Speculatie, waarheid, enscenering?

11 maart 2010

De eerste berichten sijpelden door omstreeks 18:45u op de Franse zender FR3 die verwees naar niet-officiële bronnen. France3 bevestigde dat Jon Anza op 18 april 2009 wel degelijk in Toulouse is aangekomen.

En dan brengt de zender verslag uit van de versie van de politie (een versie die zonder overtuiging werd herhaald op de persconferentie van 12 maart 2010 door de onderzoeksrechter van Bayonne, Anne Kayanakis). Op 29 april 2009, dus 11 dagen na de verdwijning (maar dat vertelde men er niet bij) zag een patrouille van de lokale politie van Toulouse een persoon die hun aandacht trok. In het park aan de Boulevard Strasbourg troffen zij een man aan die tekenen van duizeligheid vertoonde en op het punt stond te bezwijmen. De politie verwittigde de hulpdiensten, en brandweer en SAMU (service d'aide médicale urgente) kwamen ter plaatse. De man had intussen het bewustzijn verloren en er werd hartmassage toegepast en reanimatie (men dacht aan een hartaanval). Na reanimatie werd de man ijlings overgebracht naar het hospitaal Purpan, waar hij 13 dagen later op 11 mei 2009 overleed. Het lijk werd overgebracht naar het lijkenhuis.

Op 11 maart 2010, dus bijna één jaar later, zou het lijk geïdentificeerd zijn als zijnde Jon Anza, die blijkbaar overleden was aan een hartaanval. De Spaanse media waren er als de kippen bij om het bericht voor waar te verkondigen, hoewel er nog een lijkschouwing en DNA moest gebeuren. Opvallend was dat meermaals onderstreept werd dat de doodsoorzaak niet het gevolg was van geweld, maar van een hartaanval. Is er niet eerst een lijkschouwing nodig om dit te verifiëren? Het zou niet de eerste maal zijn dat in het lichaam van een verdacht overlijden producten gevonden werden die er niet thuishoorden (zie Mikel Zabalza en De Spaanse Mengele).

Meer vragen dan antwoorden.

    • Waarom heeft Jon Anza, tussen zijn aankomst in Toulouse en zijn 'in zwijm vallen', gedurende die 11 dagen nooit contact opgenomen met zijn vrouw en wat deed hij dan?

    • Waarom spreken de regimekranten alleen nog over de maand mei, de maand van zijn overlijden, en wordt er met geen woord meer gerept over de voorgaande dagen?

    • Wie was de verantwoordelijke arts bij zijn aankomst in het hospitaal Purpan?

    • Waar zijn de medische bulletins gebleven?

    • Waar is de overlijdensakte?

    • Werd er aangifte gedaan van het overlijden?

    • Werd er identificatie-onderzoek gedaan?

    • Als er onderzoek gedaan werd, waar zijn de resultaten?

    • Hoe komt het dat eerste de pers werd ingelicht en dan de familie?

    • Hoe komt het dat de familie bij navraag in het lijkenhuis van Toulouse als antwoord kreeg dat de stoffelijke resten zich daar niet bevonden?

    • Waar zijn al zijn identiteitsgegevens gebleven?

    • Waar is de grote som geld (men spreekt van 300.000 Euro's) die hij bij zich had?

    • Hoe komt het dat hij nog de twee treinbiljetten op zak had (één gebruikte van de rit Bayonne-Toulouse en een nog te gebruiken voor de rit Toulouse-Bayonne op 20 april 2010)?

    • Hoe komt dat men er blijkbaar pas 11 maanden later aan dacht om het lichaam in het lijkenhuis te vergelijken met verdwenen personen van april 2009?

    • Waarom heerst er in het hospitaal van Toulouse een oorverdovende stilte en wilden de artsen de vragen van de familie niet beantwoorden, en waarom werden de kleren niet overhandigd?

    • Waarom mocht de familie de stoffelijke resten niet zien, op last van de minister van Justitie?

