaar. Het Hof oordeelde dat Zubimendi een eminente verantwoordelijk had in het scenario van ETA.

Toen 2/3 van zijn straf er bijna opzat (hij was toen 36 jaar), begon hij een hongerstaking uit protest tegen een eventuele uitlevering aan Spanje. Toch werd hij door de Franse politie naar het grensstadje Port Bou overgebracht, waar hij op 7 maart 2005 in vrijheid werd gesteld. Hij werd niet aangehouden door de Spaanse politie omdat er tegen hem geen enkele zaak meer hangende was. Hij was vrij.

Josu Muguruza

Mikel Zubimendi Berastegi is afkomstig uit Donostia-San Sebastián en was één van de meest zichtbare en opvallende figuren van de radicale jongerenorganisatie Jarrai (zie rubriek: "Politieke processen 4") begin van de jaren 90. Zijn beeld zal altijd in het geheugen gegrift blijven omwille van de incidenten die hij uitlokte in het Baskische parlement.

In die periode begon hij te militeren in de Baskische onafhankelijkheidsbeweging. In 1981 arresteerde de politie zijn toenmalige verloofde, en latere vrouw, Elena Bartolomé, wegens banden met ETA. Daarop vluchtte Josu Muguruza naar Iparralde om aan een zekere arrestatie te ontsnappen (begin van de jaren 80 was er nog geen juridische samenwerking tussen Frankrijk en Spanje). Als gevolg hiervan kon hij het laatste jaar van studie journalistiek niet beëindigen, maar dat belette hem niet om later toch een geschikte baan te vinden.

Gedurende de zes jaar dat hij in Iparralde verbleef, gaf hij les in het Euskara aan een academie van AEK, was hij werkzaam bij een lokale radiozender en was hij verslaggever bij de krant “Egin” (de Franse versie heet:"Le Journal"). In 1984 organiseerde hij het "Comité de Refugiados" (comité voor vluchtelingen). Op 12 maart 1987 wordt hij door de Franse politie gearresteerd en uitgeleverd aan Spanje. Na een paar maanden gevangenis werd hij wegens gebrek aan bewijzen vrijgelaten. Hij werd opnieuw in dienst genomen bij de krant “Egin”, nu in Hegoalde, waar hij de functie van hoofdredacteur kreeg en zijn kronieken ondertekende met de alias “Iratzar”.

In 1988 werd hij gekozen in de Mesa Nacional van Herri Batasuna, verantwoordelijk voor de vorming. Hoewel hij in de schaduw van de partij werkte, werd hij alom gewaardeerd als één van de belangrijkste figuren binnen Herri Batasuna. De toenmalige Lehendakari Xabier Arzalluz (PNV) noemde hem “El general de Herri Batasuna” (de generaal van HB). Bij de verkiezingen van 29 oktober 1989 werd hij volksvertegenwoordiger voor HB, als vervanger van Tasio Erkizia. De investituurzitting van het nieuwe parlement zou plaatsgrijpen op 21 november 1989.

De avond voordien, 20 november 1989, kwamen de vertegenwoordigers van Herri Batasuna samen in het hotel “Alcalá” te Madrid, om te dineren en de strategie voor de zitting van de volgende dag voor te bereiden. Twee gemaskerde mannen stapten op hen af en vuurden meermaals met een wapen. Muguruza (31 jaar) overleed ter plekke en Iñaki Esnaola werd zwaar gekwetst. Jon Idigoras ontsnapte als bij wonder aan de dood. Twee ultrarechtse daders werden gearresteerd: Ángel Duce en Ricardo Sáenz de Ynestrillas.

Julen Mardariaga

Josu Muguruza Guarrotxena werd geboren in de wijk Rekalde te Bilbo in 1958. Hij was journalist en leider van de Izquierda Abertzale. Aanvankelijk studeerde hij Pedagogie aan de universiteit van Bilbo, maar ruilde al vlug die faculteit om over te stappen naar een school voor journalistiek in Lejona (Bizkaia).

