De jaren 70

De jaren 70 worden gekenmerkt door een paar opvallende historische gebeurtenissen. In 1970 gaat het Proces van Burgos van start, in 1973 beleven wij de aanslag op admiraal Carrero Blanco, in 1975 grijpen de laatste executies plaats en sterft de dictator Franco, in 1977 is er een poging om een verenigd Baskisch Front, een Frente Nacional Vasca, op te richten, in 1978 zijn we getuige van de bloedige aanpak van de ordestrijdkrachten op de feesten van San Fermín te Pamplona, en wordt de nieuwe grondwet goedgekeurd, uitgezonderd door de Baskische bevolking.

Op 3 december 1970 begon het wereldberoemde Proces van Burgos tegen de verdachten van de aanslag op Melitón Manzanas. De effecten van het proces van Burgos waren voor het tirannieke regime van Franco wellicht vernederend (doodstraffen moesten onder internationale druk teruggedraaid worden), voor de kaders en de volgelingen van ETA waren ze dodelijk. Een ongekende repressie had tot gevolg dat bijna alle kaderleden gearresteerd werden, waardoor de acties verlamd werden, de basis gedemotiveerd raakte en het interne net van de organisatie verwoest werd. Ook het ideologische aspect had een flinke knauw gekregen.

Stap voor stap echter kwamen nieuwe groepen, zoals “Batasuna eta Gatazka” en een paar honderd militanten van EGI (waaronder Iñaki Mugika Arregi, “Ezkerra”) aansluiting zoeken, en langzaam aan herstelde de organisatie zich.

In de kathedraal van Bayonne werd een hongerstaking georganiseerd door een dertigtal actievoerders. Telesforo Monzon en Txillardegi, waren er bij om het recht op leven in Euskal Herria te onderstrepen.

De legendarische Eustakio Mendizábal “Txikia”, nam de leiding op zich van de militaire operaties. Hij legde er de pees op en drukte zijn stempel op de commando’s. Door middel van een reeks overvallen kon hij wapens geven aan zijn troepen.

Het ETA-activisme vond zijn bekroning in de aanslag op Carrero Blanco (20 december 1973), waarmee opnieuw de dood van een aantal militanten gewroken werd. Dat was een eerste motief. Maar er stak onmiskenbaar vooral een politieke bedoeling achter: het slachtoffer was niet zomaar uitgekozen. Dat het uitgerekend de premier betrof, die in zijn bemiddelaarsrol de Falange en Opus Dei moest verzoenen, wees erop dat ETA met het uitschakelen van deze sleutelfiguur ook de continuïteit en de stabiliteit van het franquistische regime de genadeslag wou toebrengen.

José Luis Mondragon Elorza “Moriko”

en

Roke Méndez Villada “Poeta”

+20 mei 1974

In mijn webstek is er sprake van een infiltrant in ETA “El Lobo”. Hij was niet de enige. Een andere die vandaag ter sprake komt is Cocoliso, de schuilnaam voor Jesús Arrondo Martín. In 1974 kon hij een onafhankelijk commando over de grens lokken waar ze werden afgemaakt. Twee van zijn slachtoffers waren José Luis Mondragon Elorza “Moriko” en Roke Méndez Villada “Poeta”.

“Moriko” werd geboren te Arrasate in 1947 en "Poeta” te Santurtzi ook in 1947. Beiden werden ze vrijwilligers bij ETA en zochten onderdak in Iparralde. In mei wilden ze de Muga oversteken naar Hegoalde, zonder medeweten van de ETA-leiding, om de ontvoering van de ondernemer Manuel Montero voor te bereiden. Op 20 mei 1974 kwamen ze met een opblaasbaar bootje en in gezelschap van Cocoliso aan op het strand “Frailes de Hondarribia” aan. Een groot aantal Guardia Civiles stond verdekt opgesteld. Terwijl beiden uitstapten, -Cocoliso bleef in het bootje- werden ze zonder waarschuwing door een kogelregen afgemaakt. Cocoliso liep geen schram op.

In 1975 ontstaat het syndicaat van het linkse nationalisme LAB-Langile Abertzaleen Batzordeak of Asociación de Trabajadores Patriotas of Associatie van de Patriottische Arbeiders als een arbeidersbeweging. Haar doelstelling was binnen te dringen in het Baskische arbeidermilieu om er op die manier invloed te kunnen uitoefenen. De kans lag voor het grijpen, want het nationalistisch syndicaat ELA-STV-Eusko Langilleen Alkartasuna-Solidaridad de Trabajadores Vascos was afgescheurd uit de Spaanse structuren.

De Koordinadora Abertzale Socialista of KAS, een onafhankelijke, nationalistische en politieke beweging, ontstaat in de zomer van 1975, met als doel de coördinatie van alle socialistische en onafhankelijke organisaties. Zij kadert in het netwerk van de Nationale Bevrijdingsbeweging of MLNV.