    • Waarom mocht er geen vertrouwensarts bij de lijkschouwing aanwezig zijn?

12 maart 2010

Vijf dagen nadat de Parijse krant "Libération" een reportage van twee pagina's over de verdwijning van Jon Anza publiceerde op 6 maart 2010 (zie helemaal onderaan), wordt het lichaam van Jon Anza op 11 maart 2010 gevonden. Toeval?

Op 11 maart 2010 werd eindelijk een spoor gevonden in het lijkenhuis van Toulouse, en op 12 maart 2010 werd door middel van DNA bevestigd dat het Jon Anza betrof. Maar dat nieuwe spoor roept heel wat nieuwe vragen op en geen enkel geloofwaardig antwoord.

Er mag niet de minste twijfel bestaan over wat er werkelijk gebeurd is. De voorbije maanden is heel wat inkt gevloeid over de verdwijning (zie verderop: Wat voorafging). Waren dat speculaties of was het de waarheid? En is de versie van de politie geloofwaardig of werd er een enscenering op het getouw gezet?

De waarheid, en niets dan de waarheid, moet aan het licht komen. In de eerste plaats omdat dit een basisrecht is voor de getroffen familie, vervolgens omdat de Baskische gemeenschap recht heeft op wat er werkelijk gebeurd is en ten derde omdat een vage, verwarrende en tegenstrijdige verklaring kan gebruikt worden als argument om het onrechtvaardige (mogelijk staatsterrorisme?) te rechtvaardigen.

Bijna een vol jaar na de verdwijning van Jon Anza op 18 april 2009 bleef de hamvraag nog altijd onbeantwoord: “Hoe is het mogelijk dat in die lange tijdsspanne er nooit enig spoor gevonden werd, niettegenstaande de inspanningen van de Franse politie?” Immers, het is onnatuurlijk om ergens te sterven zonder een spoor achter te laten. Tenzij natuurlijk in een vuile oorlog.

Op een persconferentie, gehouden op 12 maart 2010, moest de onderzoeksrechter van Bayonne, Anne Kayanakis toegeven dat ze het moeilijk had om een plausibele verklaring te geven over de gebeurtenissen rondom de zaak. Zij kon wel bevestigen dat het wel degelijk Jon Anza betrof. Zij moest ook erkennen dat het onderzoek manifest gefaald had en dat zij er niets van begrijpt. Toevallig had een functionaris van het medische instituut aan bevriend politieagent verklaard dat er een niet-geïdentificeerde lijk in het lijkenhuis lag. En zo is de bal aan het rollen gegaan. Tijdens het onderzoek had het hospitaal nochtans verzekerd dat er geen lijken lagen die niet geïdentificeerd waren. De wet schrijft trouwens het volgende voor: het hospitaal moet een overlijdensakte opstellen, er moet een verslag opgemaakt worden t.b.v. de politie, er moeten getuigen opgeroepen worden om het lichaam te identificeren en als er geen getuigen opdagen en het onderzoek niets oplevert, moet het lichaam 2 maanden na overlijden begraven worden. Dat zou dus allemaal niet gebeurd zijn, wat de hamvraag doet rijzen wat er in Toulouse gebeurd is voor Jon Anza gevonden werd. En werd hij wel gevonden, zoals de versie van de politie voorschrijft?

Anne Kayanakis verwees ook schamper naar de verklaring van de Spaanse Binnenlandminister Rubalcaba die botweg had verkondigd dat Anza met het geld gaan lopen was (helderziend?). Dat was alvast een piste die zij niet meer zou volgen. Zij onderstreepte dat ze nu meer dan ooit de oorzaken van het overlijden zal onderzoeken. Als de versie van de politie correct is, wat moet er dan nog onderzocht worden? Over de vraag wat er dan wel kon gebeurd zijn tussen 18 en 29 april 2009, moest ze het antwoord schuldig blijven: “Ik stel er mij ook vragen bij”.