Samen met een aantal studenten (uit Biskaia en Gipuzkoa) van de Jezuïetenuniversiteit in Deusto, richtte hij de organisatie EKIN (actie) op. In tegenstelling tot het traditioneel Baskisch nationalisme was Ekin heel wat radicaler. De verstandhouding tussen Ekin en PNV bereikte hierdoor al vlug een dieptepunt, en eind 1958 was de breuk onherstelbaar geworden. In 1959, na de samenwerking EKIN-EGI (EGI was de jeugdorganisatie van de PNV) werd ETA opgericht. De advocaat Iulen Madariaga was één van de stichters en één van de eerste leiders van ETA. De jaren 1963-64 waren gekenmerkt door een aaneenschakeling van razzia’s tegen ETA, en uit die noodsituatie werd beslist om Madariaga uitzonderlijk te benoemen tot “Buruzagi” (enige leider), met alle volmachten voor een periode van 6 maanden. Dit feit is uniek in de geschiedenis van de organisatie. Hij zag zich, wegens de noodsituatie, verplicht uit te wijken naar Iparralde, waar hij in 1986 de Franse nationaliteit verwierf.

In 1964 probeert hij, samen met o.a. de broers Isidro en Telesforo Monzón, een Frente Nacional Vasco (een Baskisch front) op te richten, wat mislukte door de afwijzende houding van de PNV. Eind 1964 werd een uitwijzingsbevel tegen hem uitgevaardigd en bij een veroordeling in Bayonne, begin 1965, vluchtte hij, samen met Irigarai, naar Algerije waar hij juridisch adviseur werd van de onderneming SEMPAC (tweede belangrijkste bedrijf van Algerije). In 1966 verplaatste hij zich naar Vlaanderen (intussen had hij 6 maanden vastgezeten in de gevangenis van Gradignan (Bordeaux). Tussen 1968 en 1970 was hij professor aan de Hogeschool voor Vertaler-Tolk te Gent.

Eind 1969 werd hij in beschuldiging gesteld wegens rebellie en op het proces van Burgos, bij verstek, veroordeeld tot levenslang. In 1971 onderneemt hij een nieuwe poging om zich in Iparralde te vestigen, maar op 31 augustus van dat jaar wordt hij nogmaals uitgewezen. Op 27 oktober, nog altijd in datzelfde jaar, wordt hij gearresteerd. Samen met nog 45 personen, waaronder ook Telesforo Monzón, hield hij een hongerstaking in de kathedraal van Bayonne om zich te verzetten tegen zijn opsluiting in het bijzonder en tegen de heksenjacht in het algemeen. In een spectaculaire operatie gebruikte de inlichtingendienst “Compañías Republicanas de Seguridad” voor de eerste maal traangasgranaten die in de kathedraal werden afgevuurd. Drie maanden na zijn arrestatie en opsluiting, eerst in Bayonne, daarna in Fresnes (Parijs), wordt hij andermaal verbannen. In februari 1972 gaat hij in Chili wonen, waar hij staatsburger is, maar datzelfde jaar nog keert hij, via Brussel, terug naar Europa. In 1977 reist hij legaal naar Bilbao, gebruik makend van het democratiseringsproces in de overgangsperiode (La Transiciόn) na de dood van Franco. Maar al vlug vestigt hij zich opnieuw in Iparralde, waar hij op 12 maart 1986 de Franse nationaliteit verwerft. In Biarritz leidt hij de onderneming ATURRI, die zich bezighield met de fabricatie van ventielen voor de productie van koolwaterstof. In mei 1988 is hij aanwezig te Barcelona bij de voorstelling van het boek: “Artapalo. ETA después de Txomin” (Artapalo is een sleutelwoord, gebruikt door ETA in de jaren 1986-92, die eigenlijk de benaming was voor de topleiders die in Golpe de Bidart opgepakt werden). Zijn verklaringen maken ophef, want hij zet Felipe González en zijn ploeg voor schut. Op 12 maart 1988 wordt hij gearresteerd door de Franse politie in de zaak “Sokoa” (een meubelzaak waar heel veel wapens en bezwarende documenten werden gevonden in december 1986), maar werd na verklaringen nog dezelfde dag vrijgelaten. Twee maanden later, op 31 mei 1988, wordt hij in Biarritz gearresteerd, op last van de Franse magistraat Legrand die onder druk gezet werd door Felipe González en Alfonso Guerra. Hij wordt beschuldigd van “samenwerking met ETA”, maar er wordt geen enkel bewijs gevonden.

