Telesforo Monzón

Toen Monzón uit ballingschap terugkeerde, wachtte hem in de velodroom van San Sebastián een uitzinnige menigte op om hem te ontvangen. Maar Monzón, die sprak op de IJzerbedevaart van 1973, kende geen compromissen en kwam op hoge leeftijd nog regelmatig in "contact" met de Spaanse politie. Zelfs na zijn dood, hij stierf op 09 maart 1981, in Donibane Lohitzune, konden de "txakurrada"(*) hem niet met rust laten. Toen het lijk vanuit Donibane Lohitzune werd overgebracht naar zijn geboortestad, Bergara, werd de kist aan de grens geconfisqueerd en geflankeerd door pantserwagens, overgebracht naar zijn laatste rustplaats. Zijn weduwe leeft nog steeds in St.-Jean de Luz en het graf in Bergara is niet speciaal verzorgd.

(*) Txakurrada is geen goed Baskisch woord. Txakurra betekent de hond, en zo werd de Guardia Civil genoemd. Alle politiediensten samen werden dan "het hele hondennest" genoemd, slecht vertaald in "Txakurrada". In de horecazaken hangt nu een sticker met een hond en daar een rode streep door. Vroeger hing in sommige kroegen een tekst: "Txakurrak debe katuak", "Verboden voor honden".

IJzerbedevaart 1973

Op de IJzerbedevaart van 1 juli 1973, die in het teken stond van de vrijheidsstrijd van het Baskische Volk sprak een statige heer de massa toe, onder een loden zon. Hij deed dit in het Baskisch en hoewel vrijwel niemand ook maar één woord begreep van wat hij zei, kreeg hij een stevig applaus: Monzón had de gave van het woord. Hij schreef gedichten en liedteksten en een aantal van zijn artikels werden legendarisch. Maar hij kon ook een massa begeesteren. En dat bleek uit het applaus van de vele aanwezigen in Diksmuide, die dag.

Monzón werd precies honderd jaar geleden, op 1 december in 1904, geboren in Bergara, een stadje in de provincie Gipuzkoa (met Donostia-San Sebastián als hoofdstad.) Op 27-jarige leeftijd was hij al schepen van zijn stad. In 1933 werd hij provinciaal PNV-voorzitter van Gipuzkoa en werd hij verkozen voor de Cortes in Madrid.

Bij het uitbreken van de Burgeroorlog hield hij in Donostia een gloedvolle rede tegen de staatsgreep van Franco en zijn kornuiten. Nadat het Baskisch Autonomiestatuut werd uitgeroepen werd Monzón Minister van Binnenlandse Zaken van een vrij Baskenland. Het was oktober 1936 en Monzón was slechts 32 jaar oud. Hij richtte de Baskische politie, Ertzaintza, op en kocht wapens in het buitenland om de Baskische Republiek te kunnen verdedigen. Maar het tij keerde en bij de val van het Baskisch front, toen Spanje het geciviliseerde Baskenland begon te "Guardia-Civiliseren" diende Monzón de wijk te nemen naar "Ipar Euskal Herria", Noord-Baskenland, waar hij de Baskische diaspora opnieuw verenigde. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog trok Monzón naar Mexico. De reis per boot zou een echte Odyssee worden die maar liefst elf maanden duurde! In 1946 belandde Monzón in Parijs om deel uit te maken van de Baskische Regering in Ballingschap.

Na onderlinge meningsverschillen stapte hij uit de regering, maar bleef wél partijmilitant. Bij de dood van de Lehendakari, Aguirre, in 1960, werd diens lijk opgebaard in Monzóns huis in Donibane Lohitzune (Saint Jean de Luz) waar nu de buste van Aguirre staat. De scheiding van ideeën en opinies binnen de PNV werd steeds groter naarmate er meer politieke vluchtelingen vanuit het Zuiden dienden te vluchten. Er was inmiddels een nieuwe generatie Gudaris (soldaten) aangetreden: ETA.

In 1969 gingen Monzón en de pastoor van Sokoa, Piarres Larzabal , over tot de stichting van "Euskaldunei Lagunt Biltzarra" waaruit later "Anai Artea" (Onder broeders) zou ontstaan. Bij Anai Artea konden de vluchtelingen, meestal ETA-leden, steeds terecht: voor steun, onderdak en werk, meestal in de kroegen van Petit Bayonne. (Er zou zelfs een Vlaamse vleugel van Anai Artea gesticht worden die een eigen tijdschrift uitgaf onder dezelfde naam en waaruit, dit maandblad, "Meervoud" ontstond.)

Overgenomen uit "Meervoud" nr. 102, december-januari.

Hongerstaking

Enkele dagen vóór de aanvang van het beruchte Burgosproces ontvoerde ETA in Donostia de Duitse ereconsul, Eugen Beihl, met de bedoeling hem te "ruilen" indien er doodstraffen zouden vallen. Monzón en Larzabal traden op als tussenpersonen in de onderhandelingen met de Spaanse Regering. Toen Beihl 25 dagen later opdook in Wiesbaden, verklaarde hij ondergebracht te zijn geweest in 'een gebouw dat iets te maken had met kerkdiensten': "Telkens als er klokken geluid werden, verliet iemand het huis!" Beihl had gelijk.