Op maandag 15 maart 2010 zal de lijkschouwing plaatsvinden, maar de autoriteiten dulden geen pottenkijkers (iets te verbergen?). De vertrouwensarts van de familie mag hierbij niet aanwezig zijn! Waar stuurt men eigenlijk op aan? Op nog meer speculaties?

Treffend is ook dat de Spaanse Binnenlandminister Rubalcaba blijkbaar met de mond vol tanden staat, want de helderziendheid, die hem bij vorige gelegenheden als een miskend genie (?) deed overkomen, is blijkbaar verdwenen.

Wat voorafging

Op de beginpagina van het artikel over de verdwijning van Jon Anza wordt een kort relaas van de gebeurtenissen geschetst tot en met 16 juni 2009. Hieronder het vervolg:

06 september 2009

Voor de eerste maal uitte een leider van de PNV openlijk zijn bezorgdheid over de verontrustende verdwijning van Jon Anza op 18 april 2009. Joseba Egibar, voorzitter van de PNV te Gipuzkoa eiste voor de microfoons van Euskadi Irratia (Radio Euskadi) tekst en uitleg over de verdwijning . Merkwaardig genoeg richtte hij zijn eis niet tot de Franse instellingen, maar tot de Spaanse minister van Binnenlandse Zaken, Alfredo Pérez Rubalcaba. Egibar zei letterlijk: “Het zou goed zijn mocht Rubalcaba uitleg geven over het feit of de Spaanse politie Jon Anza al dan niet gearresteerd heeft op Franse bodem”. Egibar gaf geen details over zijn hypothese, maar wees er fijntjes op dat er ongelukkig genoeg precedenten waren van arrestaties op Franse bodem en daaropvolgende verdwijningen: José Miguel Etxeberria Naparra, Eduardo Moreno Bergaretxe Pertur, Popo Larre of Joxean Lasa en Joxi Zabala. De uitspraak van Egibar is bijzonder waardevol omdat de oorverdovende stilte van partijen en instellingen bijzonder pijnlijk waren.

Tot nu toe had Rubalcaba zich de moeite niet getroost om zich over deze trieste zaak uit te laten, tenzij toen hij rechtstreeks door de krant “Gara” aangepakt werd bij een interview: “Ik wik zorgvuldig mijn woorden, maar het ministerie hecht zoveel belang aan de gebeurtenis als het verdient. Er worden zaken gezegd die totaal onjuist en onaanvaardbaar zijn. Er zijn zelfs gevallen van uitspraken die neigen naar opiniedelict. Het schijnt mij meer een probleem van ETA zelf te zijn, want de Spaanse ordehandhavers hebben geen enkele uitstaans met die zaak”.

12 september 2009

Op 12 september 2009 verzamelden een 50-tal personen van het collectief “Euskal Iheslari Politikoen Kolektiboa” (Collectief van Baskische Politieke Vluchtelingen), met het portretten van Jon Anza te Donibane Lohizune (Saint-Jean-de-Luz). Het feit dat zij uit hun schuiloorden in de openbaarheid treden, wijst op de ernst van de zaak. Zij sloegen een alarmerende kreet: “Tenemos certezas terribles” (Wij beschikken over verschrikkelijke zekerheden). Zij herinnerden er ook aan dat dit geen alleenstaand geval was. Naast Jon Anza was er ook nog Juan Mari Mujika (*1), Lander Fernández (*2) en Alain Berastegi (*3). Zij waren uitermate verontrust omdat de politieke partijen en de communicatiemedia geen aandacht schonken aan de verdwijning.

(*1) Op 20 december 2008 werd Juan Mari Mujika, woonachtig in Domintxaine (Frans-Baskenland), gedurende 2 uur ontvoerd in de omgeving van Donapaleu (Saint-Palais). Hij werd benaderd door personen die zich eerst uitgaven voor Franse politieagenten en later voor Spaanse politieagenten. Hij werd naar een schuilhut gebracht, dicht bij een meer, en werd er bedreigd.