Men kan moeilijk beweren dat het KAS-Alternatief niet bespreekbaar was of een uitdrukking was van een zweverige marxistische dogmatiek. Maar alleen al het feit dat KAS het electorale spel niet had meegespeeld, was voor Madrid een voldoende reden om geen rekening te houden met dit "handvol gefrustreerde separatisten". KAS kon zich geen tweede keer permitteren afwezig te blijven op het politiek-electorale terrein. Zij hadden trouwens niet deelgenomen aan de verkiezingen van 15 juni 1977. Vanaf het voorjaar, april 1978, werd daarom gewerkt aan een nieuwe politieke groepering, Herri Batasuna, die de emanatie zou worden van allen die niet geloofden in een autonomie binnen de bestaande structuren en machtsverhoudingen. De Spaanse politie en het leger zijn voor KAS een vreemd bezettingsleger: zij gaan verder met de gewapende strijd zolang die repressieve macht in Baskenland aanwezig is.

Eind 1976 is het idee geopperd om Gestoras Pro-Amnistia op te richten. Het bestaat sinds begin 1977 en is opgericht als organisatie die zich inzet voor de vrijlating van Baskische politieke gevangenen. Gestoras ondersteunt de gevangenen op vele manieren, humanitair, juridisch en politiek.

Josu Mujika Aiestaran “Beltza”

+30 juli 1975

Josu Mujika Aiestaran “Beltza” werd in volle Francoperiode geboren in 1951 te Legazpia. Op school, geleid door Franquistische leraars, hield hij geen blad voor de mond, wat hem meermaals slagen opleverde. Ook tijdens zijn beroepsleven was hij een haantje te voren, wat hem na diverse stakingen, een langdurige werkloosheid opleverde. Hij verbleef die tijd bij zijn grootouders, die hem honderduit vertelden over de burgeroorlog en de 2de Republiek.

De Franquisten, die hem maar al te goed kenden, stuurden hem naar Ceuta (Spaanse enclave in Afrika), om zijn legerdienst te vervullen. Nog verder weg sturen, kon niet.

In 1974 trad hij toe tot ETA-pm en in 1975 zag hij zich verplicht, na de dood van Mikel Gardoki in Ergobia, om te vluchten naar Iparralde. Van zijn commando was hij de enige die wist te ontsnappen. Onmiddellijk begon hij te dwepen met de gedachte zijn vrienden te bevrijden. Vastberaden als hij was, gaf de directie van ETA uiteindelijk de toestemming om hem naar Madrid te sturen. Wat de organisatie op dat moment niet wist, was dat Mikel Lejarza “El Lobo” (die deel uitmaakte van die speciale missie) een verrader was. In de omgeving van het stadion Santiago Bernabeu werd Beltza door de Guardia Civil omsingeld. Hij probeerde nog te vluchten, maar de Guardias maakten een einde aan zijn leven op 30 juli 1975. De Spaanse regimepers maakte gewag van een natuurlijke dood, maar de familie ontkende dit met klem, omdat zij de impact van de kogelinslagen op zijn lichaam hadden gezien.

De laatste 25 jaar van de dictatuur van Franco (1950-1975) worden gedomineerd door ETA. Eén gebeurtenis die daar nog even kan aan tippen is de dood van Franco op 20 november 1975. Met hem stierf de dictatuur (in naam althans) en werd de weg vrijgemaakt voor de overgang (Transición) naar een parlementaire Monarchie op democratische basis. Sommigen spreken van "democratuur". Gezien de verdere evolutie kan ik daar inkomen.

Een paar maanden voor de dood van Franco zijn we getuige van de eerste tekenen van het Spaanse staatsterrorisme met het optreden van het "Batallόn Vasco Español", een doodseskader werkend in dienst van de regering. Zij opereerden van juni 1975 tot april 1981.

Op 27 september 1975, enkele maanden vóór hijzelf overleed, trakteerde dictator Francisco Franco het Baskische Volk op een laatste lading kogels. Hoewel na het Burgosproces van vijf jaar eerder de doodstraf, uitgesproken tegen zes van de 11 Baskische activisten, werd omgezet, liet Spanje nu 2 ETA-leden, Txiki en Otaegi (en 3 militanten van FRAP) terechtstellen “om een noodzakelijk voorbeeld te stellen”, aldus Franco. Omdat de beul, José Moreno, uit Sevilla, niet op drie plaatsen tegelijk kon zijn, werd niet gekozen voor wurging met de garrote (*) zoals twee jaar eerder nog het lot was van Salvador Puig Antich.

(*) Garrote

Een garrote (van het Spaanse garrote vil = wurgpaal) is een instrument voor de voltrekking van de doodstraf, waarbij de veroordeelde aan een paal vastgebonden wordt. In vroegere uitvoeringen legde de beul het slachtoffer van achteren een lus om de hals, die dan langzaam werd gedraaid zodat het slachtoffer werd gewurgd. Later werd de lus door een metalen halsband vervangen, die diende om het lichaam te fixeren. Vervolgens werd de nek van de veroordeelde door een metaalschroef doorboord, waarop normaliter de dood onmiddellijk intrad. Tot 1974 werden executies in Spanje door de Garrote voltrokken. De twee laatste geëxecuteerden waren Georg Michael Welzel uit de DDR en de Catalaanse anarchist Salvador Puig Antich.

