De Zaak Lasa en Zabala

Een groot deel van de Guardia Civiles, zij die het meeste vertrouwen genoten van Enrique Rodríguez Galindo hebben, na de ontvoering en de marteldood van Lasa en Zabala, een onderscheiding (decoratie) ontvangen uit handen van de burgerlijke gouverneur van Gipuzkoa, Julen Elgorriaga Queda, in de kazerne Intxaurrondo van de Guardia Civil te Donostia. Een mooier bewijs van straffeloosheid ten aanzien van folteraars bestaat er in de Spaanse staat niet. Zelfs na niet te vermijden veroordelingen, bleven zij nadien dezelfde functies uitoefenen.

Tijdens de periode dat Enrique Rodríguez Galindo vanuit Intxaurrondo "GAL-Verde" leidde, kon hij rekenen op een groep onvoorwaardelijke getrouwen, die volledig ter zijner beschikking stonden. Drie ervan, Enrique Dorado, Felipe Bayo en Ángel Vaquero, werden samen met hem veroordeeld voor ontvoering, foltering en moord.

En de rest van de betrokkenen? Eén van de beklaagden, Felipe Bayo, verwees nochtans duidelijk in de richting van Fidel del Hoyo. Del Hoyo was de tweede in bevel van de informatiedienst van de Guardia Civil, onder leiding van Galindo (de eerste was Ángel Vaquero). De onderzoeksrechter, die wel degelijk wist dat de ontvoerde Lasa en Zabala gefolterd werden in Villa La Cumbre (zie rubriek: "Staatsterrorisme 7"), besliste hen echter alleen voor illegale detentie te veroordelen (alsof er niet gefolterd werd) en dit misdrijf was toen al verjaard. Meer nog, Del Hoyo was niet aan zijn proefstuk toe. Deze folteraar was ook betrokken geweest , naast nog tal van anderen folterpraktijken, bij de marteling bij de gebroeders Olarra en bij Jokin Olano.

Bron: rebelion.org

Een raadselachtige zaak

Lasa en Zabala verdwenen in Bayonne, op 15 oktober1983.

Nieves Martínez Martínez was presentator op de radiozender "Cadena Ser" te Alicante. Op 20 januari 1984 moest hij een soort Top-40 van best verkochte platen voorstellen en van commentaar voorzien. Tussen de commentaren en het draaien van de platen door, beluisterde hij de telefonische reacties van luisteraars. Eén oproep zal hij alvast nooit meer vergeten:

"Luister aandachtig naar wat we u te zeggen hebben. Om 15:00u vanmiddag hebben wij de twee leden van ETA, Lasa en Zabala, terechtgesteld. Alvorens te sterven, vroegen zij om een priester, maar dat hebben wij niet toegestaan omdat ze het niet verdienen".

De stem sprak verder ook nog over een plaatsje, Busot genaamd, over plannen om steunmanifestatie voor beiden af te slachten en zij alludeerden ook op GAL...De opeising van de verantwoordelijkheid voor de moorden werd jammer genoeg niet opgenomen.

Er waren toen al 3 maanden verstreken sinds de verdwijning uit Bayonne en niemand schonk veel aandacht aan het telefoontje, met uitzondering van een commentator van het nachtprogramma "Hora 25". Al die maanden waren de namen van Lasa en Zabala zelfs niet op de dodenlijst van GAL verschenen, en dat zou tot op vandaag zo gebleven zijn, ware er niet dat bewuste telefoongesprek. Het gezicht van de commentator moet dezelfde uitdrukking getoond hebben als die van Josu Muika, een gearresteerde jongere in Tolosa, bij de zinspeling van een Guardia Civil: "Aha, je snapt niet waarom je gearresteerd bent? Welnu, ik zal het je zeggen. Het komt door toedoen van Lasa en Zabala. En weet je war ze zich bevinden? Dood, goed en wel begraven, heel ver hier vandaan".

De stoffelijke resten, de beenderen en de schedel met kogelgaten in het hoofd, resten van zwachtels, werden twee jaar later (1985) in een put te Busot (Alicante) gevonden. Op dat ogenblik legde niemand de relatie met de twee ontvoerde jongeren.

Ramón Soriano Poveda, een jager met het geweer over de schouders, drong door naar een afgelegen plek te Busot. Zijn honden stopten op een bepaald ogenblik niet meer met blaffen. Toen hij naderbij kwam, kon hij zich van de toestand vergewissen: een soort put was door de regen en de erosie bloot komen te liggen, en beenderen waren aan de oppervlakte gekomen.

Antonio Bru, een forensisch geneesheer, bevestigde de macabere ontdekking als zijnde van menselijke oorsprong: twee kadavers, kruiselings over elkaar, bijna compleet, met in de mond een prop en de ogen geblinddoekt, met zwachtels rondom benen, borstkas, gaasverbanden, pleister en, nog het meest van al verbazingwekkend, met 100 kg ongebluste kalk. Iemand moet er dus alle belang bij gehad hebben om de ontbinding van de lichamen te bespoedigen. Omzwachtelde en bebloede lichamen, schedels met impact van kogels.

De stoffelijke resten werden 10 jaar lang op het kerkhof van Alicante bewaard. Pas in mei 1995 zag een gepensioneerde lijkschouwer het verband met Lasa en Zabala. Hij ontdekte tevens dat de kogel waarmee ze afgemaakt waren tot het soort munitie behoorde dat 'in die tijd door de Spaanse Veiligheidsdiensten gebruikt werd'. Op 09 maart 2000 vermeldt "Gara" dat de gegevens van de lijkschouwers bekend werden. De ongebluste kalk en "de tijd" beletten te bewijzen of het duo gefolterd werd. Maar beiden hadden een schotwonde in de schedel, terwijl Zabala er nog een door de kaak had. Er restte nog één enkele nagel aan een hand en geen teennagels. De verschillende breuken kunnen het gevolg zijn van "de val op elkaar" in het graf. Benen en borst waren verbonden met gaas en verband, gedrenkt in mercurochroom en een product om "brandwonden" te genezen. Ogen en mond waren afgeplakt (met tape), mogelijk om het verlies van hersenmassa te beletten bij de moordende schoten, maar mogelijk ook om het zicht te ontnemen.

