De onbestrafte hinderlaag

Hinderlaag en fusillade

Met deze twee woorden "hinderlaag en fusillade" definieerden de twee overlevenden, Rosa Jimeno en Joseba Merino, de gebeurtenissen van 22 maart 1984. Gebeurtenis die door de Guardia Civil bij de bron toegedekt werd met duisternis en onduidelijkheid. Gebeurtenis die het water van de Oiartzun in de baai van Pasaia bloedrood deed kleuren.

Het onderzoek werd opnieuw opgestart en die reactivering geeft aanleiding gegeven tot het oproepen van de voormalige chef van de Brigada Provincial van Gipuzkoa om op 19 januari 2009 te verschijnen voor de rechtbank.

De maand maart 1984 liep op zijn einde toen Jose María Izura “Pelu”, Pedro María Isart “Pelitxo”, Rafael Delas “Txapas” en Dionisio Aizpuru “Kurro”, leden van de Comandos Autónomos Anticapitalistas doorzeefd werden door kogels van de Guardia Civil. In een hinderlaag gelokt bij de baai van Pasaia.

Deze gebeurtenis is één van de zwartste episodes uit de recente geschiedenis van Euskal Herria en is in het collectieve geheugen blijven hangen.

Een wraakroepend gebeuren dat de jonge Basken wellicht alleen nog kennen door het lied van de Baskische rockgroep “Barricada”:

Een allerlaatste minuut sleepten zij zich voort,

terwijl alles fonkelde met artificieel licht.

Iets verbrak de stilte,

kogels scheerden langs de oever

er was geen uitweg meer, geen enkele kans.

Bahía de Pasaia, criminele hinderlaag

Bloed

Bahía de Pasaia, criminele hinderlaag

Angst

Achter het uniform schuilde anonimiteit,

in de kazerne werd getoost, met vier waren ze ditmaal.

Mijnheer de gouverneur,

was nu je handen

alles is correct verlopen

succes verzekerd.

Bahía de Pasaia, criminele hinderlaag

Bloed

Bahía de Pasaia, criminele hinderlaag. Angst

El último minuto se arrastra por la esfera, cuando todo brilla con luz artificial. Algo rompe el silencio, las balas barren la orilla ya no hay salida/ ni oportunidad. Bahía de Pasaia, emboscada criminal Sangre Bahía de Pasaia, emboscada criminal.Miedo. Detrás del uniforme queda el anonimato, en el cuartel un brindis, esta vez fueron cuatro. Señor gobernador,lávese usted las manos todo fue correcto, éxito asegurado.Bahía de Pasaia, emboscada criminal. Sangre. Bahía de Pasaia, emboscada criminal.Miedo

Bijna 5 lustrums zijn verstreken, en nog steeds werden de daders niet verantwoordelijk gesteld, maar eindelijk is er een sprankeltje hoop ontstaan voor de familieleden van de slachtoffers en voor de enige twee overlevenden, Joseba Merino en Rosa Jimeno. En dat sprankeltje hoop bestaat er in dat op 19 januari 2009 (bijna 25 jaar na de feiten) een verklaring zal afgenomen worden van de verantwoordelijken die behoren tot de “Brigada de Información Central y Provincial” van Gipuzkoa. Nadat de zaak tot driemaal toe werd geseponeerd, en na maanden inactiviteit, heeft het er nu alle schijn van dat het proces opnieuw zal opstarten bij de Juzgado de Instrucción número 2 van Donostia, de arrondissementsrechtbank nr. 2, te San Sebastian. Maar toch heeft Joseba Merino zijn bedenkingen. Hij twijfelt er niet aan dat de zaak zal geboycot worden, en hij stipt ter verduidelijking aan dat er maanden en nog meer maanden verloren zijn gegaan tussen een eerste formaliteit en de volgende. De advocaat, Santiago González, is geneigd wat meer hoop te koesteren en dringt aan dat er nu eindelijk tot het einde zal gegaan worden, wat heel moeilijk zal zijn. Hoop doet leven, tenzij het valse hoop is.

Een eindeloos proces

1984

De sociale opschudding na de hinderlaag van Pasaia noopte Lakua (Baskische regering) er toe een pseudoprivaat onderzoek te verrichten naar de gebeurtenissen. De houding van Justitie was vijandig en tegendraads. In nauwelijks een paar maanden tijd werd de zaak gearchiveerd. De verdediging tekende beroep aan bij Audiencia Provincial, die er in toestemde om Joseba Merino en Rosa Jimeno de nodige verklaringen te laten afleggen, maar die verklaringen verdwenen in de prullenmand en werden nooit overgemaakt aan het gerechtshof in Donostia.