(*2) Op 27 mei 2009 vroeg de ex-gevangene Lander Fernández medische hulp. Vier personen die zich identificeerden als Ertzainas hadden hem aangesproken met de eis om mee te werken met de FSE (veiligheidsdiensten). Om hun eis kracht bij te zetten sloegen ze hem brutaal in elkaar.

(*3) Op 17 juli 2009 werd Alain Berastegi door een groep van 10 gewapende en gemaskerde mannen ontvoerd, ondervraagd en gemarteld te Irunberri (Navarra).

Anne Kayanakis van het Tribunaal van Bayonne werd hierop door de krant “Le Journal du Pays Basque'' geïnterviewd. Zij verklaarde dat zij over geen nieuwe gegevens beschikte en dat alle mogelijkheden open gehouden werden, ook de vraag van Egibar aan Rubalcaba (zie 6 september 2009). Er wordt geen enkel eventueel spoor uitgesloten. Zij vond het bijzonder ongewoon dat ETA onthuld had dat Jon Anza tot de organisatie behoorde en dat de Spaanse politie al lang weet had van dat lidmaatschap.

15 september 2009

Op 15 september 2009 komen drie nieuwe verontrustende gevallen aan het licht. Daniel Saralegi, Imanol Pancorbo en Saioa Zerain maakten publiekelijk bekend dat ook zij ontvoerd en gedurende 7 uur bedreigd werden door de Fuerzas de Seguridad del Estado (veiligheidsdiensten).

02 oktober 2009

De radicale Baskische krant, Gara, zorgt voor een donderslag bij heldere hemel met het uitbrengen van een lek uit “een betrouwbare bron” waaruit zou blijken dat Jon Anza door Spaanse politiediensten begraven werd op Franse bodem! Jon Anza nam op 18 april 2009 in Bayonne de trein naar Toulouse, maar hij daagde nadien nooit meer op. Gara meent nu te weten dat de ETA-militant (die van Donostia afkomstig was) zou onderschept zijn door Spaanse politiediensten (die op Franse bodem mogen opereren, omdat tegen Basken alles mag). Tijdens die actie of tijdens een “ondervraging” zou de zwaar (suiker-)zieke Anza overleden zijn. Anza vertrok die morgen naar een afspraak met ETA (zoals de organisatie later zelf bekend maakte), maar hij kwam nooit aan. De Spaanse politiemannen die deze ontvoering op het getouw hadden gezet, konden ongetwijfeld rekenen op de samenwerking van de Franse autoriteiten. Plots herinnert iedereen (?) zich de vraag die de PNV-leider Joseba Egibar op 6 september 2009 aan de de Spaanse minister van Binnenlandse Zaken, Rubalcaba, stelde:Het zou goed zijn als Pérez Rubalcaba zou uitleggen of de Spaanse politie Jon Anza aanhield op Franse bodem.” Rubalcaba antwoordde daarop met een doodse stilte. Later zou hij op een persconferentie zeggen: “Het is evident dat de Spaanse strijdkrachten geen uitstaans hebben met deze verdwijning. Dit is een probleem van ETA.”

De zaak Anza speelt zich af in een politieke context waarbij de Spaanse Staat een klimaat van totale straffeloosheid tolereert betreffende de strijd tegen het Baskische onafhankelijkheidsstreven. Een context die zonder meer vergelijkbaar is met de vuile oorlog van GAL.

03 oktober 2009

De informatie van 2 oktober 2009 betreffende de “verontrustende verdwijning” van Jon Anza op 18 mei 2009, heeft voor een ongebruikelijk snelle reactie gezorgd van de Franse rechtbank die deze zaak onderzoekt. De onderzoeksrechter, Anne Kayanakis, riep gisteren de media bijeen, zowel uit Baskenland als uit Frankrijk, om via haar adjunct, Marc Mariée, bijkomende informatie te verstrekken. Gisterenmorgen kreeg de informatie van Gara veel aandacht op de redacties van de communicatiemedia in Noordelijk Baskenland. De voornaamste radio’s, zowel Baskisch- als Franstalig, maakten er melding van. Sommigen zochten meteen officiële antwoorden bij het tribunaal dat het onderzoek voert. Anne Kayanakis gaf telefonisch uitleg aan de media, niet enkel over de verdwijning maar ook over de mogelijke dood van Anza op een territorium dat onder de jurisdictie van de Franse Republiek valt.