Jaren gingen voorbij, tien jaar! Een ex-commissaris van politie te Alicante, Jesús García, had de overvloed aan kranteninformatie over GAL herlezen en herlezen, en op een bepaald ogenblik kwam hij weer terecht bij de onopgeloste zaak te Busot. Hij zag meteen het verband. De forensisch geneesheer, Antonio Bru, werd er bij gehaald, de commissaris stelde de vragen, en de onopgeloste zaak was opgelost. De kogels waren van het merk "Geco", dezelfde kogels die bij andere aanslagen van GAL, op 19 december 1983 Oñederra gedood hadden, dezelfde kogels die Perurena en Gurmindo 8 februari 1984 gedood hadden. De datum van de ontvoering van Lasa en Zabala (15 oltober1983) stemde wonderwel overeen met de datum van de ontvoeringpoging van Larretxea (18 oktober 1983) en met de martelgang van Segundo Marey (4 december 1983). Dat waren teveel toevalligheden. de DNA-proeven gaven het definitieve uitsluitsel: 11 jaar, 5 maanden en 4dagen waren voorbijgegaan om vast te stellen dat Joxean Lasa en Joxi Zabala vermoord en begraven werden op 800 km van huis

Vanaf dat ogenblik nam de zaak een nieuwe wending. Jesús Santos van de Audiencia Nacional, belast met de zaak, was de mening toegedaan dat er bewijzen waren om aan te tonen dat de jongeren ontvoerd werden door agenten van de Guardia Civil uit Intxaurrondo, en dat zij de bevelen van huidig generaal Enrique Rodríguez Galindo en burgerlijk gouverneur van Gipuzkoa hadden opgevolgd. Nadien werden zij brutaal gefolterd (in Villa La Cumbre) en vermoord door dezelfde agenten.

Heel lang was de enige zekerheid die men had het feit dat Lasa en Zabala verdwenen waren. Nu had men de stoffelijke resten gevonden , en had men aan de hand van DNA-proeven, de identiteit van beiden kunnen bevestigen. Uit forensische studies is ook gebleken dat zij enorm moeten hebben afgezien en dat zij uiteindelijk door een nekschot werden afgemaakt.

Bijna onmiddellijk werd de informatiedienst van de Guardia Civil uit Intxaurrondo verdacht. Een vermoedelijke smokkelaar van tabak en lichte drug, Pedro Luis Miguéliz "Txofo", die vriendschappelijke relaties onderhield met sergeant Enrique Dorado Villalobos van de Guardia Civil, ondersteunde enigszins die verdachtmaking. Bij zijn eerste versie van de feiten verklaarde hij dat Enrique Dorado Villalobos, aan de flank van de Monte Igeldo wachtend op smokkelwaar, hem een ongelooflijk verhaal had verteld. Dorado, die hoog opliep met zijn "heldendaden", had zijn vriend op de hoogte gebracht van de feiten. De onderzoekers wisten wel dat de getuige een weinig geloofwaardig persoon was, en feiten vertelde van horen zeggen. Er moesten dus meer zwaarwegende bewijzen op tafel gelegd worden.

Een volgende aanwijzing was de beschuldiging van luitenant Gómez Nieto, vermoedelijke informant voor Cesid in de kazerne van Intxaurrondo 1983. Hij werd op 21 mei 1996 opgesloten in Alcalá-Meco (Madrid) beschuldigd van efficiënte medewerking in de ontvoering van Lasa en Zabala. Die aanklacht was gebaseerd op wat er in de documenten van Cesid stond, in beslag genomen bij Juan Alberto Perote in de cel van Alcalá de Henares door Baltasar Garzón.

Magistraat Gómez de Liaño laat Elgorriaga opsluiten en berecht Vera

El País - Madrid - 20/06/1996

Magistraat Javier Gómez de Liaño, onderzoeksrechter in de zaak Lasa-Zabala, besliste op 19 juni 1996 de voormalige burgerlijke gouverneur van Gipuzkoa, Julen Elgorriaga, op te sluiten. Voordien waren al generaal Enrique Rodríguez Galindo, de luitenantenPedro Gómez Nieto en Enrique Dorado en korporaal Felipe Bayo, opgesloten.

Gómez de Liaño was er van uit gegaan dat de versies van sergeant Ángel López Carrillo, van smokkelaar Pedro Luis Miguéliz "Txofo", van vier andere politiefunctionarissen en van beschermde getuigen, pertinent en vastberaden waren, en bijgevolg als geloofwaardig moesten aanzien worden. Aan de andere kant verwierp hij de beschuldigingen ten aanzien van de officieren van de Guardia Civil, Fidel del Hoyo, Cándido Acedo en Ángel Vaquero, omdat het beschuldigingen gebaseerd waren op "van horen zeggen" en ingegeven door eigenbelang van wie ze geuit had.