20 november 1975

04:58u

Op 22 november 1975 hield koning Juan Carlos (*) zijn troonrede voor de Cortes en de Koninklijke Raad en verklaarde "de koning van alle volkeren" van Spanje te willen zijn. Daarmee liet hij een nieuw geluid horen: velen in Catalonië en Baskenland hoopten dat het gebruik van de terminologie "volkeren" de omfloerste inzet zou betekenen van een echte decentralisering. De nieuwbakken koning moet zelf geschrokken zijn van wat hij verklaard had, want sindsdien nam hij de term "volkeren" in deze context niet meer in de mond en sprak hij alleen nog van "regio's". De optimisten mochten hun prille illusies opdoeken.

(*) Juan Carlos I van Spanje

Juan Carlos Alfonso Víctor María de Borbón y Borbón-Dos Sicilias (Rome, 5 januari 1938) is sinds 22 november 1975 koning van Spanje als Juan Carlos I. Hij is de zoon van Juan de Borbón, graaf van Barcelona, en Maria de las Mercedes van Bourbon-Sicilië, achterkleindochter van Ferdinand II der Beide Siciliën. De vorige Spaanse koning Alfons XIII is zijn grootvader.

Juan Carlos werd geboren in ballingschap gedurende de Spaanse Burgeroorlog. Francisco Franco haalde hem in 1948 naar Spanje, waar hij een speciale opleiding kreeg. Franco had in 1947 formeel de monarchie hersteld, zonder echter een koning aan te wijzen. Lange tijd leek de logische kandidaat Juan Carlos' vader Juan, maar ook zijn oom Jaime, diens zoon Alfonso en Xavier van Bourbon-Parma maakten aanspraak op de Spaanse troon. Juan was het tweede kind van vier. Hij had een jongere broer Alfonso die op jonge leeftijd (15 jaar) stierf doordat het pistool van Juan Carlos afging in het gezicht van Alfonso.

Juan behaalde in Madrid zijn baccalaureaat en volgde een speciale opleiding in de Militaire Academie. In 1962 trouwde hij met prinses Sophia van Griekenland. Samen met zijn vrouw onderhield hij goede betrekkingen met de Generalissimo.

In 1969 ratificeerde de Cortes Franco's voorstel om aan Juan Carlos de koningstitel te verlenen en legde hij de eed op de grondwetten af. Hij nam de functie als staatshoofd waar onder het Franquisme (19 juli tot 2 september 1974 en van 30 oktober tot 20 november 1975) tijdens periodes van ziekte van de dictator. Na diens dood werd hij, door te zweren op de Bijbel en de wetten van de Movimiento, opvolger van de fascistische en Franquistische Falange, tot koning uitgeroepen op 22 november 1975 en velen zagen in hem een marionet van de dictator. Tot verbazing van velen sloeg hij echter al snel een democratische koers in. Toch heeft hij het Franquisme nooit, in gesproken of geschreven woord, veroordeeld. Hij sprak al vrij snel na zijn aantreden verzoenende woorden met de (tijdens Franco verboden) socialistische en communistische partijen.

De koning heeft daarmee een belangrijke rol gespeeld in de grotendeels geweldloze (?) overgang naar een modern democratisch bestel in het land. Op 28 december 1978 werd de nieuwe democratische Grondwet van Spanje aangenomen.

Tijdens de poging tot een staatsgreep in 1981 van enkele conservatieve militairen en kolonel Antonio Tejero van de Guardia Civil verscheen de koning binnen een dag op de televisie waar hij, gekleed in het uniform van opperbevelhebber van de strijdkrachten, de coup veroordeelde, onder andere door de militairen uitdrukkelijk te bevelen, zich van anticonstitutionele daden te onthouden. Van tevoren had hij zich wel verzekerd van de steun van het merendeel van het leger. Hiermee verloor de couppoging snel de steun van potentiële sympathisanten en mislukte uiteindelijk. Pas veel later worden de geruchten bevestigd dat de koning op zijn minst op de hoogte was van de staatsgreep.

Op 11 december 1975 werd een overgangskabinet (voorbereiding op La Transiciόn) gevormd onder leiding van Arias Navarro (overgangsregering 1975-1976). De linkerzijde van sociaaldemocraten en communisten, gaf het kabinet Navarro en de minister van Binnenlandse Zaken Fraga Iribarne aanvankelijk enig krediet. De linkerzijde verenigden zich in een "Junta" o.l.v. de PCE, de communisten, en een "Plataforma" o.l.v. PSOE-Partido Socialista Obrero Español, de socialisten. Die bakten zoete broodjes met het regime. Van een "democratische breuk" zoals ze die naar Portugese analogie voorheen gepropageerd hadden, spraken ze niet meer. Angstvallig werd de figuur van Juan Carlos in hun kritiek op het kabinet omzeild. Een houding, die in Baskenland een breuk tussen de "abertzales" en de linkerzijde veroorzaakte.