1987

Vier jaar na de feiten werd de zaak voor een tweede maal gearchiveerd, zonder dat er verantwoordelijkheden werden vastgesteld.

2000

De familieleden van de slachtoffers en de burgerlijke partij ondernemen een nieuwe poging. De advocaat Santiago González stelde verbijsterd vast dat de verklaringen van de overlevenden spoorloos en dus niet beschikbaar waren in het proces-verbaal. De rechter besloot daarom opnieuw de verklaringen van beide op te nemen, samen met de verklaringen van een paar andere getuigen. Op het commissariaat van “Brigada de Información Central y Provincial” van Gipuzkoa werd navraag gedaan naar de identiteit van de politiefunctionarissen die aan de operatie hadden deelgenomen. Er werd alleen de identiteit van 4 politieagenten vrijgegeven, die bevestigden dat ze zich te Pasaia San Pedro bevonden, maar dan alleen in hoedanigheid van bewaker bij de overbrenging van Joseba Merino en Rosa Jimeno naar het commissariaat.

2001, mei

De magistraat van de Juzgado de Instrucción Nº 2, arrondissementsrechtbank van Donostia neemt de verklaringen op van de wetsdokter, Francisco Etxeberria, die bevestigt dat er gevuurd werd van op heel korte afstand.

2004, juni

Eén dag na de identificatie van een politiefunctionaris, die in verband zou kunnen gebracht worden met de feiten, archiveert de onderzoeksrechter voor de derde maal de zaak. Hij motiveert zijn beslissing op basis van het principe van verjaring en op basis van een onbekende dader. De beslissing werd in beroep verworpen op basis van het feit dat de zaak “weggeruimd” werd als gevolg van “circulo cerrado de responsables”, een gesloten cirkel van verantwoordelijken (omerta). De Audiencia de Gipuzkoa heropent het onderzoek naar de feiten, in overweging nemende dat het misdrijf van moord nog niet kan verjaard zijn.

2007

Het gerechthof van Donostia roept de agent op, die geïdentificeerd werd voor de archivering, om verklaringen te komen afleggen. Hij bevestigt tijdens zijn verklaring dat de hoofdverantwoordelijken voor de operatie de chefs zijn van de Brigada Central de Información en van de Brigada Provincial.

2008, 4 november

Na ettelijke maanden inactiviteit en op vraag van de burgerlijke partijen, die de ouders van de slachtoffers vertegenwoordigen, werd op 4 november 2008 beslist om de vooronderzoeken opnieuw op te starten bij de Juzgado de Instrucción número 2 de Donostia.

2009, 19 januari

Na de reactivering van het gerechtelijke onderzoek op 4 november 2009, zal op 19 januari 2009 de voormalige chef van de Brigada Provincial van Gipuzkoa opgeroepen worden om zijn verklaringen te laten notuleren.

Een terugblik

Alles begon op 18 maart 1984 toe Rosa Jimeno door de Spaanse politie werd gearresteerd. De arrestatie vond plaats op de Plaza XII te Donostia toen de jonge vrouw, afkomstig uit Orio, zich naar haar voertuig begaf. Niemand was op de hoogte van de arrestatie.

Nu januari 2009, bijna 25 jaar later, herinnert Rosa Jimeno zich, nog steeds huiverend, deze dag.

Zij brengt in detail verslag uit hoe ze door middel van foltering, met een pistool tegen de slaap, verplicht werd naar huis te telefoneren en naar haar werkplaats om te melden dat ze een paar dagen afwezig zou zijn. De politie verplichtte haar die vreemde boodschap te argumenteren met het feit dat ze een zwangere vriendin moest bijstaan en daarom enige tijd bij haar moest blijven.

Haar ouders kenden Rosa echter zo goed, dat ze onmiddellijk onraad roken. Zij informeerden zich zelfs over hun dochter in het commissariaat, maar aangezien de aanhouding onder een valse naam geregistreerd werd, keerden ze van een kale reis terug. “Zij wilden de arrestatie geheim houden...en hoe je het ook draait of keert, dit is een regelrechte ontvoering.

