1ste Slachtoffers

Het vacuüm, gecreëerd door de tegengestelde meningen, werd gecompenseerd door allerhande acties: diefstallen, roof van wapens en explosieven, sabotage, enz... Bij een wegcontrole, op 7 juni 1968, door de

Guardia Civil, vuurde Xabi Etxebarrieta een dodelijk schot af op de agent, Jose Angel Pardines Arcay (het eerste dodelijke slachtoffer). Etxebarrieta werd daarop neergeschoten door de Guardia Civil. Zijn kompaan, Iñaki Sarasketa, vluchtte, maar werd later gearresteerd. Vanaf dat moment zette de spiraal van geweld zich in beweging. Als represaille voor de dood van Xabi Etxebarrieta, werd politie-inspecteur Melitón Manzanas geliquideerd op 2 augustus 1968 (meer info bij de rubriek “Aanslagen–De jaren 60”). De dictatuur vaardigde op 16 augustus 1968 een uitzonderingsmaatregel uit in de provincie Gipuzkoa en stuurde een groot aantal militanten naar de gevangenis (onder hen: Mario Onaindia, Enrike Gesalaga, Josu Abrisketa, Víctor Arana, Eduardo Uriarte, Jone Dorronsoro, Jon Etxabe, etc.) Alleen al in die maand augustus werden meer dan 600 personen gearresteerd. Baskische advocaten werden aangehouden, geslagen of verbannen (Castells, Juan María Bandrés, Ruiz Ceberio, Etxebettia, Zarco en Lakuntza o.a.) en honderden identiteitskaarten ingehouden. De rangen van de ballingen werden aangevuld met meer dan 200 nieuwe gevallen. Tussen 9 en 11 april 1969 kreeg ETA een zware slag te verduren. De voornaamste leiders werden bij een razzia nabij het dorp Mogroviejo gearresteerd, ondermeer bijna alle herrialdeburu's (provinciale leiders). De balans voor het jaar 1969 was voor ETA bijzonder negatief: 1953 arrestanten, 150 vluchtelingen, 192 ondergedoken, 890 mishandeld, 350 gefolterden 1ste graad, 160 gefolterden 2de en 3de graad.

Het EKIN-collectief en later ETA, werd begin de jaren 60 (reeds ingezet eind jaren 50), zwaar aangepakt door de Guardia Civil, enkel en alleen omwille van het feit dat ze zich toelegden op: het laten ontploffen van krachtige voetzoekers, het schilderen van leuzen op huizen zoals "Gora Euskadi" (Leve Baskenland) en het aanbrengen van de Ikurriña (de Baskische vlag). Maar toen zij, via deze propaganda, niet verder kwamen in hun streven, duurde het niet lang meer eer zij besloten om hun eerste actie te ondernemen.

Eveneens moet worden benadrukt dat de ETA in haar begintijd banken overviel teneinde zich van het benodigde geld te voorzien om wapens en explosieven te kopen, alsook om te voorzien in de betaling van haar militanten; hoewel later, met de komst van de democratie, de ETA hun methoden wisselden en overgingen tot de afpersing en de gijzeling van Baskische ondernemers, van wie zij geld eisten in ruil voor hun levens en de levens van hun familieleden.

Op 7 juni 1968 reden de ETA-leden Txabi Etxebarrieta Ortiz en Iñaki Sarasketa in een voertuig met valse kentekenplaten door de provincie Guipúzcoa. Txabi had een ontmoeting in het klooster van Lazkano met Eustaquio Mendizábal, (bijnaam Txikia, seminarist en hevig aanhanger van ETA), en Iñaki moest een lading explosieven ophalen in Beasain. Toen beide ETA-leden in de buurt van Villabona (Guipúzcoa) reden, werden zij door twee verkeersagenten van de Guardia Civil aangehouden en op het moment dat de agenten ontdekten dat de kentekenplaten vals waren, voelden ze zich in het nauw gedreven. De gevolgen zijn gekend…

Txabi Etxebarrieta trok een pistool en vuurde op de agent van de Guardia Civil José Pardines Arcay, 25 jaar uit Malpica in Galicië, die ter plekke overleed. Vervolgens ontsnapten zij richting Tolosa (Guipúzcoa), maar achtervolgd door de Guardia Civil werden ze tegengehouden te Benta Haundí. Ook in dit geval maakten de ETA-leden gebruik van hun vuurwapens, en in het vuurgevecht overleed Txabi Etxebarrieta, terwijl Iñaki Sarasketa kon ontsnappen en later worden aangehouden in de kerk te Errezil (Régil), in de nabijheid van Azpeitia (Guipúzcoa). Hij werd op 28 juni 1968 veroordeeld tot de doodstraf, later omgezet naar levenslang.

Op het ogenblik van de gebeurtenissen was, Iñaki, 19 jaar oud en militeerde al sinds zijn 15de voor ETA. Txabi Etxebarrieta (23 jaar), zijn vriend en lid van het uitvoerend comité, was overtuigd van de gewapende strijd evenwel zonder slachtoffers. Het 1ste (*) slachtoffer van ETA was gevallen.

José Pardines Arcay

(*) Volgens gegevens van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zou het eerste dodelijke slachtoffer van ETA de 22 maanden jonge baby

María Begoña Urroz Ibarrola

zijn, als gevolg van collaterale schade, door een bom die op 28 juni 1960 geplaatst werd in het station Amara te San Sebastián. Toch blijft ETA volhouden dat hun eerste slachtoffer Pardines Arcay was.

Na de moord op ETA-militant Txabi op 7 juni 1968 besloot de ETA-leiding als vergelding de beruchte folteraar Melitón Manzanas te executeren. Manzanas had zich een stevige reputatie opgebouwd door de kreten van gefolterde Basken op band op nemen en ze daarna via een radiowagen in het dorp van herkomst van het slachtoffer te laten uitzenden. Voor het eerst trok een ETA-commando erop uit met de uitdrukkelijke bedoeling een vijand fysiek te liquideren. Hiermee werd een nieuwe fase van de gewapende strijd ingeluid, die van de bewuste wraakpleging. De haat van een heel volk kristalliseerde zich in Manzanas. Het wachtwoord, voor de liquidatie van Manzanas, was: "La abuela ha muerto. Mañana funerales". (Oma is dood, morgen begrafenis). Javier Isko de la Iglesia zou de schoten gelost hebben na de woorden: "Manzanas, somos de ETA" (Manzanas, wij zijn van ETA).

De aanslag op Melitón Manzanas werd het vertreksein tot een klopjacht op al wie er maar van verdacht werd connecties te hebben met ETA. Na de moord werden er veel aanhoudingen verricht onder de leden van ETA, waaronder vermeldenswaard die van Javier Izko de la Iglesia, die ervan werd beschuldigd de dader van de moord op de politieagent te zijn, en tegelijk met Izko werden nog veertien andere personen aangehouden en aangewezen als verantwoordelijken voor die aanslag. Deze vijftien ETA-leden waren degenen die terechtstonden tijdens het beruchte "Proces van Burgos", waar tijdens de behandeling van de zaak, in 1970, zes van hen tot de doodstraf werden veroordeeld, hoewel dit later, onder druk, door het Staatshoofd tot levenslange gevangenisstraffen werd omgezet. De veroordeelden van Burgos werden niet terechtgesteld ten gevolge van de enorme druk vanuit het buitenland. Franco schonk ze toen genade "als teken van sterkte" (zo werd het letterlijk gezegd), terwijl het net het omgekeerde was.

>>>>>>>>