De magistraat hechtte ook veel belang aan de "negatieve koppigheid" van de Guardia Civiles om de bijnamen van de betrokkenen aan de antiterroristische acties mee te delen. Gómez de Liaño beschouwde het al bewezen dat Dorado als bijnaam "Kike" had; Pedro Gómez Nieto, kreeg de bijnaam "El Alemán"; José Domínguez werd "El Goli" genoemd en José Romero, "El Moro". De magistraat verzekerde dat hij persoonlijk bevestiging had gekregen van de bijnamen. Gómez de Liaño verzekerde ook dat hij geen complicaties verwachtte door Elgorriaga te beschuldigen van: "Het creëren en zelfs het verhogen van het gevaar dat bestond voor Lasa en Zabala. Hij vergemakkelijkte ook de ontvoering door het paleis Villa La Cumbre ter beschikking te stellen. Hij gaf ook zijn akkoord aan het plan en er ontstond zelfs een zekere solidariteit tussen hem en Felipe Bayo, Enrique Dorado en de rest. hij was ook ooggetuige van de folteringen en stemde toe. Er zijn geen bewijzen dat hij zelf deelnam, maar zijn aanwezigheid gaf nog meer voedsel aan de straffeloosheid. Hij is ook medeplichtig aan moord omdat hij, als hoogste autoriteit, niet is tussengekomen om het leven van de jongeren te sparen".

Rafael Vera werd beschuldigd van het verheimelijken van de misdrijven.

De vertrouwenspersonen

Een belangrijke stap vooruit in het speurwerk was het getuigenis van Ángel López Carrillo, politiefunctionaris en vertrouwenspersoon van de burgerlijke gouverneur Elgorriaga. Hij verklaarde dat Lasa en Zabala "ondervraagd" werden in het paleis Villa La Cumbre, op dat moment onbewoond. Ángel López Carrillo vertelde dat zij op dezelfde dag een plaats van delict bezocht hadden in Aretxabaleta (Gipuzkoa), waar een Guardia Civil gedood werd. Na een bezoek aan het hospitaal te Arrasate-Mondragón, waar gekwetste Guardias verzorgd werden, keerde zij terug naar Donostia. Hij zat samen met de burgerlijke gouverneur en commandant Rodríguez Galindo in een Ford Granada. Een tweede officiële wagen volgde, en deed teken. Via de zender werd Galindo aangeraden urgent naar Intxaurrondo te komen. Hij nam contact op en vertelde aan de gouverneur dat er goed nieuws was, er waren twee vissen aan de haak geslagen, "caído dos peces en el anzuelo" .

López Carrillo herinnerde zich dat hij de volgende dag uit de mond van gouverneur Elgorriaga hoorde zeggen dat hijzelf en Galindo, met een kap op het hoofd, de ondervraging van twee Etarras, door agenten van de Mosad (Israel), had bijgewoond. Ze wisten nu ook de identiteit van de Etarras: Lasa en Zabala.

Het getuigenis van López Carrillo was van groot belang, maar het was een relaas van een telefoongesprek dat niet meer kon gereproduceerd worden. Overigens, zowel Galindo als Elgorriaga ontkenden met klem. Ze verzekerden dat hij zelfs geen toestemming had om de gouverneur te benaderen, laat staan bij hem in de wegen plaats te nemen. Maar López Carrillo toonde foto's waarop hij, met de gouverneur, te zien was in zijn privéwoning.

Een andere politiefunctionaris, Julio Vázquez Ayra, toenmalig flatgezel van López Carrillo, bevestigde punt voor punt de versie van deze laatste, met dien verstande en met die bijzonderheid dat López Carrillo hem dat al in 1983 had verteld..

Het getuigenis van Luis Roldán, ex-directeurgeneraal van de Guardia Civil was weinig consistent. Hij had wel verscheidene officieren beschuldigd van deelname, maar er werd slecht één veroordeeld, kapitein Ángel Vaquero, en dan nog niet op basis van die verklaringen.

Het keerpunt in de zaak startte op 12 augustus 1997. Korporaal Felipe Bayo, beschouwd las één van de daders in de ontvoering van, de foltering van en de moord op Lasa en Zabala, veranderde van advocaat en strategie. Hij zat al een paar maanden in de cel en zijn geduld raakte op. Zijn superieuren hadden hem nochtans beloofd dat hij vlug uit de cel zou vrijgelaten worden, maar het bleef bij woorden. Hij moest psychiatrisch behandeld worden voor diepe depressies en trachtte zelfs zelfmoord te plegen. Van 12 tot 22 augustus 1997, bij vier verschillende gelegenheden, legde hij verklaringen af. Hij beweerde zolang gezwegen te hebben wegens verkeerd begrepen loyaliteit voor generaal Galindo, en hij bekende dat hij samen met Dorado de twee ontvoerden had bewaakt. Hij verzekerde niet aan de ontvoering zelf te hebben deelgenomen, maar dat luitenant Fidel del Hoyo hen had opgedragen de twee ontvoerden naar La Cumbre te brengen en hen te bewaken, op bevel van Galindo. Toen ze daar aankwamen, waren Galindo, Elgorriaga en Vaquero al aanwezig. Ze hadden de twee narcotica toegediend, en toe ze wakker werden ze elk afzonderlijk door agenten van de Mosad (Israel) ondervraagd. Bayo was er zich bewust van dat het een illegale detentie betrof, aangezien er geen officieel attest voorhanden was, en de Guardias die deelnamen (6 of 7) niet in uniform waren. Bayo verklaarde nog dat hij nooit zelf aan de folteringen had deelgenomen en dat het de eerste maal was dat zij iemand naar La Cumbre moesten brengen. Na drie dagen werden ze door kapitein Vaquero van hun opdracht ontslagen en nooit heeft hij geweten wat er met de gedetineerden gebeurde, werden ze vrijgelaten of waren ze ontsnapt, hij wist het niet. Kapitein Vaquero was wel nog in het bezit van identiteitskaarten. Een paar jaar later, op 20 januari 1984, kwam dan het telefoontje bij de zender SER, met de opeising van de moord.