Op het ogenblik van de arrestatie had Rosa Jimeno ook een telefoonnummer op zak. Met de gebruikelijke praktijken die de politie toepast, was het niet moeilijk de identiteit van de persoon achter het nummer te achterhalen. Dit gaat vlugger dan de verantwoordelijke diensten op te bellen. Het telefoonnummer behoorde toe aan Dionisio Aizpuru “Kurro”, partner van Rosa Jimeno die te Ziburu (Ciboure, Saint Jean de Luz) woonde. De martelpraktijken gingen zonder ophouden door totdat zij er in toestemde om “Kurro” op te bellen en een afspraak te maken.

Met dat telefoontje voor een afspraak was alles geregeld voor een hinderlaag. De afspraak werd vastgelegd op 22 maart 1984, omstreeks 22:00u, op de rotsen dicht bij een haventje in de baai van Pasaia. Drie knipperlichten met een lantaarn zouden het signaal zijn dat “de kust veilig was”.

Op 22 maart, omstreeks 19:00u, vertrokken 5 jongeren, met de hond Beltza van Merino, vanuit Ziburu (Ciboure, Saint Jean de Luz) met een rubberbootje type Zodiac naar de baai van Pasaia. Alle vijf droegen ze reddingsvesten wat meteen de mogelijkheid uitsloot om wapens bij zich te hebben (die dan onder de reddingsvesten zouden moeten bevestigd worden). Omstreeks dat zelfde tijdstip werd Rosa Jimeno door de Guardia Civil naar de plaats van de afspraak gebracht. “Er was heen en weer geloop van talrijke Guardias, allemaal met kogelvrije vesten aan en tot de tanden gewapend. Ik werd bijzonder zenuwachtig en vroeg hen waarom zij in godsnaam zoveel wapens nodig hadden. Want ze hadden mij beloofd dat ze mijn vrienden alleen maar zouden arresteren”, verklaarde Rosa achteraf.

Toen de duisternis begon te vallen, werd Rosa naar de afgesproken plek gebracht, waar zij met een koord aan de voeten werd vastgebonden. Het uiteinde van het koord werd door een Guardia, die zich verborgen hield, vastgehouden.

Op het afgesproken uur verscheen de Zodiac in de baai en de vijf opvarenden konden al van ver de plaats zien, afgaande op de drie knipperlichten van de lantaarn. “Alles leek normaal en wij naderden”, verklaarde Merino achteraf.

Een paar seconden later werd de stilte van de nacht abrupt verstoord door een krachtige opeenvolging van harde kurkdroge knallen. De duisternis loste op in snel opeenvolgende lichtflitsen, als moordend vuurwerk, de zee kleurde rood van het bloed. Vijfentwintig jaar na de feiten kan Merino onmogelijk het feit van die avond uit zijn geheugen wissen.

Merino bestuurde de rubberboot, de motor had hij al in doodpunt gezet en de meertouwen waren uitgegooid. De vijf stonden klaar om van boord te gaan. Pelitxo en Kurro waren de eersten die aan wal gingen, kortbij waar Rosa stond (?). Joseba Merino zou de volgende zijn om aan wal te gaan, maar hij kreeg er de tijd niet meer voor. Hij stond voorovergebogen om zijn hond aan “Kurro” door te geven. “Toen zagen wij dat Rosa met een koord tegen de grond getrokken werd. Er werd: “Halt! Politie”, geroepen en in een oogwenk werden de schijnwerpers aangezet. Alles was hel verlicht. Wij hadden geen tijd om ons te realiseren wat er gaande was, want wij hoorden een twintigtal “txakurras” (scheldnaam voor Guardia Civil, met als betekenis “honden”), misschien wel meer, die gelijktijdig hun machinegeweren leeg vuurden”.