Op 12 juli 1988 wordt een kelder ontdekt in zijn huis, waar onderdelen voor machines stonden (om wapens te maken werd verondersteld door de speurders). Madariaga heeft dit altijd ontkend, omdat het een onderdeel van een "drukmachine" was. Er werden ook magneten gevonden in een onderneming die zijn eigendom was. De speurders hadden binnen de korst mogelijke tijd het verband gelegd met “aanmaken van bommen” en “deelname aan de gewapende strijd”. Harde bewijzen? Met een snelkoker kan je ook een bom maken… Hij werd op 31 juli 1989 tot 4 jaar opsluiting veroordeeld met het verbod gedurende 10 jaar te wonen en te werken in Iparralde. In beroep, op 21 november 1989, werd de strafmaat behouden, maar het verbod op woonst en werk werd teruggebracht tot 5 jaar. Dit vonnis werd nog eens bevestigd voor Hooggerechtshof op 20 juli 1990. Tijdens die opsluiting verdronk een kind van hem in een zwembad bij kennissen. Hij mocht niet naar de begrafenis.

Hij stuurde verscheidene brieven naar president Mitterrand om de levensomstandigheden in de gevangenis aan te klagen. Na gevangenisverblijf in Fresnes en nadien in Bois d’Arcy (allebei omgeving Parijs), werd hij op 14 augustus 1991 vrijgelaten op voorwaarde dat hij de 17 grensdepartementen in Frankrijk niet zou betreden (verworpen bij het Hof van Beroep te Parijs, waar hij zichzelf verdedigde, in 1992). Hij vestigde zich in Bilbo-Bilbao, waar hij een advocatenbureau runde samen met Txema Montero.

In april 1992 werd hij door de basis (niet de koepel) van Herri Batasuna voorgedragen om deel uit maken van de Mesa Nacional (het bestuur). Ondanks een heel hoog percentage van 17% van de stemmen voor hem alleen, werd hij niet verkozen. Er was sprake van onregelmatigheden. Hij werd ook militant van de vredesbeweging (op basis van dialoog) ELKARRI. In die periode gaf hij meer en meer kritiek op de harde kernen van ETA en KAS (ondanks oppositie binnen KAS, was hij voorstander van een staakt-het-vuren). Na de moord op PP-gemeenteraadslid, Gregorio Ordóñez (Gipuzkoa) op 24 januari 1995 kondigde hij, op 1 februari 1995, zijn ontslag aan bij de politieke partij Herri Batasuna.

Sinds 1988, en in alle hevigheid vanaf 1995, heeft Madariaga energiek geijverd voor de demilitarisering van het conflict en voor onmiddellijke politieke onderhandelingen. In 2001 was hij medeoprichter van de nieuwe politieke partij ARALAR. Nu leeft hij teruggetrokken in Iparralde, in Senpere (Saint-Pée sur Nivelle).

Op 20 juni 2006 wordt Iulen Madariaga (intussen 73 jaar) eens te meer gearresteerd, in Senpere-Saint Pée sur Nivelle, bij een gezamenlijke Frans-Spaanse politieactie, met als doel de ontmanteling van het vermoedelijke financiële netwerk van ETA. Samen met hem werden nog 11 "verdachten" aangehouden.

Op 24 juni 2006 wordt Madariaga vrijgelaten, maar hij blijft onder toezicht van de gerechtelijke autoriteiten.

Txillardegi

Julien Kerman Madariaga Agirre werd op 11 oktober 1932 in Bilbo-Bilbao geboren, in een familie van overtuigde en vastberaden abertzales. Als gevolg van de Spaanse Burgeroorlog (La Campaña del Norte: de strijd op Baskisch grondgebied in 1936- 37) emigreerde de familie naar Chili. Later nam Madariaga daar de Chileense nationaliteit aan. In 1946 keerde Madariaga terug naar Bilbo-Bilbao. Een paar jaar later, nadat de politie jacht op hem maakte en hem een eerste maal arresteerde, verhuisde hij naar Groot-Brittannië waar hij zich specialiseerde in Internationaal Recht aan de Universiteit van Cambridge.