Op 19 en 24 januari 1984 hield de Guardia Civil een indrukwekkende razzia in heel de provincie Gipuzkoa, vooral onder de burgers van Tolosa (geboorteplaats van Lasa en Zabala). Vooral vrienden en bekenden kregen het hard te verduren en werden ter beschikking van de Audiencia Nacional gesteld. Het was kristalhelder: Lasa en Zabala waren op een zo'n brutale manier gefolterd dat zij alles bekenden wat de Guardia Civil hen voorkauwde. Felipe Bayo bevestigde trouwens dat de arrestaties, gevolg van een enorme machtsontplooiing, gebaseerd waren op "bekentenissen" tijdens de folterpraktijken van Lasa en Zabala.

Op 13 april 1998 werd Bayo, in het gezelschap van de onderzoeksrechter, de aanklager en nog wat personen, naar Villa La Cumbre gebracht, om zijn reconstructie van de feiten te doen. De aanwezigen waren geïmpressioneerd door zijn excellent geheugen. Het getuigenis van Felipe Bayo had alles veranderd en in een stroomversnelling gebracht. Tijdens het proces stonden de magistraten nog een paar verrassingen te wachten.

Klopjacht in Gipuzkoa

El País - Madrid - 19/01/1984 tot 24/01/1984

19.01.1984: Intense controle door de Guardia Civil in Gipuzkoa

Honderden Guardia Civiles, ondersteund door de GAR (Grupos Antiterroristas Rurales) vielen de gemeenten Orio, Zarauz, Zaldibia, Tolosa, Vergara, Mondragón, Oñate en Aretxabaleta binnen in een nooit geziene spectaculaire politieontplooiing. Als schaamlapje en verantwoording voor die klopjacht had de burgerlijke gouverneur, Julen Elgorriaga, verklaard dat zijn "gevechtstroepen" klaarstonden om een ETA-aanslag te verhinderen, maar zij zochten alleen vrienden en kennissen van Lasa en Zabala. Alle toegangswegen werden afgegrendeld met kleine tanks en constant vlogen helikopters over het "strijdtoneel". Iedereen werd gecontroleerd, ook door agenten in burger, en 18 personen werden gearresteerd.

20.01.1984: Negen personen aangehouden in Tolosa

Om 20:00u werd in Tolosa een manifestatie gehouden, op vraag van de gemeentelijke mandatarissen. Voordien hadden zij een gemeenteraadszitting gehouden om de politionele toestand in de stad te bespreken. Uren voor de manifestatie had een radiowagen de bevolking opgeroepen om deel te nemen aan de manifestatie als protest tegen de aanhouding van 18 personen.

Gestoras Pro Amnistía weet te melden dat, naar aanleiding van de manifestatie, nog eens 9 personen werden gearresteerd: Jesús en Javier Martínez Izaguirre, Enrique Etxenagusía Aguirre, Pedro en Carlos Catalán Nájera, Josu González Armendáriz, Gonzalo Campos Jáuregui, Javier Beltrán Ugartemendía en Jesús Elizararán Mendizábal. Laatstgenoemde is van de gemeentelijke politie.

21.01.1984: Nieuwe arrestaties

Opnieuw werden 6 personen gearresteerd (3 uit Tolosa: Pedro Segurola Loinaz, Ángel Luis Oyarzábal Uriarte en Tomás Bustamante Sánchez) en het aantal gedetineerden is nu al opgelopen tot 34, 13 ervan zullen in de loop van de dag vrijgelaten worden. De burgerlijke gouverneur verzekert dat de razzia's doorgaan.

23.01.1984: De laatste aanhouding kaderen in een speciale operatie

In een speciale operatie (alsof de vorige al niet speciaal waren) heeft de Guardia Civil nog maar een 14 personen gearresteerd en hen meteen beschuldigd deel uit te maken van ETA-militar.

24.01.1984: Massaal antwoord in Tolosa

De politieke partij Herri Batasuna had opgeroepen tot een algemene staking als protest tegen de aanhoudingen. De oproep werd in Tolosa massaal opgevolgd

De verhoren van Bayo

El Mundo - Madrid - 12/08/1997

De magistraat van de Audiencia Nacional, Javier Gómez de Liaño, heeft de geheimhouding van het proces gedecreteerd gedurende één maand, en hij zal Felipe Bayo aan een kruisverhoor onderwerpen. Bayo heeft zijn vroegere advocaat, Jorge Argote, ingeruild voor Angel López Montero. De dagvaarding van Bayo is het gevolg van het feit dat hij bereid gevonden werd om verklaringen af te leggen en van het feit dat hij nieuwe elementen heeft om zijn onschuld te bewijzen.

Bayo is opgesloten in Alcalá-Meco (Madrid) als vermoedelijke mededader, samen met Enrique Dorado Villalobos, van de ontvoering en de latere moord op Lasa en Zabala. Het decreet van geheimhouding zou ingegeven zijn om het getuigenis van Bayo te beschermen.

13.08.1997: Bayo verklaart onschuldig te zijn

Felipe Bayo Leal legde gedurende 3 uren verklaringen af voor magistraat Javier Gómez de Liaño. Bayo, die veranderd was van strategie, ontkent alle beschuldigingen en doet zich nu voor als spijtoptant. Het Hof zal de noodzakelijke tijd nemen om zijn verklaringen te verifiëren.