Begin 1976 braken in de Baskische provincie Álava stakingen (Sociale onrust 1976) uit die zich over heel Baskenland uitbreidden nadat de Guardia Civil vier mensen neergeschoten had. De stakingsbeweging, die meteen de belangrijkste werd sinds de burgeroorlog, kreeg de steun van zowat alle nationalistische en linkse groepen en legde heel Baskenland plat. Niet alleen de omvang van de staking was belangrijk, maar ook de goede samenwerking en de brede eensgezindheid van verschillende halfclandestiene groeperingen bij het organiseren van de staking, en daarnaast de beslistheid waarmee de stakers de provocaties van een zwaar repressieve ordemacht hebben genegeerd. Het zootje dat het kabinet Navarro als hervormingen opdiende en de al te slome manier waarop dat gebeurde, de mooie woorden en de halve maatregelen, die slappe kost werd in Baskenland niet voor lief genomen.

In juli 1976 belastte Juan Carlos de 43-jarige Adolfo Suárez (*) met de vorming van een overgangsregering (1976-1977). De jonge premier werd bijgestaan door Torcuato Fernández Miranda die in de opdracht slaagde. De Cortes Franquista, waar veel hoger militairen deel van uitmaakten, werd afgebouwd. Luitenant-generaal Manuel Gutiérrez Mellado had de opdracht gekregen zijn spitsbroeders in toom te houden. Een tweede opdracht was het Proyecto de Reforma Política om de eerste verkiezingen in 40 jaar voor te bereiden. Werden de Franquistische structuren afgeschaft? Neen! Zie Ontmanteling Franquisme.

(*) Adolfo Suárez y González

Adolfo Suárez y González (Cebreros, Ávila; 25 september 1932), was een Spaans politicus en was de eerste democratisch gekozen minister-president van Spanje na de dictatuur van de fascistische generaal Franco. Adolfo Suárez y González speelde een beslissende rol bij de overgang van de dictatuur van Franco naar de huidige Spaanse parlementaire democratie.

Na zijn studie rechten te hebben voltooid aan de universiteit van Salamanca bekleedde Adolfo Suárez verschillende functies binnen de regering van Franco. In 1958 werd hij onderdeel van het algemeen secretariaat van de Movimiento Nacional, de enige politieke partij onder Franco, voortgekomen uit de Falange. Binnen de partij steeg hij langzaam op. In 1967 werd hij procureur in het kabinet namens Ávila en in 1968 werd hij gouverneur voor Segovia. In 1969 werd hij Hoofddirecteur bij de RTVE (Radio Televisión Española), waar hij al sinds 1964 verschillende functies had bekleed. In april 1975 werd hij, mede dankzij de invloed van Fernando Herrero Tejedor, een lid van Opus Dei, benoemd tot vicesecretaris-generaal van de Movimiento, een post die hij innam totdat Herrero Tejedor op 13 juni sterft. Na de dood van Franco wordt hij op 11 december 1975 minister in de regering van Carlos Arias Navarro.

In 1976 droeg koning Juan Carlos hem op een nieuwe regering te formeren waarbij de overgang van fascistische dictatuur naar een democratisch systeem werd nagestreefd. Op dat moment was Adolfo Suárez bij het grote publiek nog vrijwel onbekend.

Hij wist een groep politici om zich heen te verzamelen die net als hij voorstander waren van een parlementaire democratie. Deze groep bestond voornamelijk uit falangisten, liberalen en christendemocraten. Suarez begon aldus vanaf 1976 met politieke hervormingen die een eind moesten maken aan het fascistische regime. Dit lukte mede door steun van de Spaanse kroon en invloed vanuit het buitenland.

In de eerste algemene verkiezingen na de dood van Franco, gehouden op 15 juni 1977, won zijn partij, de UCD (Unión de Centro Democrático) en werd Adolfo Suárez González de eerste democratisch gekozen premier na het regime van Franco. Onder de nieuwe regering vond de belangrijke grondwetshervorming van 1978 plaats, waarbij de monarchie werd hersteld, en nieuwe bepalingen werden vastgelegd met betrekking tot de parlementaire democratie en de rechtsstaat.

Op 3 maart 1979 won hij opnieuw de verkiezingen, maar wist zich niet te handhaven tussen de vele politieke, sociale en economische veranderingen die plaatsvonden, zoals de opkomst van de PSOE, Uiteindelijk kwam hij in conflict met koning Juan Carlos en met zijn eigen partij, waarna hij op 29 januari 1981 zijn ontslag aanbood. Hij werd opgevolgd door Leopoldo Calvo Sotelo.

In diezelfde maand juli verdwijnt ook de ideoloog van ETA-pm, Eduardo Moreno Bergaretxe, "Pertur", spoorloos.