Jose Luis Alvarez Enparantza, beter gekend als “Txillardegi”, werd geboren in de wijk Antiguo in San Sebastián, op 27 september 1929. In 1948 begon hij op eigen kracht de Baskische taal, het Euskara, te leren. Een taal die zijn familie totaal vreemd was. Omstreeks die tijd, gedurende zijn ingenieursstudies in Bilbao, participeerde hij ook in verscheidene nationalistische jeugdbewegingen, met als resultaat een eerste verblijf in de gevangenis. Samen met andere studenten, die zoals hijzelf, de toenmalige houding van de Partido Nacionalista Vasco als steriel beschouwden, richtte hij de groep EKIN op, die later eind 1958, begin 1959 zou uitmonden in het ontstaan van ETA. Intussen had hij de liefde voor het Euskara allerminst verloren, en bezorgde hij in 1957, met de uitgave van de existentialistische roman “Leturiaren Egunkari Ezkutua” (El diario secreto de Leturia), de Baskische literatuur een nieuwe en modernere dimensie. In de proloog onderstreept Koldo Mitxelena de grote invloed van dit werk voor de Baskische literatuur. En dit was zeker niet ongegrond. Leturia was het eerste controversiële personage in de literatuur dat door de monoloogvorm een nieuwe techniek in de vertelkunst naar voren bracht.

Om die reden, en nog een paar andere, werd de roman beschouwd als de eerste moderne roman in het Euskara. Jose Luis Alvarez Enparantza werd om redenen van zijn militantschap terug gearresteerd en in 1961 vertrok hij in ballingschap. Of het nu in Iparralde was, of in Parijs of in Brussel, altijd bleef hij trouw aan zijn schrijversprofiel en aan zijn politiek engagement. Hij bleef samenwerken met de Academia de la Lengua Vasca en was één van de promotoren (samen met Koldo Mitxelena) van een eenvormige Baskische taal (er waren verschillende soorten Euskara, afhankelijk van de plaats waar men woonde). Dus een Algemeen Beschaafd Baskisch (Euskara Batua).

In 1967 verliet “Txillardegi” ETA en in 1977 (bij zijn terugkeer naar Hegoalde) werd hij één van de medeoprichters van de politieke partij ESB-Euskal Sozialista Biltzarrea (Convergencia Socialista Vasca). Een paar jaar later werd hij senator voor de politieke partij HB-Herri Batasuna. Meerdere malen werd zijn voordracht als lid van de Academia de la Lengua Vasca (Euskaltzaindia), omwille van zijn politieke opvattingen, tegengewerkt. En ten slotte verzette hij zich vrijwillig, als protest hiertegen, tegen iedere verdere voordracht als lid van de Academie.

In de jaren 80 begon dan een universitaire loopbaan als specialist in de linguïstiek en beëindigde zijn loopbaan als professoremeritus aan de EHU-UPV (Euskal Herriko Unibertsitatea - Universidad del Pais Vasco).

Patxi Zabaleta

Hij was het oneens met ETA die de politieke strijd ondergeschikt stelde aan de gewapende strijd. Hij had ook kritiek op de gedragscode van Herri Batasuna die regelmatige weigerde de zittingen in het Spaanse parlement bij te wonen. In juli 1997 nam hij publiek afstand van zijn partij omwille van houding van de partij bij de ETA-aanslag op PP-raadslid Miguel Ángel Blanco. Maar ondanks alle kritiek die hij had bleef hij militeren voor HB.

Zabaleta was één van de drijvende krachten achter de beweging Aralar. De kritiek die hij had bleef maar duren: verwerping van alle geweld, als je verkozen wordt moet je zetelen en het eenzijdig opzeggen van het wapenbestand in 1999. Dat dit niet naar de zin van de partijleden was, bewijst het feit dat in de straten van Baskenland de eerste leuzen tegen hem op de muren werden geschilderd: “Patxi, traiziorik ez” (Patxi, we willen geen verraders).

In 2001 kwam de voorspelbare breuk. Herri Batasuna dat intussen de naam Euskal Herritarrok had aangenomen, stond nu op het punt om de naam van de partij te wijzigen in Batasuna. De beweging Aralar besloot niet langer deel te nemen en richtte een eigen onafhankelijke partij op. Zabaleta weigerde de term afscheuring te gebruiken. Maar de relaties werden slechter en slechter, tot en met bedreigingen van ETA. Vandaag zijn de verhoudingen wat verbeterd.

Bij de verkiezingen van 14 maart 2004 werd Zabaleta op de coalitielijst "Nafarroa Bai" (NaBai) verkozen, een coalitie van Aralar, Eusko Alkartasuna, Batzarre en PNV. Bij de laatste verkiezingen voor de Forale Gemeenschap Navarra van 27 mei 2007, behaalde Zabaleta zelfs het historische aantal voorkeurstemmen van 77.625. NaBai werd de tweede politieke kracht in Navarra.