Bayo verklaart dat op de dag van de feiten, een zaterdag, kapitein Ángel Vaquero Hernández hem en Enrique Dorado Villalobos een bewakingsopdracht gaven in de Villa Le Cumbre. Daar zag hij Lasa en Zabala liggen in de kelder, op kussen geworpen, geboeid en bedwelmd. Diezelfde avond waren ook commandant Enrique Rodríguez Galindo en burgerlijke gouverneur Julen Elgorriaga ter plekke. Galindo waarschuwde hen dat zij altijd een kap over het hoofd moesten dragen. Elgorriaga maakte er nog een grapje over door te stellen dat de ontvoerden moesten denken dat zij in handen waren van de Mosad. Volgens Bayo overheerste nog altijd de idee dat ze later zouden vrijgelaten worden. Die nacht werd er niet ondervraagd en hun opdracht bleef beperkt tot bewaking, met dien verstande dat zij de ontvoerden moesten desoriënteren: niets doen of zeggen waardoor ze zouden kunnen afleiden in Spanje te zijn, en niet meer in Frankrijk. Daarom werden flessen met mineraal water uit Spanje weggehaald. De bewaking gebeurde door vier Guardia Civiles, van 10:00u 's morgens tot 10:00u 's avonds. De eerste ondervragingen begonnen pas de zondagmorgen, als hij (Bayo) en Dorado waren afgelost. Aan Lasa en Zabala werd elk afzonderlijk een fotoboek getoond met foto's van Etarras. De identificatie van beiden werd vergeleken en waren samenvallend. De bedoeling van de identificatie was om later de ETA-commando's "Tolosa I" en "Tolosa II" op te rollen.

De volgende nacht presenteerde Galindo zich opnieuw en hij zag er opgewekt uit. Hij vertelde hen dat hij gedineerd had met Rafael Vera en Julen Elgorriaga. "Vera heeft mij groen licht gegeven voor Frankrijk".

Bayo verzekerde aan magistraat Gómez de Liaño dat er tot dan niet een slag werd gegeven, het was immers niet nodig, de ontvoerden werkten goed mee. Zij hadden wat meer moeite met het voedsel dat ze kregen, omdat ze dachten dat het vergiftigd was. De tweede nacht vond Bayo levenmiddelen in de keuken en vertelde de ontvoerden: "Ik ga jullie een gerecht klaarmaken da ik leerde in Spanje: tortilla de patata"... Na die nacht (en die verwijzing naar Spanje) beweert Bayo dat hij de ontvoerden nooit meer heeft gezien. Toen hij zich aanmeldde voor de volgende bewakingsshift kreeg hij van kapitein Vaquero te horen dat het niet meer nodig was, de ontvoerden waren vertrokken.

Naast beschuldigingen aan het adres van Vera en Elgorriaga, verwees Bayo nog indirect naar minister van Binnenlandse Zaken José Barrionuevo: "Er werd gefluisterd dat Barrionuevo van alles op de hoogte was".

Bronnen uit gerechterlijke kringen vermelden dat Bayo wist wie er aan de laatste ondervragingen had deelgenomen, waarschijnlijk gewone Guardias, maar hij wilde ze niet identificeren en zou het later ook niet doen. Bayo had wel bij de ontdekking van de stoffelijke resten aangifte gedaan van wat hij wist, op een commissariaat in Madrid, maar er werd niet op ingegaan omdat het een zaak was van de Guardia Civil. hij was daarop naar de Audiencia Nacional gestapt om Garzón in te lichten, maar die was er niet. Diezelfde nacht nog kreeg hij een telefoon van zijn vroegere advocaat, Jorge Argote, om de dringende vraag te wachten met spreken tot ze elkaar ontmoet hadden. Bij die ontmoeting vroeg Argote met aandrang te zwijgen en deed hij beloftes, die volgens Bayo nooit werden nagekomen.

19.08.1997: Bayo gaat verder met zijn verklaringen

Felipe Bayo had voorzien om een magneetband aan de magistraat te overhandigen. Op die band stond dat zijn kapitien Angel Vaquero Hernández erkende dat Bayo en Enrique Dorado alleen bewakingsopdrachten hadden uitgevoerd in La Cumbre. Het bevatte ook een gesprek tussen Bayo, Enrique Dorado Villalobos, Angel Vaquero en de (nieuwe) burgerlijke gouverneur vanGipuzkoa Goñi Tirapu. Vaquero kwam minder goed uit die gesprekken. Hij bevestigt op band inderdaad dat Bayo en Dorado alleen bewakingsopdrachten uitvoerden, op zijn bevel en op het bevel van kapitein Del Hoyo Cepeda.

De wet van de stilte, van het stilzwijgen

De rol van Goñi Tirapu, de nieuwe burgerlijke gouverneur was discreter. Hij had meermaals Dorado en Bayo in de gevangenis bezocht en hen gevraagd het stilzwijgen te bewaren, want het Constitutionele Hof zou zich in hun voordeel uitspreken, en vlug zouden vrijkomen.

Vera en Galindo worden opgeroepen

El País - Madrid - 03/09/1997

Na de laatste verklaringen van Felipe Bayo besliste magistraat Javier Gómez de Liaño om generaal Enrique Rodríguez Galindo, de twee burgerlijke gouverneurs Julen Elgorriaga en José Ramón Goñi, om Vera en nog een paar beklaagden te dagvaarden, waaronder advocaat Jorge Argote, de commandanten Angel Vaquero en Alba, kapitein Fidel del Hoyo, luitenant-kolonel Acedo en Angel López Carrillo.

Galindo wordt opgesloten

El País - Madrid - 16/09/1997

Generaal van de Guardia Civil Enrique Rodríguez Galindo werd op 15 september 1997 terug opgesloten in de militaire gevangenis van Alcalá de Henares (Madrid). hij was al eens opgesloten, 72 dagen tussen 22 mei 1996 en 2 augustus 1996, maar werd vrijgelaten omdat er geen gevaar was voor vlucht. Maar sindsdien kwamen nieuwe elementen aan het licht zodat een verdere vrijlating in het gedrang gekomen was.