Op vragen van de krant “Le Journal du Pays Basque” (zusterkrant van Gara) antwoordde Kayanakis dat ze niet blind geloofde (haar handen niet in het vuur durfde steken) wat in Gara stond. Ze beschikte immers niet over “objectieve gegevens en betrouwbare informatie” die de beweringen kunnen steunen. “Het Parket sluit geen enkele hypothese uit”, titelde het Franse Persagentschap AFP om 17.22 u. Er waren toen vijf uren verstreken tussen het telefonische contact. Betekenisvol was dat de substituut, Marc Mariée, de groep journalisten op zijn bureau op het Justitiepaleis van Bayonne uitnodigde voor de ongewone informatievergadering. Mariée was daarbij omringd door camera’s en microfoons.

“Na de zoektocht, die op 18 mei van start ging, na de aangifte van “onrustwekkende verdwijning” door de advocate van de familie Anza, Maritxu Paulus-Basurko, beschikken we niet over onomstotelijke gegevens over wat gebeurde met Anza. Al de zoekacties leverden niets op”. Mariée verklaarde dat Gara Spaanse politiemannen in deze verdwijning betrok, “maar we beschikken op dit ogenblik over geen enkel element om deze thesis te bevestigen, noch te ontkennen”. Parket, Openbaar ministerie en Mariée zelf zijn geïnteresseerd in de informatie van Gara, zowel als in andere info. Het Parket stelde zich daarom in contact met de advocaat van de familie Anza. “Het is mij niet om de politieke kant van deze zaak te doen, maar om de waarheid”, aldus Kayanakis op een telefonische vraag over de bewering van Gara dat de Vuile Oorlog weer opleefde.

Later op de dag klonk eveneens ongenoegen nadat meerdere vragen kwamen over de politieke vertakkingen van de “Zaak Anza”. De vraag: “Werkt de Spaanse politie met u samen om deze zaak op te klaren?”, werd ontweken. Kayanakis verdedigde in de loop van de voormiddag de eerbaarheid van haar Frans politiekorps dat zeker niet “de andere kant had opgekeken” en het werkte zeker niet samen met wat in Gara vermeld staat.

Onderzoeksrechter Kayanakis, die de zaak Anza leidt, gaf de voorbije maanden al meer interviews. Het laatste verscheen op 12 september 2009 in de krant “Le Journal du Pays Basque” en werd afgenomen door de chef redacteur van deze krant, Goizeder Taberna. Daarbij stelde de rechter de officiële versie van het Spaanse ministerie van Binnenlandse Zaken in twijfel (een eufemisme om te zeggen dat Rubalcaba nog maar eens liegt). Dit gebeurde na een communiqué van ETA waarin de organisatie toegaf dat Anza in hun rangen hoorde. De bevrijdingsbeweging zei daarin dat Anza in Toulouse een ontmoeting met hen had en waarbij hij een belangrijk bedrag zou overmaken. Maar Anza kwam nooit opdagen! Rubalcaba interpreteerde dit als een “aangifte” van ETA als zou één van hun leden “met de centen zijn gaan lopen”. Rubalcaba deed toen alsof ETA op die manier de politie een vingerwijzing gaf over wie gedetineerd zou moeten worden.

De onmiddellijke reactie van onderzoeksrechter Kayanakis staat in schril contrast met het stilzwijgen van de Spaanse autoriteiten. Ook een gelijkaardig stilzwijgen van de Spaanse pers toont duidelijk de verschillen aan met de overvloed aan berichtgeving in de Franse pers. Het lijdt geen twijfel dat de houding die in Frankrijk aangenomen wordt, getuigt van een staat met geavanceerde rechten, terwijl het mutisme in Spanje getuigt van een totalitaire staat.