Op 17 februari 1977 presenteert ETA een project om tot een hereniging te komen van alle nationalistische krachten. Het project kreeg de naam Euskal Erakunde Herritarra (EEH). Bij de bijeenkomsten is de leider van de PNV, Arzalluz, aanwezig. Arzalluz heeft zijn steun voor “Alternativa KAS”, het minimumprogramma van ETA, nooit onder stoelen of banken gestoken. Voor het eerst sinds de burgeroorlog werden alle nationalistische krachten samengebracht, met de bedoeling een “Frente Nacional”, een nationaal front, te creëren, exclusief bestaande uit Baskische partijen en met het oog om zich van Spanje af te scheiden. De oproep werd gelanceerd door Telesforo Monzón, voorzitter “Anai Artea” (gesticht in 1969 met als doel Baskische politieke vluchtelingen op te vangen in Iparralde. De naam “Anai Artea” betekent, “onder broeders”.) Een paar maanden voor de eerste democratische verkiezingen op 15 juni 1977, na 40 jaar dictatuur, werd de eerste bijeenkomst gehouden in het hotel Txiberta in Anglet (Frankrijk) op 31 april 1977, en niemand wilde die gebeurtenis missen. Bewijs hiervan is het aantal deelnemers:

ETA – Euskadi Ta Askatasuna, met José Miguel Beñarán Ordeñana,“Argala”, José Manuel Pagoaga “Peixoto”, Domingo Iturbe Abasolo “Txomin”, Javier Garayalde “Erreka”, Jose Etxegarai “Mark” en Jesús Irín Baztarrika (Bereziak)

PNV- Partido Nacionalista Vasca, met Joseba Azkárraga, Juan José Pujana en Iñaki Bujanda

ANV- Acción Nacionalista Vasca, met Valentín Solagaistúa

EIA - Euskal Iraultzarako Alderdia, met Iñaki Martínez

ESEI - Euskal Sozialista Elkartzeko Indarra, met Goyo Monreal

EKA - Euskadiko Karlista Alderdia, met Mariano Zufía

EHAS - Euskal Herriko Alderdia Sozialista, met Santi Brouard

ESB - Eusko Sozialista Biltzarrea, met Iñaki Aldekoa

De groep Branka, met José Luis Alvarez Emparanza “Txillardegi”

De groep “Alcaldes de Bergara” (burgemeesters van 142 gemeenten, met o.a. José Luis Elkoro).

María Dolores González Katarían “Yoyes”, van het politieke bureau van ETA fungeerde als secretaris.

In belangrijke mate kwam het merendeel van de interventies op naam te staan van ETA-leider José Miguel Beñaran Ordeñana “Argala”, die een grote invloed had. Hij stelde een project voor onder de titel “Liberación de Euskadi”, de bevrijding van Euskadi. Dat project was nog min nog meer een politieke aardverschuiving, waarin de aanwezigen zich als wettelijke erfgenamen bestempelden van de Baskische natie, en die leidde tot een statuut van autonomie zonder rekening te houden met de rest van Spanje. Noem het een eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring. Eenmaal de “Carta Magna” (een soort grondwet) aanvaard, zou er een parlement verkozen worden en een voorlopige regering die, op gelijke voet, zou onderhandelen met het Spaanse centrale gezag over de terugtrekking van het Spaanse leger en van de Spaanse ordehandhaving. Het sluitstuk moest de creatie worden van een onafhankelijke en soevereine staat. Dit voorstel van staatssoevereiniteit kreeg de steun van alle aanwezige partijen, ook de PNV. De PNV was zelfs bereid alle banden met het centrale gezag op te blazen en niet deel te nemen aan de komende verkiezingen van 15 juni 1977.

Maar de PNV had een verborgen agenda. Enige tijd later kon in alle legitimiteit de 1ste Assemblee van de PNV doorgaan in Pamplona (na 40 jaar verbod door de dictatuur). Om hun leiderschap en politiek overwicht in Baskenland te garanderen, bezegelden zijn een pact met de PSOE om gezamenlijke lijsten voor de Senaat in te dienen. In deze context (wedden op twee paarden: onderhandelen met ETA en gelijktijdig met Adolfo Suárez) trok de PNV naar de tweede bijeenkomst in Txiberta (in totaal waren er 5 bijeenkomsten: 31 april, 12, 14, 17, 23 mei 1977). Van af dat ogenblik werden de posities duidelijker.

ETA stelde, met de steun van Xanti Brouard, José Luis Elkoro en Telesforo Monzón, de onthouding bij de komende algemene verkiezingen voorop, tenzij de regering een algemene amnestie vóór 15 juni uitvaardigde. De PNV, aan de andere kant, liet duidelijk verstaan dat zij, met of zonder algemene amnestie, aan de verkiezingen zou deelnemen. Telesforo Monzón, zichtbaar geïrriteerd, vroeg de PNV wat zij in godsnaam zouden aanvangen met 8 of 10 gedeputeerden in een parlement van 350 volksvertegenwoordigers. De PNV weerlegde die opmerking door te stellen dat zij altijd gestreden hebben, en zullen blijven strijden, voor de vrijlating van de gevangenen, voor de terugkeer van de ballingen en voor het herstel van de democratische vrijheden. Zij vroegen zich af of de steun die zij verleenden tijdens het proces van Burgos al vergeten was. Zij stelden de vraag of de bevrijding van Euskadi pas 15 jaar geleden begonnen was (dit valt samen met de opmars van ETA) of al vroeger op de agenda stond.