Enrique Rodríguez Galindo en Julen Elgorriaga hebben

een gewapende bende geleid

El Mundo - Madrid - 12/03/1998

De vertegenwoordiger van het Openbare Ministerie, Jesús Santos, schrijft in een document aan de onderzoeksmagistraat dat Enrique Rodríguez Galindo enJulen Elgorriaga ook moeten vervolgd worden als leiders van een gewapende organisatie. Hij vraagt de onmiddellijk sluiting en het onderzoek en de start van het proces tegen beiden, aangevulde met Angel Vaquero, Enrique Dorado Villalobos en Felipe Bayo. Hij vraagt de opheffing van de aanklacht "vermoedelijke illegale detentie" omdat de verjaring is ingetreden (ontvoering minder dan 15 dagen).

92 jaar geëist tegen Galindo

El País - Madrid - 13/12/1999

Het Openbare Ministerie, Jesús Santos, vraagt straffen van meer dan 90 jaar voor 5 van de beklaagden: 92 jaar voor Rodríguez Galindo en Elgorriaga, 90 jaar voor Vaquero, Dorado enBayo. De aanklagers eisen straffen die schimmelen tussen de 114 en de 118 jaar. Voor de advocaat Jorge Argote en ex-staatssecretaris Rafael Vera wordt 2 jaar gevraagd, wegens doofpotoperatie.

De zaak Lasa en Zabala wordt door een eigenaardig geval verdaagd

El País - Madrid - 14/12/1999

Nog voor het proces goed en wel begon, werd het al uitgesteld. Eén van de voornaamste beklaagden, Felipe Bayo werd, vanuit de gevangenis van Alcalá de Henares, de zaal binnengebracht in onderbroek, met kort hemd en totaal verdoofd. Het Hof liet hem opnemen in een hospitaal om hem te onderzoeken, want er was een groot vermoeden dat hij gedrogeerd was.

Bayo, net zoals Enrique Dorado Villalobos, verbleef al in de gevangenis sinds 20 mei 1996, en de maximumperiode van preventieve hechtenis (4 jaar) naderde met rasse schreden. Als er voor 20 mei2000 geen proces plaatsvond, moesten zij zonder meer in vrijheid gesteld worden.

Gekleed en in rolstoel

El País - Madrid - 15/12/1999

Terwijl Felipe Bayo gisteren nog in zijn ondergoed en totaal gedrogeerd voor het Hof verscheen,was hij vandaag onberispelijk gekleed en zat hij in een rolstoel. op zijn revers zat een insigne van de "Orden del Mérito de la Guardia Civil, met rood lint", een hoge onderscheiding van de Guardia Civil.

Generaal Galindo ontkent elke betrokkenheid

El País - Madrid - 16/12/1999

Generaal Enrique Rodríguez Galindo verklaarde dat hij de gebeurtenissen van de ontvoering van Lasa en Zabala, gelezen had in een abertzalekrant. hij ontkende het bevel tot de ontvoering gegeven te hebben, laat staan dat hij ze zou vermoord hebben. Hij ontkende ook ooit een bericht ontvangen te hebben dat sprak over: "We hebben twee vissen gevangen". Galindo wilde niet antwoorden aan de aanklagers: "Jullie vertegenwoordigen alles waartegen ik heb gestreden. Ik beantwoord geen enkele vraag van jullie. Waar waren jullie toen een van mijn manschappen in Tolosa werd vermoord?". Hij drukte ook zijn droefenis uit voor twee van zijn beste mannen in de antiterrorismestrijd, Felipe Bayoen Enrique Dorado, de enigen die nog in preventieve hechtenis zitten. Hij ontkende wel alles wat Bayo in vorige sessies had verklaard. hij ontkende ook opdracht gegeven te hebben voor operaties in Frankrijk tegen ETA. Kortom, hij ontkende alle beschuldigingen.

"Quisiera, solemnemente, y sometiéndome a juramento, jurando por Dios y por mi honor, que nunca he ordenado semejantes cosas: ni el secuestro ni las torturas ni el asesinato de estos hombres"

"Ik zweer plechtig voor God en op mijn eer dat ik nooit gelijkaardige zaken heb bevolen: niet de ontvoering, niet de foltering, niet de moord op die twee mannen".

Het zou ons te ver leiden om het proces in detail te bespreken. Er werd ontkent aan de lopende band, vroegere verklaringen werden ingetrokken en paar dagen opnieuw bevestigd. Op 15 januari 2000 kwam commissaris Jesús García García getuigen. Hij was de persoon die de zaak Lasa-Zabala reactiveerde toen hij het verband kon leggen tussen de stoffelijke resten in Alicante en de operaties van GAL. Het werd zijn laatste verklaring, want hij kreeg een hartinfarct en overleed in het gerechtsgebouw.

Uit de uren lectuur die ik besteed heb aan het proces is mij alvast één constante bijgebleven: het was een onderzoek en een proces van duizend leugens.

Het proces Lasa-Zabala zal de geschiedenis ingaan als het proces van de herroepingen. In geen enkel ander proces werden zoveel bbeschuldigende verklaringen over zo'n belangrijke zaken zoveel herroepen. Geen enkele van de getuigenissen van de honderdtal getuigen wad definitief. De politiefunctionaris Ángel López Carrillo en de smokkelaar Pedro Luis Miguéliz "Txofo", hadden nog de beste kaarten.

López Carrillo vertelde de intussen bekende versie van de terugkeer uit Oñate, in de wagen van de gouverneur. Galindo ontving een bericht om urgent naar Intxaurrondo, de kazerne van de Guardia Civil, te komen. Hij deed het relaas van het telefoontje over de twee vissen die in Frankrijk aan de haak waren geslagen. López Carrillo vertelde ook dat hij met Galindo aanwezig was bij de ondervraging in het paleis Villa La Cumbre, en dat de ontvoerden dachten zij in handen van de Mosad gevallen waren.