Een groep burgers die de gevolgen van de repressie en de vuile oorlog diende te ondergaan, deed een oproep om deel te nemen aan de mobilisaties die op 12 oktober in Euskal Herria zullen plaatsvinden onder het motto: “Een muur optrekken tegen de vuile oorlog en de repressie”. Tevens roepen ze de politieke klasse en de instellingen op “duidelijke” standpunten in te nemen over de verdwijning van Jon Anza. Het gaat o. a. om mensen die ooit samen met Jon Anza vastzaten of die de voorbije maanden werden opgepakt om bestraft te worden voor hun politieke gezindheid. Volgens hen valt er op 12 oktober niets te vieren (voor de Basken). “Deze dag symboliseert de repressie, de Guardia Civil, de foltering en de vuile oorlog”.

Noot: Op 12 oktober wordt de “Dia de la Hispanidad” gevierd. Vroeger heette deze dag “Dia de la Raza” (dag van het -Spaanse- ras). Dit gebeurt op 12 oktober omdat op die dag in 1492 Christoffel Columbus Amerika ontdekte. Voor de Basken is dit een gewone werkdag.

17 november 2009

Andoni Akesolo, een jongere die werkt in een bar in Igorre (Bizkaia), werd enkele dagen geleden door 5 personen met een bivakmuts over het hoofd met een revolver onder druk gezet om te ‘collaboreren’ met de Guardia Civil. Ze overhandigden de jonge man ook een kogel als waarschuwing. Ze hadden de werkzaamheden al meteen willen starten door hem foto’s van 3 jongeren uit de vallei te tonen waarvan ze de namen vroegen. Als hij niet zou meewerken zou hij met de gebakken peren zitten. Toen Akesolo weigerde, kreeg hij een paar stompen in de maag en enkele klappen tegen het hoofd. Toen daarop verder in de straat stemmen klonken, renden ze weg.

De oorlogsstrategie van Minister Alfredo Pérez Rubalcaba begint steeds meer ‘democratische’ vormen aan te nemen zoals in Argentinië tijdens de dictatuur.

03 december 2009

Hoewel het persagentschap AFP regelmatig berichtte over de verdwijning van Jon Anza op 18 april 2009, komt “Le Monde” op 3 december 2009 als eerste Franse staatskrant met een diepgaande (en paginagrote) reportage over deze “étrange disparition” (vreemde verdwijning). De krant komt zelfs met nieuwe feiten en ziet een verband met de kortstondige ontvoering van Juan Mari Mujika (eind 2008 in Donapaleu) waarbij de piste van de Franse politie over “vier Spaanse mobieltjes” spreekt. Na de verdwijning liet ETA weten dat Anza een militant van hen was en dat hij die dag de trein in Bayonne nam om hen in Toulouse een som geld te overhandigen. Waar Spanje, bij monde van minister Rubalcaba dit voorval meende af te doen als “een probleem van ETA”, ging Le Monde nu praten met de vriendin van Anza en met de advocaten van de familie en die van de amnestiebeweging Askatasuna. De krant verwijst ook naar het ETA-communiqué over de Zaak Anza en naar het artikel in Gara van 2 oktober 2009 waarin gewag gemaakt wordt van het feit dat Anza zou onderschept zijn door 2 Spaanse parapolitionele figuren uit de voormalige oorlog in Algerije. Hij zou bij de daaropvolgende ‘ondervraging’ overleden zijn en ergens in Franse grond gestopt zijn. De Franse politie zou Anza eerder al regelmatig geschaduwd hebben en vastgesteld hebben dat hij helemaal “uit het ETA-circuit” was. (Ook mede ten gevolge van de kanker waaraan hij leed.) De Franse Openbare Aanklager (Officier van Justitie), Anne Kayanakis, staat perplex over het feit dat het onderzoek helemaal niets opleverde, hoewel de politie wel echt op zoek gegaan is. Ze zou via de Franse ambassade aan Spanje om medewerking gevraagd hebben. Bij de ontdekking van een geheime opslagplaats (”zulo”) in november 2008 in Senpere (Saint-Pée-sur-Nivelle) waren vingerafdrukken van Anza gevonden, maar dat werd blijkbaar niet bekend gemaakt. Dat de Franse politiecommissaris die verantwoordelijk is voor de antiterrorismestrijd, Loic Garnier, elke betrokkenheid van de Spaanse collega’s in de verdwijning van Anza uitsluit, heeft geen enkele waarde. In dezelfde zin verheerlijkt hij trouwens de samenwerking tussen de korpsen van beide landen! “Die samenwerking kreeg uitbreiding na de aanslag in Capbreton in december de 2007 waarbij twee Spaanse politiemannen die rondreden in een auto van het Franse Ministerie van Binnenlandse Zaken gedood werden.