Hij was al die tijd gehuisvest in de pastorij van Berorize (Montory) in Zuidoost Baskenland, in de provincie Xiberoa-Soule. Toen op een avond de leden van de toneelvereniging naar huis keerden, zagen ze een man in nachtkledij langs de huizen van hun dorp schuifelen. Hij sprak hen aan in een soort Frans met een zwaar Duits accent. De toneelspelers begeleidden Beihl terug naar de pastorie en de pastoor kreeg de raad, "wat beter op zijn gasten te letten".

Spanje zette Parijs onder enorme druk en Monzón werd uit het land verwezen, samen met Txillardegi, medestichter van ETA. Beiden gingen in hongerstaking in de kathedraal van Bayonne, samen met 35 sympathisanten.

Bij hun actie kregen ze de steun van de Vlaamse volksvertegenwoordiger, Willy Kuijpers en zijn kompaan, Walter Luyten. Monzón kreeg de derde dag van de hongerstaking een hartaanval en werd in allerijl naar een ziekenhuis gebracht, maar hij weigerde voedsel tot zich te nemen. Hij was toen al 67 jaar maar zijn strijdershart begaf het niet. (Txillardegi kwam later in ons land terecht en bleef er jaren.)

In 1977 bracht Monzón in het Noorden alle linkse bestrijders van de rechtse dictatuur van de inmiddels overleden Caudillo Franco, bij elkaar. In hetzelfde jaar stak hij de Muga over naar het deel van Euskal Herria waar hij geboren was en stapte onverschrokken mee op in de Mars voor de Vrijheid, waarbij hij zowat elke dag in aanraking kwam met de driftkikkers van de Guardia Civil. In 1979 werd Monzón, samen met de leiding van Herri Batasuna, (meer info over HB in de rubriek: Politieke processen 2) opgepakt en opgesloten in de gevangenis van Langraitz, (Nanclares de la Oca).

Vrijwel de hele provincie Gipuzkoa ging uit protest in staking en de gevangenen kwamen vrij, op één na: Telesforo Monzón die beschuldigd werd van "verheerlijking van het terrorisme". Hoewel hij inmiddels 74 jaar geworden was, begon hij opnieuw aan een hongerstaking die hem bijna het leven zou kosten. Een maand later werd hij vrijgelaten, nadat hij opnieuw gekozen was in het Spaanse Parlement, ditmaal niet meer op een PNV-lijst, zoals 40 jaar eerder, maar voor Herri Batasuna.

Op 9 maart 1981 overleed Telesforo Monzón in een ziekenhuis in Bayonne. Toen de lijkstoet enkele dagen later, richting Bergara in het Zuiden, reed werd die tegengehouden door de Spaanse Politie. De kist werd in beslag genomen door de Spaanse oproerpolitie en onder escorte overgebracht naar zijn geliefde stad, Bergara! Hoewel dit zeker niet de bedoeling van de bezetters was, leek het uiteindelijk op de begrafenis van een Staatshoofd! Monzón was dan wel dood, maar ze waren nog steeds bang voor zijn uitstraling!

W. Hensgen,

Overgenomen uit "Meervoud" nr. 102, december-januari.

Telesforo Monzón, die in een Franse krant de "Khomeiny van de Baskische Beweging" genoemd werd, werd één van de grote promotoren van een nieuwe linkse en radicaal nationalistische formatie : "Herri Batasuna" (Volksunie).

In de zestiger jaren had hij de kleurloze Baskische Regering in ballingschap verlaten en in Frans-Baskenland had hij in 1969, samen met Piarres Larzabal, de pastoor van Sokoa, de solidariteitsgroep "Anai Artea" (wij broeders) opgericht, een beweging die humanitaire steun verleende en nog steeds verleent aan Baskische politieke gevangenen en vluchtelingen.

Telesforo Monzón had een beetje de rol van ambassadeur van de militante Baskische beweging gespeeld in de moeilijkste jaren.

Naar aanleiding van de op 14 juli 1977 georganiseerde "Marcha por la Libertad" (Vrijheidsmars) in Baskenland, kwam hij voor het eerst in 40 jaar terug naar zijn geboortestad Vergara in Spaans Baskenland terug. Nagenoeg de hele stad was aanwezig bij zijn terugkeer. Hoewel zelf afkomstig uit een aristocratische familie en opgevoed in PNV-traditie, had hij nooit zijn sympathie voor ETA-m onder stoelen of banken gestoken. Met zijn terugkeer op de politieke scène had ETA-m de missing link gevonden tussen de traditionele maar radicale nationalisten en de nieuwe links-nationalistische ETA-m aanhang.

Telesforo Monzón Ortiz De Urruela was in 1936 als jongste regeringslid Minister van Binnenlandse Zaken geweest van de de regering van José Antonio Agirre.