Om de confrontatie uit het slop te helpen, kondigde “Argala” aan dat ETA een wapenstilstand zou afkondigen tot 15 mei (later verlengd tot 24 mei), zodat Suárez de mogelijkheid kreeg om de politieke gevangenen vrij te laten. Hij voegde er wel aan toe dat vanaf dat ogenblik (24 mei) zij (ETA) een zware actiecampagne zouden aankondigen als er geen resultaten geboekt werden. “De ervaring leert ons dat zonder strijd niets bereikt wordt”. Op het einde van de ontmoeting werd een commissie samengesteld die aan Adolfo Suárez de akkoorden van Txiberta moest voorleggen: totale amnestie, terugkeer van alle ballingen, uitwerking van een autonoom statuut voor Euskadi, nog voor de verkiezingen. De commissie was samengesteld uit José Luis Elkoro (als vertegenwoordiger van de burgemeesters), Juan José Pujana voor de PNV, Xanti Brouard voor EHAS, Iñaki Aldekoa voor ESB en Valentín Solagaistúa voor de ANV. Het antwoord was voorspelbaar. Als er amnestie zou verleend worden, zou het leger ingrijpen en kwam alles op de helling te staan. Bij wijze van goede wil werden op 14 mei 1977 vijf gevangenen van het Proces van Burgos vrijgelaten en verbannen naar Brussel: Mario Onaindía, Teo Uriarte, Francisco Javier Larena Martínez, Jokin Gorostidi en José Maria Dorronsoro. ETA beschouwde die maatregel als een burleske en na 2 maanden en 5 dagen zonder dodelijke aanslag, werd de Policía Nacional, Manuel Ordera de la Cruz, in het station Amara te Donostia omgebracht. Ondanks dit voorval werden de bijeenkomsten in Txiberta nog verder gezet tot en met 23 mei 1977, zonder enig resultaat, van een vereniging van nationalistische krachten was geen sprake meer.

In Orereta-Renteria was er altijd wel “iets” gaande. Ten gevolge van bepaalde gebeurtenissen verloren er in de loop van de zo geprezen overgang naar de democratie (La Transición) maar liefst 14 inwoners het leven in de Vuile Oorlog tussen Spanje en het Baskische Volk. De eerste liet het leven tijdens de “Semana pro-Amnistia”.

Alles was begonnen met brutale politieaanvallen en arrestaties ten gevolge van zitstakingen, gevolgd door het opslaan van straatbarricades. In Renteria werd tijdens een samenkomst van 6.000 manifestanten besloten tot een algemene proteststaking de daaropvolgende dag. Daarop brak de hel uit en werd er met scherp geschoten. De “terrorist”, Rafael Gómez Jauregi, was 68 jaar oud!!! Luis Santamaría , 72 jaar oud, overleed nadat hij op zijn balkon geraakt werd door een rubberkogel. Teodora Sánchez was 78 jaar toen ze door een camionette van de Guardia Civil werd overreden. De rit in de Ronde van Spanje, die zou arriveren in de velodroom Anoeta, werd afgelast. In Pamplona werd op 13 mei 1977, López Kano, een inwoner van Renteria, doodgeschoten terwijl de politie op hem insloeg. ’s Nachts traden dan de “ongecontroleerden” op, de “incontrolados” of politiemannen in burger. Op de begrafenis van López Kano in Renteria, 14 mei, werd tijdens de homilie de rechtmatigheid van de eis tot amnestie verdedigd. In Ortuela (Vizcaia) werd een groep jongeren onder vuur genomen toen ze een café verlieten. Manuel Fuentes werd doodgeschoten. Op zondag 15 mei was Bilbao aan de beurt. De botsingen zouden twee dagen duren.

De ervaringen van de Semana pro-Amnistía, ondanks de brutale repressie, versterkten de hoop van de militanten. Een mooi voorbeeld hiervan is het uitroepen van de “Marcha por la Libertad (Askatasunaren Ibilaldia)”, ten voordele van democratische vrijheden, recht op beslissing en amnestie voor politieke gevangenen en ballingen.

Jurramendi-Montejurra

+9 mei 1976

In Aiegi-Iratxe, op de mythische berg Jurramendi-Montejurra te Lizarra (Navarra) vieren de Carlisten hun jaarlijkse herdenking. Op 9 mei 1976 werden bij deze gelegenheid twee van hun sympathisanten, Ricardo García Pellejero en Aniano Jiménez, neergeschoten door Spaanse fascisten, die met naam en toenaam (en ééntje zelfs op foto-mét-revolver) gekend zijn. Het heeft echter tot 2001 geduurd eer de twee slachtoffers door het Hooggerechtshof erkend werden als “slachtoffers van het terrorisme”. Deze “slachtoffers” werden indertijd opgevoerd om het ETA-terrorisme aan te klagen en zeker niet het staatsterrorisme. Een gedenksteen naast het klooster van Iratxe, vlak in de buurt, is opgericht voor de twee slachtoffers.