17 december 2009

Op 17 december 2009 maakt de krant Gara het verhaal openbaar van een vrouw, getrouwd met een politieke gevangene, die op 1 december 2009 in Aulesti (Biskaje) meegenomen werd door agenten van de Guardia Civil en gedurende anderhalf uur in een bos “ondervraagd” werd over haar privé-aangelegenheden, maar ook over haar politieke overtuiging en over haar vriend. Die bewuste voormiddag had de Guardia Civil het dorp “bezet” en alle toegangswegen afgesloten. Daar werd ook zij tegengehouden en verplicht naar een bos in de omgeving te rijden. Daarna werden de controles meteen opgeheven. Alvorens uit elkaar te gaan, hadden de Guardias haar aangemaand voorzichtig te zijn, want “het zou niet de eerste keer zijn dat er iets vreemd gebeurde”. Hoewel ze eerst bang geweest was, had ze nu toch besloten dit voorval bekend te maken.

27 januari 2010

Sinds 18 april 2009 heeft niemand Jon Anza nog ooit teruggezien. Hij was op weg naar een ontmoeting met ETA in Toulouse en had een belangrijke som geld op zak. Niemand weet hoeveel maar toch noemde ooit een politieman “per ongeluk” het bedrag! Dit belette minister Rubalcaba niet te beweren dat de verdwijning van Anza een intern probleem van ETA was. ETA ontkende dat meteen.

Er zijn echter nieuwe feiten opgedaagd die weer de Spaanse politie aanwijst als dader. Het zouden leden zijn van het CGI, het Commissariaat Generaal van Informatie van de Spaanse Politie. Eerder werd dit al uitgediept in Gara (2 oktober 2009) en later in Le Monde (4 december 2009).

09 februari 2010

Op 9 februari 2010 weet de krant “El País” te melden dat de Audiencia Nacional, bij monde van magistraat Fernando Andreu, gerechtelijke stappen zal ondernemen in de zaak Anza. Deze uitzonderingsrechtbank heeft 10 maanden nodig gehad om tot dat besluit te komen. Ze hebben deze beslissing niet uit vrije genomen, maar op uitdrukkelijke en dwingende vraag van Anne Kayanakis uit het Franse Bayonne. Binnenlandminister Alfredo Pérez Rubalcaba had al die tijd immers halsstarrig vastgehouden aan zijn hypothese dat het een probleem van ETA was. Recente informatie echter wees in de richting van Spanje, meer bepaald met het bestaan van Spaanse mobiele telefoons, vermoedelijk afkomstig van de daders.

Jon Anza was werd tot een lange gevangenisstraf veroordeeld voor ETA-activiteiten. Toen hij die straf volledig had uitgezeten, stak hij de Muga (de grens) over omdat hij zich vervolgd voelde. Hij werd door de Guardia Civil op Franse bodem gevolgd en er wordt van uit gegaan dat Anza werd ontvoerd en daarna het slachtoffer werd van “ondervragingstechnieken” en dat zijn lichaam verdween onder een lading beton.