Ángel Alcalde Linares

Patxi Jon Zabaleta Zabaleta werd geboren in Leitza (Navarra) op 20 mei 1947. Hij is advocaat en politicus. Hij verzaakte zijn studies als seminarist om Rechten, Filosofie en Letteren te studeren. Hij advocaat in Iruñea-Pamplona en lid van de Euskaltzaindia (academie van de Baskische taal). Maar hij is vooral bekend als politicus. Als lid van HASI (Herrikoi Alderdi Sozialista Iraultzailea, Partido Popular Revolucionario Socialista) was hij aanwezig bij de oprichting van Herri Batasuna, eind 1970, en werd bestuurlid van de Mesa Nacional (Mahai Nazionala) tot 1982 en van 1987 tot 1996.

Op 2 augustus 1988 werd hij gearresteerd op beschuldiging van medewerking met ETA. In manuscripten gevonden bij de arrestatie van de Etarra Santi Potros werd de handtekening gevonden ven een zekere Korta. De politie leidde hier uit af dat dit een pseudoniem was voor Ángel Alcalde Linares (hoe zij daartoe gekomen zijn, blijft onduidelijk). De Openbare Aanklager eiste 8 jaar cel en voorzag het proces voor februari 1990. Terwijl hij in zijn cel zat in Herrera de la Mancha, werd Alcalde opnieuw op een kieslijst van Herri Batasuna geplaatst voor de verkiezingen van 29 oktober 1989. HB behaalde hier 2 zetels, maar Ángel Alcalde Linares behaalde niet genoeg voorkeursstemmen voor een derde zetel. Dan gebeurde de dramatische gebeurtenis op 20 november 1989 waarbij Josu Muguruza vermoord werd in Madrid. Ángel Alcalde Linares was de eerste in rij om hem te vervangen. De parlementaire onschendbaarheid die hiermee gepaard gaat, zorgden er voor dat hij vrijgelaten werd. Op 4 december 1989, bij het overhandigen van de geloofsbrieven aan Felipe González, zorgde Alcalde voor een rel. Net zoals zijn collega’s voegde hij bij de eedaflegging de woorden “por imperativo legal” toe (“omdat de wet ons verplicht dit te zeggen”). Deze formulering werd door de voorzitter van het congres, Félix Pons, niet aanvaard en hij schorste de zitting. Alcalde richtte zich nu, onder de camera’s van de TV tot Felipe González en beledigde hem in het openbaar. Een paar dagen later zou de Kamer tijdelijk zijn onschendbaarheid opschorten zodat hij voor het Tribunal Supremo zou kunnen verschijnen. Er werd een aanhoudingsmandaat uitgevaardigd, maar de vogel was gaan vliegen. Sinds 12 december 1989 was Alcalde gedurende 10 jaar spoorloos en voortvluchtig. Het feit dat hij volksvertegenwoordiger was, maakte een enorme indruk op het vluchtelingenlegioen in Iparralde. Regelmatig dook hij op. Een paar dagen na zijn vlucht dook hij op in Brussel waar hij een persconferentie gaf en weer onderdook. In 1990 was hij in Parijs waar hij een oproep deed aan ETA en aan de Spaanse regering om een bilateraal wapenbestand uit te roepen. In 1991 verscheen hij plots op een verkiezingsmeeting van Herri Batasuna te Donostia-San Sebastián om even vlug opnieuw te verdwijnen. In 1995 werd hij voor een Franse rechtbank bij verstek veroordeeld tot 3 jaar cel wegens hulp aan ETA in de regio Bretagne.

Hoewel er in Spanje geen openstaande processen tegen hem waren, zorgde de Spaanse regering er voor dat hij op de lijst van terroristische individuen en organisaties terechtkwam.

In januari 2003 dook hij plots weer op in Donostia, als woordverder van een “collectief van Baskische vluchtelingen”. Hij ondersteunde er een bijeenkomst ten gunste van zelfbeschikking. Hij daagde zelfs de Spaanse autoriteiten uit door naar zijn geboortedorp te gaan waar hem een hommage te beurt viel. Hij werd niet aangehouden omdat er geen zaken tegen liepen. In september van datzelfde jaar 2003 nam hij deel aan een hommage voor de overleden Etarra, Arkaitz Otazua. Dat leverde hem een veroordeling op wegens “verheerlijking van het terrorisme”, waarvoor hij in 2005 zou moeten terechtstaan. In februari 2005 werd zijn partner, María Anunciación Alonso, gearresteerd en op 12 februari bevond hij zich in de omgeving van de Audiencia Nacional om het verloop van haar proces te volgen. Hier werd hij gearresteerd. Magistraat Baltasar Garzón beval zijn en hij werd in juli 2005 veroordeeld tot anderhalf jaar cel. Op 16 februari 2006 werd hij in voorlopige vrijheid gesteld, mits een borgsom van 6.000 euro’s.