La Semana Trágica

De tragische week

+mei 1977

Op 15 juni 1977 ging Spanje voor het eerst sinds 1936 terug vrij naar de stembus. Grote overwinnaar op nationaal vlak werd de UCD-Unión del Centro Democrático, de centrumdemocraten van Adolfo Suarez, met 165 zetels van de 345. De socialistische PSOE-Partido Socialista Obrero Español werd tweede met 118 zetels. In Baskenland kwam de UCD-Unión del Centro Democrático echter maar op de derde plaats. Daar verdeelden PSOE en PNV het gros van de stemmen. De nationalistische PNV behaalde 8 zetels (313.000 stemmen), en één zetel ging naar EE-Euskadiko Eskarra (64.000 stemmen), de partij ontstaan uit ETA-politico-militar. Een nieuwe regering kwam tot stand: de regering Adolfo Suárez (1977-1982).

De grootste ETA groep, de "milis", riep op tot stemonthouding. Ongeveer 376.000 mensen gingen niet stemmen, maar uiteraard golden hierbij ook andere motieven dan de oproep van ETA-m.

EE-Euskadiko Ezkerra zond Paco Letamendia (bekend onder zijn onderduikernaam "Ortzi"), advocaat en historicus van het Baskische nationalisme, naar de Cortes. Op de senaatslijst werd de ex-christendemocraat Bandrès voor EE-Euskadiko Eskarra gekozen. De temperamentvolle Letamendia trok in het parlement onmiddellijk van leer tegen de centralistische politiek t.o.v. Baskenland, tegen folteringen en politieterreur. Dit volstond voor heel wat Spaanse collega's om zijn verwijdering uit de Cortes te eisen. Letamendia trok daaruit zijn conclusies en wilde niet meer verder zetelen. Later zou hij trouwens EE-Euskadiko Ezkerra, dat hij een te reformistische houding verweet, verlaten en overstappen naar de meer radicale partij Herri Batasuna (HB).

De roep naar zelfbestuur, niet alleen door Basken, maar ook door Catalanen en Galiciërs, werd heviger. Dit laatste was een delicate zaak voor Suarez, want de mythe van het ene en ondeelbare koninkrijk was nog springlevend, zowel in het leger en de militante rechterzijde als in zijn eigen partij, een huis met vele kamers. Eén ding stond vast: als er meer autonomie kwam voor Basken en Catalanen, en dat leek onafwendbaar, dan zou die kaderen in een globale decentralisering die voor alle Spaanse gewesten zou gelden en dan ook nooit veel te betekenen kon hebben. Madrid leidde de dans, maar vooral Baskenland zou Suarez zorgen baren. Met de algemene verkiezingen van 1979 in het vooruitzicht, werd in mei 1978 de nationalistische coalitie HB-Herri Batasuna (volkseenheid, volksunie), opgericht. Het letterwoord van de nieuwe politieke partij verwijst naar verschillende groeperingen: ANV-EAE-Acción Nacionalista Vasca, ESB-Euskal Socialista Biltzarrea of Convergencia Socialista Vasca, HASI-Herriko Alderdi Sozialista Iraultzailea of Partido Socialista Revolucionario Popular en LAIA-Langile Abertzale Iraultzaileen Alderdia of Partido Revolucionario de los Trabajadores Patriotas. Samen met deze politiek geïnspireerde groeperingen vervoegden zich ook nog: Gestoras Pro Amnistía en de Comités voor Hulp aan Gevangenen. Het politiek programma werd door het zogenoemde "Alternativa KAS" op zich genomen. Het leidinggevend orgaan was het Nationaal Presidium, met vertegenwoordigers van elke provincie.

Op 8 juli 1978, bijna 3 jaar ná de dood van dictator Franco, gebeurde er in Baskenland een "incident" dat té zwaar was om het met de mantel der liefde van de "jonge democratie" te bedekken zoals dat indertijd met ál de vergissingen, fouten en schandalen gebeurde. Dit was méér dan een erge oprisping van slechte verliezers… Jammer genoeg vond een jonge kerel, Germán Rodríguez, hierbij de dood. De Antiterrorismewet was pas gestemd, maar de Grondwet nog niet.

Germán Rodríguez Saez

+8 juli 1978

José Angel Jiménez getuigt: “Op 8 juli 1978 was ik 11 jaar en ik bevond mij op de Plaza del Castillo, om de optocht van de peñas (vriendenclub, fanclub) nog eens te zien. De optocht liet op zich wachten en ik vroeg de toelating om naar de Plaza de Toros te gaan om te zien wat er gaande was. De straten waren, zoals gewoonlijk overvol en je kon er op de koppen lopen. De menigte danste en zong en flaneerde opgewekt en vrolijk door de straten. Plotseling trof mij een gezicht tussen al die vrolijke personen. Het was een vrouw die huilde en klaagde dat ze slagen gekregen had. Ik had geen tijd om te reageren, want onmiddellijk daarop hoorde ik vuurschoten. Totaal van streek rende ik weg. Naderhand hoorde ik dat Germán Rodríguez Saez dood achtergebleven was in de Calle Roncesvalles.”