Het was ook zonneklaar dat Elgorriaga en Galindo die versie verworpen en tal van getuigen meebrachten om die versie tegen te spreken. De voornaamste getuige ten ontlaste was Cándido Acedo, die verzekerde dat hij het was, en niet López Carrillo, die met de wagen was meegereisd. Maar even zonneklaar was het dat Acedo 8 maanden gewacht had om die versie te ontkrachten. Bovendien stond zijn verklaring bol van vergissingen en tegenstrijdigheden: hij beschreef de plaats van de aanslag te Oñate als een kruispunt, terwijl het een recht stuk weg was; hij verzekerde dat hij de enorme schade (door explosie) aan de wagen gezien had, terwijl uit een attest van de Guardia Civil bleek dat de slachtoffers er zo erg aan toe waren, dat ze met diezelfde wagen (die zogezegd enorme schade had opgelopen) naar het hospitaal in Mondragón werden vervoerd.

De versie van López Carrillo werd overigens oorspronkelijk door andere Guardia Civiles, Julio Vázquez Aira en Rafael Barranco, bevestigd. Beide zijn later op die verklaring teruggekomen, en het Hof moest hun motief en hun geloofwaardigheid taxeren. Vázquez Aira had oorspronkelijk verklaard dat hij samen met López Carrillo naar Oñate was geweest, en hij bevestigde ook de versie van de "twee vissen". Op het proces verklaarde hij echter dat Carrillo hem bevolen had die "les" uit het hoofd te leren. Maar hij had pech, want diezelfde dag bracht Rafael Barranco nieuwe elementen aan, die verschilden van wat Vázquez Aira had beweerd. De geloofwaardigheid van het herroepen van de eerste verklaringen kreeg dus een flinke deuk.

Barranco had in 1987 verklaard dat Carrillo hem over de reis met Galindo en Elgorriaga verteld had en dat Lasa en Zabala dood en begraven waren in La Cumbre, een kwestie die Carrillo nooit had verklaard. Op het proces, in 1997, sprak hij dat tegen en voerde aan dat hij zich bedreigd voelde.Barranco kreeg een psychiatrische behandeling sinds hij in mei 1996 al eens verklaringen over de zaak aflegde.

Twee anderen die hun verklaringen herroepen hebben, waren de Guardias uit Intxaurrondo, José María Velázquez Soriano en Francisco Javier Olivar. Velázquez, beschermde getuige, beklaagde zich er over dat de bescherming hem tot niets had gediend en dat hij met de dood bedreigd werd. Hij ontkende al zijn vorige verklaringen. Olivar, die een zak van Bayo met bezwarend materiaal voor andere beklaagden bewaarde, wijzigde ook zijn vorige verklaringen. Hij kon geen verklaring geven voor die wijziging en ontkende bedreigd te zijn geweest. Nochtans werd nadien in de rechtzaal een bandje afgespeeld, product van een telefoontap bij hem thuis, waarin hij beweerd zich geterroriseerd te voelen na het bezoek van vier collega's bij hem thuis in El Espinar (Segovia).

De verklaring van Pedro Luis Miguéliz "Txofo" bleef het referentiepunt. Volgens de smokkelaar hadDorado hem over de ontvoering verteld, over de ondervraging en over de moord in Alicante. Dorado had natuurlijk ontkend ook maar iets aan Miguéliz verteld te hebben, maar een video door de advocaat Jorge Argote (van Miguéliz) heimelijk opgenomen zonder medeweten van Dorado, bevestigde dat het wel degelijk de waarheid was, en dat Miguéliz bereid was te zwijgen in ruil voor 100.000.000 ptas.

Ook ex-kolonel Juan Alberto Perote, de voormalige nummer 2 van Cesid, bevestigde in het proces dat in de zomer van 1997, Vera, Galindo, Elgorriaga en Argote hem voorstelden om de beschuldigingen die hij had geuit terug te trekken. Hij had twee bezwarende documenten aangebracht: de nota van 28 september 1983 waarin de directe start van de vuile oorlog in Frankrijk werd aangekondigd, en de transcriptie van vermoedelijke gesprekken tussen Pedro Gómez Nieto, pion van Perote in Intxaurrondo, en Galindo, waarin de voorbereidingenen van de acties werden besproken. Hoogst verbazend was het feit dat de verdediging van Vera, Galindo, Elgorriaga en Argote, ondanks die ernstige beschuldigingen, Perote niet hebben ondervraagd.

Het geval Bayo is een geval apart. Het gaat hier om herroeping van verklaringen bij uitstek. Zijn 4 verklaringen voor magistraat Javier Gómez de Liaño in augustus 1997 hebben de maatstaf van het proces gemarkeerd. Hij beweerde zolang gezwegen te hebben uit misplaatst verrouwen en loyaliteit voor Galindo, maar nu het proces te veel evidenties voorlegde tegen hem en Dorado, besloot hij van strategie te wijzigen en van af nul te herbeginnen. Hij ontkende deelgenomen te hebben aan de ontvoering, maar wel aan de ondervragingen. Hij beweerde dat Fidel del Hoyo hen naar La Cumbre gebracht had, waar ook Elgorriaga, Galindo en Vaquero aanwezig waren. Er werd hen verteld wat ze moesten doen: bewaken en ondervragen, en de schijn verwekken dat de Mosad in het spel betrokken was. Hij kreeg de opdracht tot ondervragen van Galindo, maar hij heeft nooit gefolterd.

Volgens Bayo waren Galindo, Elgorriaga en Del Hoyo alleen de eerste nacht in La Cumbre, terwijlVaquero er bijna voortdurend was. Dorado en hij zelf vertrokken na 3 dagen, en hij heeft de ontvoerden nooit meer terug gezien. Tijdens het proces trok hij alle verklaringen in, vroeg vergiffenis aan zijn collega's en weigerde nog te antwoorden.

Het proces kende ook vreselijke momenten, met de dood van commissaris Jesús García, als gevolg van een hartinfarct, en hallucinante momenten met de verschijning van Bayo in ondergoed en volledig gedrogeerd.