Antton María Ibarguren

Antton Ibarguren Jauregi werd geboren in Altzaga (Gipuzkoa) op 2 oktober 1949. Hij was advocaat en Baskisch nationalist. Tussen 1977 en 1980 was hij directeur van een Baskisch tijdschrift “Zehatz”, gewijd aan sociale en politieke wetenschappen.

Na de verkiezingen van 1979 werd hij bij Herri Batasuna de vervanger van Telesforo Monzón na diens ontslag. Hij was volksvertegenwoordiger van 17 maart 1980 tot 27 augustus 1982.

Antton Ibarguren was één van de vertegenwoordigers van Herri Batasuna die het strijdlied “Eusko Gudariak” zongen tijdens de toespraak van koning Juan Carlos in de Casa de Juntas te Gernika op 4 februari 1981. Dat was één van de meest memorabele momenten uit de periode van “la Transición” (overgang naar democratie). Hij werd voor dit incident veroordeeld.

Antton Ibarguren was een fanatieke liefhebber van alpinisme en overleed in Pakistan op 13 juli 1989 bij de afdaling van de berg Gasherbrum II (8.035 m).

Sinds zijn dood richten de buren en vrienden uit zijn geboortedorp jaarlijks een bergmars in, als nagedachtenis.

Francisco Letamendía

Ángel Alcalde Linares werd geboren op 2 mei 1973 te Portugalete (Bizkaia). In 1983 en 1987 maakte hij deel uit van de kieslijsten van Herri Batasuna voor de gemeente Portugalete, zonder verkozen te geraken. Zijn politieke activiteit ontplooide zich pas goed in 1989.

In 1975 april 1975 keerde hij terug naar Euskadi om er zich vanaf augustus 1976 definitief te vestigen. Hij werd militant van EIA-Euskal Iraultzarako Alderdia, en lijsttrekker voor de coalitielijst EE-Euskadiko Ezkerra bij de verkiezingen van 1977. EIA integreerde zich in EE. Op 15 juni 1977 (verkiezingen) werd hij als enige vertegenwoordiger voor EE verkozen. Hij was één van die parlementariërs die totale amnestie eiste voor ETA-gevangenen, en stemde tegen de “Ley de Amnistía”, die volgens hem niet ver genoeg ging (alleen amnestie voor gevangenen zonder bloeddelicten). Hij was één van de weinige parlementariërs die tegen de “Constitución Española de 1978” (Grondwet 1978), van 21 juli 1978 stemde, omdat er geen zelfbeschikking in voorzien was.

In de zomer van 1978 stapte hij op bij EIA, wegens ernstige onenigheid, en manifesteerde zich openlijke ten gunste van Herri Batasuna.

Bij de algemene verkiezingen van maart 1979 werd hij op de lijst Herri Batasuna verkozen voor de provincie Bizkaia en bij de regionale verkiezingen in maart 1980 voor de Baskische Autonome Gemeenschap. In december 1979 stond hij, samen met Telesforo Monzón, terecht voor “apologie van het terrorisme”. In maart 1982 vestigde hij zich te Parijs, om een aantal processen te ontwijken (o.a. zingen van “Eusko Gudariak” bij bezoek koning). In Parijs begon hij zich stilaan af te wenden van Herri Batasuna, omdat hij van oordeel was dat ETA-militar te veel invloed had op de partij. Dit resulteerde in zijn ontslag uit de partij in 1983.

In 1985 keerde hij terug naar Hegoalde waar hij zich volledig wijdde aan zijn professoraat “Politieke Wetenschappen” aan de Universiteit van País Vasco. Hij kwam nog éénmaal in het nieuws toen hij, samen met Edurne Uriarte, mikte op de functie van faculteitsvoorzitter. Maar, Uriarte was stichtend-lid van het “Foro de Ermua”, lid van ¡Basta Ya! (beweging tegen ETA en tegen autonomie) en kwam heelhuids uit een mislukte ETA-aanslag op hem. De rector van de universiteit, Manuel Montero, besliste samen met de Comisión Evaluadora (evaluatiecommissie) over het prijsbeest. En dat werd… Goed geraden.