Merino vertelt dat hij, net zoals Txapas en Pelu, die nog aan het bootje stonden, in het water sprongen in de hoop de kogelregen te ontwijken. Voor Pelitxo en Kurro was het al te laat. Het vuren was nog maar net gestopt of twee vaartuigen van de Guardia Civil naderden met hoge snelheid vanaf de andere kant van de baai, vanuit Pasaia de San Pedro. Merino herinnert zich dat de twee boten uitgerust waren met krachtige schijnwerpers. Merino zag al vlug de uitzichtloze toestand in, hoewel hij onder water een schuilplaats tussen de rotsen gevonden had. “De Guardia Civil, met machinegeweer in aanslag, lokaliseerden mij, sleepten mij uit het water en bonden mij vast aan Pelu. Een paar ogenblikken later werd Txapas bij ons gebracht. Alle drie moesten wij met de handen achter het hoofd blijven zitten tot we geïdentificeerd werden”. Merino werd nadien van zijn vrienden gescheiden. “De Guardias waren bijzonder zenuwachtig, en onder beledigingen en bedreigingen moest ik een paar meter verder plaatsnemen”. Net op dat moment naderden 3 politiefunctionarissen in burger mijn vrienden Txapas en Pelu: “Zij bleven op minder dan een meter van hen staan, en droegen 2 machinegeweren, een Ingram 10, een UZI en een geweer”. Txapas en Pelu konden geen woord uitbrengen en zaten als verstijfd de mannen gade te slaan. Zij hoorden alleen: 'Vais a a morir... ' (Jullie gaan sterven...) en het vuur werd geopend.” Merino onderstreept dat dit feit het verste van zijn gedachte was: “Wij waren er ons wel van bewust dat we zouden gearresteerd worden, gefolterd worden en vele jaren gevangenis zouden krijgen, maar nooit hadden wij ook maar kunnen denken om op die manier afgemaakt te worden”.

De lichamen van Txapas en Pelu vielen, als gevolg van de hevige impact op hun lichamen, in het water van de baai: “Zij hadden mijn vrienden gefusilleerd, de kogels die insloegen op hun lichaam waren niet te tellen”. Dagen nadien bevestigde een autopsie maar liefst 113 inslagen van kogels in de lichamen van de 4 jongeren.

Na het vuile werk werd Merino over een paadje weggesleept en geboeid. Op dat moment zag hij ook een koppel dat door de politie in bedwang gehouden werd. Later vernam hij dat het koppel op het paadje aan het wandelen was op het moment dat de Guardia Civil de valstrik uitzette. Het koppel werd met het nodige machtsvertoon van de plaats van het onheil verwijderd om lekken over de hinderlaag te vermijden.

Rosa Jimeno, van haar kant, had niets van het gebeuren kunnen zien. Zij was met het koord tegen de grond getrokken en lag met haar gezicht omlaag tegen de bodem. Een pistool tegen haar slaap verhinderde haar om het hoofd op te richten. Nadat ze het geluid van de verschrikkelijke kogelregen gehoord had, verkeerde ze in shock en begon te schreeuwen. Ook buurtbewoners konden niets van de feiten zien. De omgeving was zo afgesloten dat de buurtbewoners de politie moesten vragen een ambulance door te laten.

Toen alles voorbij was, werden 4 arrestanten (Merino, Jimeno en het koppel) met 2 boten overgezet naar de overkant van de baai, naar Pasaia de San Pedro. De stoffelijke resten van de vier jongeren werden naar de Comandancia de Marina, de Kommandatur van de Marine, overgebracht, in afwachting van een begrafenis op het kerkhof Polloe te Donostia. Op die manier werden de gebruikelijke procedure door een wetsdokter op de plaats van de misdaad vermeden.

Rosa Jimeno werd overgebracht naar het Commissariaat van Politie Donostia en de volgende dag naar Madrid. Na 11 dagen incomunicado werd ze voor de Audiencia Nacional geleid en veroordeeld tot meer dan 3 jaar. Al de tijd, in incomunicado, vroeg ze naar haar metgezellen en men loog haar voor dat ze nog in leven waren. Pas na aankomst in de gevangenis kreeg zij te horen wat er werkelijk gebeurd was.

Het Waarom?