10 februari 2010

Het onderzoek dat magistraat Fernando Andreu gelast heeft, zou trouwens ook betrekking hebben op de grondige analyse van de telefoongesprekken die Jon Anza voerde de dagen voor zijn verdwijning. Op die manier wordt onbewust toegegeven dat Anza geschaduwd werd door Spaanse agenten. Het wordt natuurlijk bijzonder moeilijk om via deze weg de daders te identificeren, want de Spaanse Veiligheidsdiensten weten ook wel dat er GSM’s bestaan die werken volgens het “prepaid”-systeem. En het wordt praktisch onmogelijk als de eigen politiediensten betrokken partij zouden zijn.

13 februari 2010

De verdwijning van Jon Anza blijft de gemoederen beroeren, althans in Frankrijk. In een artikel gepubliceerd over deze zaak in de krant “Le Journal du Dimanche'' verklaren Franse politieagenten dat er een overvloed aan Spaanse politieagenten rondzwerft in Lapurdi, Nafarroa Beherea en Zuberoa (provincies in Frans-Baskenland), zowel gewapende politie als Guardia Civiles. Zij uiten hun ongenoegen door te stellen dat zij, de Franse politie, er blijkbaar alleen voor de vorm bijlopen.

In het artikel: “Het mysterie van de koerier van ETA”, verklaart de journalist Stéphane Joahny dat alleen de Spaanse minister van Binnenlandse Zaken, Alfredo Pérez Rubalcaba, nog geloof hecht aan de stelling dat Jon Anza er met het geld van door is gegaan. Diezelfde Rubalcaba spreekt ook over de excellente samenwerking tussen de beide politiediensten, terwijl de Franse politiediensten er een totaal tegengestelde mening op na houden: een politieoorlog.

Stéphane Joahny heeft verscheidene interwiews gehouden. Zo onder andere met de Franse professor en journalist Jacques Massey: “Zelfs binnen de gelederen van de PNV bestaan er gegronde vermoedens dat de verdwijning het werk is van de FSE (veiligheidstroepen) uit de Spaanse Staat”.

24 februari 2010

Op 24 februari verschijnen deze gegevens in een boek van Jacques Massey onder de titel “Histoire Secrète d’une Guerre de Cent Ans”. In de epiloog heeft Massey (nog net) de Zaak Jon Anza kunnen uitdiepen. Ook hij treedt de thesis bij die Gara en Le Monde brachten. Massey noemt een belangrijk en betrouwbaar gesprekspartner waarvan hij de identiteit niet onthult. “Goed geïnformeerde bronnen binnen de Ertzaintza verzekeren dat de dader bij het Commissariaat Generaal van Informatie van de Spaanse Politie te vinden is die een contactpunt hadden bij de Franse SDAT, de onderdirectoraat van de judiciële antiterroristische politie in Frankrijk. Er zouden zelfs telefoongesprekken bestaan over deze zaak en de Franse DCRI (geheime politie) ontkent deze versie niet. DCRI werkt exclusief met de Guardia Civil in zaken betreffende ETA in Frankrijk! Dit zou nu tot een schandaal kunnen uitgroeien omdat Frankrijk niet altijd op de hoogte is van wat de Guardia Civil in hun land uitspookt. Zij kunnen dus gemakkelijk clandestiene en illegale acties uitgevoerd hebben. Jacques Massey woont in Noord-Baskenland en schreef al eerder boeken over schandalen van Franse antiterroristische methodes in Frankrijk.

06 maart 2010

Op 6 maart 2010 publiceert de Parijse krant "Libération" een reportage van twee pagina's over de verdwijning van Jon Anza, samen met een interview met journalist Jacques Massey, een specialist in politie-informatie over ETA.

"Des enregistrements de la police évoqueraient "l'interception" d'Anza"

Soupçons de rapt dans le Bayonne-Toulouse

De stelling dat Jon Anza een “geval” is van de Spaanse ordehandhavers wint meer en meer veld, te meer omwille van de oorverdovende stilte die Spanje hanteert.

Bron: Gara