Pedro María Solabarría

Francisco Letamendia, beter gekend onder zijn schuilnaam “Ortzi”, werd geboren in Donostia-San Sebastián in februari 1944, uit een welstellende familie, die traditioneel monarchistisch was. Hij studeerde Rechten aan de universiteit van Barcelona en is universiteitsprofessor, schrijver en politicus. Zijn betrokkenheid in de politiek dateert van de periode van de Franquistische dictatuur, in het bijzonder toen hij de verdediging in het Proces van Burgos op zich nam (en er ook een boek over schreef).

Bij aanvang van de jaren 70 ging hij in ballingschap naar Iparralde waar hij veelvuldige contacten had met politieke vluchtelingen, met verschillende facties van ETA. Hij werd ook opgemerkt in de omgeving van de 6de Assemblee van ETA.

Pedro Solabarria, "Periko", wordt beschouwd als de pionier van de “curas obreros” (priesterarbeiders) in Spanje, samen met de jezuiet David Armentia. Hij was aanwezig bij de fameuze staking van 1967. Hij kreeg toestemming om bij de Hoogovens van Bizkaia te werken, waar hij een chronische longaandoening opliep. Tijdens het Francoregime had hij intense contacten met de arbeidersbeweging: JOC, HOAC, USO, Comisiones Obreras (CCOO) en het arbeidersfront van ETA. Deze politieke activiteit deed hem in de gevangenis van Zamora (speciaal voor priesters) belanden.

In 1975 werd hij lid van de Abertzale vakbond LAB. In 1977 was hij kandidaat voor EE-Euskadiko Ezkerra en werd verkozen. In 1978 verliet hij deze coalitie om toe te treden tot Herri Batasuna. Hij werd volksvertegenwoordiger voor Herri Batasuna in 1979 en 1982.

Momenteel verblijft hij in de wijk Lutxana te Barakaldo (Bilbo), waar zijn politieke activiteit op een laag pitje blijft branden, wegens zijn gezondheidstoestand. Af en toe wordt hij nog opgemerkt bij bepaalde manifestaties.

Txema Montero

Pedro María Solabarría Bilbao, beter gekend als “Pedro” of "Periko”, werd geboren in Portugalete (Bizkaia) op 27 januari 1930, als zoon van een mijnwerker (uit Triano) en een dienster (uit Bakio). Hun woonst in Portugalete werd zwaar beschadigd door een bombardement van Franquistische vliegtuigen. Op 11-jarige leeftijd deed hij zijn intrede in het Klein-semenarie van Gordexola (Bizkaia), om vervolgens zijn studies verder te zetten in Bergara, Artea en Vitoria-Gasteiz. Op 24-jarige leeftijd werd hij priester en uitgestuurd naar de parochie van het mijnstadje La Arboleda. Hij verbleef er 9 jaar in de wijk Triano om nadien overgeplaatst te worden naar de parochie Santa Teresa in Barakaldo. De schrijnende sociale toestanden die hij dagelijks rondom zich zag, brachten hem in contact met de arbeidersbeweging.

Hij werd twee maal verkozen als Europees volksvertegenwoordiger voor Herri Batasuna in 1987 en in 1989, maar in 1992 werd hij uit de partij gestoten wegens een artikel in de krant waarin hij de ontbinding van ETA rechtvaardigde.

Txema Montero werd te Deusto geboren in 1954. Hij er studeerde Rechten en sociologie aan de beroemde universiteit. Hij is voorzitter geweest van de “Comisión de Derechos Humanos del Colegio de Abogados de Bizkaia”, de commissie van de Bizkaier advocatuur voor de rechten van de mens, en professor aan de “Escuela de Practica jurídica (Derecho Procesal Penal), school voor praktische jurisdictie. Als advocaat leidde hij de procedures voor de legalisering van Herri Batasuna voor diverse Spaanse tribunalen. Hij pleitte ook de eerste processen tegen de politie wegens foltering (o.a. de zaak Onaindia), de onderzoeken naar GAL (de zaak Xanti Brouard) en de tweede veroordeling van Spanje voor het Europees Gerechtshof in Straatsburg (de zaak Castells tegen de Spaanse staat).