Sommige communicatiemedia en analisten interpreteren de hinderlaag als een wraak van de PSOE voor de dodelijke aanslag van de Comandos Autonómos Anticapitalistas tegen hun voorman, senator Enrique Casas. Joseba Merino laat er niet de minste twijfel over bestaan, zelfs tot op de dag van vandaag, en het feit dat alleen hij levend uit de hinderlaag kwam, sterkt hem in dat vermoeden. Hij werd immers aangewezen als één van de vermoedelijke daders, en het feit dat één van de verantwoordelijken voor de dood van Casas (23 februari 1984) een maand later werd aangehouden, moest dienen als waardevolle demonstratie van een doeltreffend politieoptreden. Merino bevestigt dat de Guardia Civil bijzonder veel interesse betoonde om informatie los te krijgen over de Comandos Autónomos Anticapitalistas. De ondervragingen en de hardnekkige folteringen in het commissariaat deden hem die belangen er van inzien: “Zij wilden tegen om het even welke prijs weten of ETA-m achter de aanslag zat, en wat de infrastructuur van de Comandos Autónomos inhield ten zuiden van de Bisasoa. Daarom hadden zij mij levend nodig.” Merino, die meer dan 17 jaar in de gevangenis verbleef, is er van overtuigd dat de politie niet toevallig in Pasaia aanwezig was: “Zij volgden precies de richtlijnen op van de verschillende bevelhebbers: eerst van de commissaris, dan van de hoofdcommissaris, vervolgens van burgerlijke gouverneur en uiteindelijk van de minsisters. Het was een wraakneming voor de dood van Casas”.

Bron: Gara

18 maart 2009 - Verbod Audiencia Nacional

Naar aanleiding van de trieste 25ste verjaarjaardag van het bloedbad te Pasaia werd een colloquium georganiseerd in Kaskallueta Elkartea (in de wijk Txantrea te Pamplona). De enige overlevende van de slachtpartij, Joseba Merino, was aanwezig.

Magistraat Ismael Moreno van de uitzonderingsrechtbank Audiencia Nacional vaardigde een verbod uit tegen het colloquium en de Spaanse politie identificeerde verscheidene personen.

Movimiento Pro Amnistia roept op:

Het is nu al de 2de maal dat een verbod werd uitgevaardigd. Initiatieven die "de massamoorden van GAL" en de politiek van “schieten om te doden” in de herinnering willen houden, worden systematisch verboden.

De intentie is duidelijk: met alle middelen moeten de gebeurtenissen in de doofpot gestopt worden opdat een generatie jongeren, die niets meer over deze zaak weten, in het ongewisse blijven.

Ons volk zal nooit die moordpartij vergeten en wij zullen blijven de “Memoria Histórica” (historisch besef) in herinnering brengen. Wij doen dan ook een oproep aan iedereen om altijd aanwezig te zijn, ondanks de aanwezigheid van de bezettende politiemacht.

Bron: askatu.org

22 maart 2009 - Te land, in de lucht en op zee

De Guardia Civil vermoordde Pedro Mari Isart, Dionisio Aizpuru, José Mari Izura en Rafael Delas 25 jaar geleden. Op de herdenkingsplechtigheid van 22 maart 2009 was de Benémerita (de verdienstelijke zoals de Guardia Civil genoemd wordt) niet aanwezig. Het was niet nodig. De Baskische Ertzaintza zou hun vuile werk wel opknappen. Zij hadden alle registers opengetrokken om de herdenking te verhinderen. Pasaia werd op het land omsingeld door stoottroepen, op zee patrouilleerden snelle politieboten van het "Departamento de Interior del Gobierno Vasco", en in de lucht cirkelden de onvermijdelijke helikopters. De excessieve machtsontplooiing was belachelijk.

Rosa Jimeno en Joseba Merino, de twee overlevenden, die op geen enkel moment hun Ikurriña met zwarte strik loslieten en de familie probeerden te onderhandelen: zij wensten alleen bloemen neer te leggen aan het monument van hun dierbaren. Al vlug bleek dat onderhandelen met de tot de tanden bewapende marionetten, zinloos was. De Ertzaintza zou 5 familieleden toelaten, op voorwaarde dat de rest van de verzamelende menigte zich zou terugtrekken. Wie Pasaia een beetje kent, weet dat er weinig optie was om aan de slagen van de Ertzaintza te ontkomen.

In alle culturen, en meer bepaald in de westerse wereld, heerst het principe van respect voor de overlevenden en het leed van de familie. Een principe dat voor alle personen geldt. Maar in Euskal Herria wordt dat principe door de ordestrijdkrachten overboord gegooid. Bij de begrafenis van Lasa en Zabala op het kerkhof van Tolosa, werd door de Guardia Civil op de verzamelde menigte ingebeukt en er werd zelfs hardhandig op de familie geslagen. Stelt u zich dat voor: op de begraafplaats, tijdens de begrafenis!

In Pasaia waren alle ernstige en pijnlijke elementen van een veto aanwezig met als enig doel het terrorisme van de Staat (4 moorden ineens) onder een deken van agressie te bedekken.