Het vonnis moet voor 20 mei 2000 uitgesproken worden, want Dorado y Bayo zitten op die datum 4 jaar in voorlopige hechtenis, en dat is de maximale toegestane periode. Wordt die datum overschreden, dan gaan ze vrijuit. Het zal echter zo ver niet komen, want op 26 april 2000 wordt door de Audiencia Nacional het vonnis geveld.

De Audiencia Nacional doet vandaag uitspraak

El País - Madrid - 26/04/2000

De Audiencia Nacional heeft in vroege namiddag de strafmaat bekend gemaakt. Gelijktijdig zal ook het vonnis aan Enrique Dorado en Felipe Bayo worden bekendgemaakt in de gevangenis waar ze opgesloten zitten.

Technisch gezien betekent dit het volgende: als beiden tot minder dan 10 jaar worden veroordeeld of worden vrijgesproken, rekening houdend met 4 jaar voorlopige hechtenis en rekening houdend met de regeling van strafvermindering volgens het oude Strafwetboek, kunnen ze in vrijheid gestel worden. Bronnen uit juridische kringen hadden voor hun superieuren gelijkaardige of licht hogere straffen vooropgesteld.

De aanklager, Jesús Santos, had 110 jaar geëist voor Galindoen Elgorriaga, en 108 jaar voor Vaquero, Dorado en Bayo, allemaal op beschuldiging van "behoren tot een gewapende organisatie, moord, illegale detentie en letsel.

Maar de magistraten hadden een soort pact afgesloten, een pact van stilzwijgen, zodat de inhoud van het vonnis niet bekend raakte voor de betrokkenen zelf, de beklaagden, op de hoogte werden gebracht.

De Audiencia Nacional oordeelde het voldoende bewezen dat er een plan bestond, uitgewerkt doorgeneraal Enrique Rodríguez Galindo en ex-gouverneur Julen Elgorriaga, om ETA-leden te ontvoeren in Frankrijk en over te brengen naar Spanje om informatie te verkrijgen. Nadien moesten de ontvoerden verdwijnen om te vermijden dat de feiten zouden ontdekt worden.

Het Hof, bestaande uit voorzitter Siro García, en bijzitters Manuel Fernández de Prado en Carlos Cezón, is van oordeel dat Elgorriaga voor de geschikte plaats zorgde, het paleis La Cumbre; dat Galindo, als hoogstgeplaatste de orders en de instructies gaf; dat Vaquero, als tussenschakel in het bevel de orders overbracht; en dat Dorado en Bayo tussenkwamen in de materiele realisatie, samen met nog enkele anderen, die niet niet werden aangeklaagd. Uit dit oordeel volgde dan het besluit dat de 5 verdachten tussenkwamen in de illegale detentie en in de moord op Lasa en Zabala, hoewel de personen die deelnamen aan de ontvoering en aan de terechtstelling niet konden geïdentificeerd worden. Het feit dat zij allen publieke functionarissen waren, was meer doorslaggevend dan de identificatie. Het vonnis vermeldt ook nog dat er niet kon bewezen worden dat er gefolterd werd, hoewel de zwachtels en de kwetsuren toch duidelijke aanwijzingen waren. Om die reden verviel ook de aanklacht "misdrijf van foltering en kwetsuren".

Het Hof oordeelde ook dat de groep die de beklaagden onweerlegbaar uitmaakte niet bestond uit een "gewapende organisatie". De ontvoering en de moord was een nauwgezet gegeven en er werd trouwens geen clandestiene structuur aangetoond dat dit gegeven deel uitmaakte van GAL. Trouwens het lag niet in hun bedoeling de constitutionele orde of de openbare vrede te ondermijnen.

Galindo, Elgorriaga, Vaquero, Vera hadden de ochtendzitting bijgewoond om de motivatie van het Hof te aanhoren. Na de middag gaven zij een communiqué uit waarin stond dat het proces had aangetoond dat zij onschuldig waren, en zij preciseerden dat het vonnis van de Audiencia Nacional niet in overeenstemming was met de wettelijkheid, met de grondwettelijke principes en met de waarheid.

Enrique Rodriguez Galindo, Elgorriaga, Felipe Bayo en Enrique Dorado werden veroordeeld tot 71 jaar

Vaquero werd veroordeeld tot 69 jaar

Rafael Vera en Jorge Argote werden vrijgesproken

De strafmaat werd, na in beroep te zijn behandeld in juni 2001, voor Enrique Rodriguez Galindo verhoogd met 4 jaar tot 75 jaar en voor Ángel Vaquero eveneens met 4 jaar tot 73 jaar.

Generaal Rodríguez Galindo wordt vrijgelaten om gezondheidsredenen

El Mundo - Madrid - 29/09/2004

De Algemene Directiegeneraal van de Strafinstellingen heeft beslist om de ex-generaal van de Guardia Civil Enrique Rodríguez Galindo, wegens gezondheidsredenen vrij te laten, en zijn straf verder thuis uit te zitten. Hij zit een straf uit van 75 jaar (met, volgens het strafwetboek, de maximumgrens van 30 jaar).

Hij werd op 9 mei 2000 opgesloten in de militaire gevangenis van Alcalá de Henares (Madrid) enop14 juli 2003overgebracht naar de gewone strafinrichting van Ocaña II. Voorafgaand aan het vonnis werd hij preventief opgesloten tussen 23 mei en 2 augustus 1996 en tussen 15 september 1997 en 26juni 1998.

Wie wil vergelijken hoe Baskische gevangenen worden behandeld, hoewel ze terminaal ziek zijn (wat bij Galindo allesbehalve het geval was), raad ik aan de rubriek "Gevangenen - Noz? Waneer? ", te lezen. U zult dan begrijpen waarom ik hier geen verdere commentaar op geef.

>>>>>>>>