Vanaf 7 juli 1978, bijna 3 jaar ná de dood van dictator Franco, gebeurde er in Baskenland een "incident" dat té zwaar was om het met de mantel der liefde van de "jonge democratie" te bedekken zoals dat indertijd met ál de vergissingen, fouten en schandalen gebeurde. Dít was méér dan een erge oprisping van slechte verliezers…De Antiterroristenwet was pas gestemd, maar de Grondwet nog niet. De vuile oorlog was ook al bezig. In januari waren in Pamplona in een vuurgevecht 2 ETA-leden en één politieman doodgebleven. "2-1 in ons voordeel", aldus de grote politicus Rodolfo Martín Villa. Op 1 mei waren er vele arrestaties geweest. Ingrediënten genoeg voor een temperatuurstijging.

Bij het startschot voor de San-Ferminfeesten op 6 juli, waarop het feest "ontplofte" (dixit Hemingway), waren er, behalve "Viva San Fermín" ook leuzen te horen voor de vrijlating van de gevangenen. Nadat de laatste stier van de meute weer binnen was gelokt, bleven er drie groepen jongeren (peñas) uit protest in de ring en riepen opnieuw leuzen ten voordele van de gevangenen. Bovendien zongen ze het (tot op heden gecontesteerde) lied van de Baskische soldaat “Eusko Gudariak”. Na de laatste corrida van 's anderendaags, 8 juli 1978, om 20.50 u. kwamen de peñas txiki met een 50-tal de arena binnen, met een spandoek "Amnistia total, presoak kalera" (Totale amnestie, gevangenen op straat=vrij) en "San Fermín sin presos" (San Fermín zonder gevangenen). Ze waren helemaal niet uit op provocatie, ze wilden alleen de aandacht vestigen op de amnestie-eis.

Vanuit het publiek werd geapplaudisseerd, maar ook gefloten. Zij werden meteen tegemoet gekomen door 40 leden van de gevreesde grijze nationale politie, matrak in aanslag en traangaskogels bij de hand, en vergezeld door een heer in pak met stropdas: Miguel Rubio Rubio, politiecommissaris in Pamplona. Er hing meteen een wolk van traangas in de ring waar niemand uit kon ontsnappen. De jongeren gooiden daarop van op de 'gradins' naar de politie met alles wat ze maar bij zich hadden. Buiten werd er al spoedige met scherp geschoten, over een afstand van 200 m, tussen het gebouw van de Civiele Regering en van de Plaza del Castillo. Tien minuten na de start van de duistere ren van de Nationale politie bleven vele gewonden liggen.

Germán Rodríguez Saez, een dokterszoon, bleef dood achter in de Calle Roncesvalles. De politie had zelfs naar het gebouw van de Deputatie geschoten en zou daarbij geroepen hebben: "Navarros, hijos de puta" (Navarrezen, hoerenzonen). Een arts van dienst durfde pas enkele weken later de cijfers van het aantal gewonden van die 10 minuten bekend maken.

Tussen de 50 en 55 personen waren gewond geraakt, waarvan drie met schotwonden en een groot aantal met verwondingen door rubberkogels waarmee rijkelijk op de mensen geschoten was. De totale balans, als gevolg van de protesten de dagen daaropvolgend, was nog veel groter (zie balans onderaan). Verder waren er mensen met verstikkingsverschijnselen door het traangas, zenuwaanvallen, breuken. De kranten hadden vroeg gesloten, mogelijk om eerst de reacties af te wachten en hun "opinieartikels" aan te passen aan de berichten vanuit Madrid. Een duizendtal moedigen begonnen tegen de morgen aan een geïmproviseerde manifestatie! 's Anderendaags, zondag 9 juli, zou niet als naar gewoonte een grote dag worden. De krant EGIN, die 240 nummers jong was, opende met een paginagrote titel: "Sanfermines rotos" "Sanfermines verpest" in de betekenis van "vandaag zullen er geen stierenrennen plaatsvinden". De straten bleven leeg. Er werd enkel puin geruimd. De jongeren nodigden uit om de begrafenis van Germán Rodríguez bij te wonen. Allen droegen de witte "feestkleding" maar met een zwarte in plaats van een rode sjaal rond de hals. Ze schoven de verantwoordelijkheid voor een ontaarde vreedzame plechtigheid in de schoenen van de Gouverneur, Ignacio Llano Cifuente. Op 10 juli kwamen er 30.000 personen naar het kerkhof, een manifestatie die Pamplona nooit gezien had. Het werd een begrafenis met opgeheven vuist. De priester van dienst, Patxi Larrainzar, sprak de historische woorden "Nog nooit hebben er zó weinigen zó velen doen lijden." en "Ze schoten het feestglas in onze handen stuk." "Dat niemand ons komt bepraten en zeker geen indringer die ons van elders komt omsingelen." Vanaf het kerkhof trok de massa naar het stadscentrum met drie spandoeken: "Herriak ez du barkatuko" (Het Volk zal dit nooit vergeven) "Germán, gogoan zaitugu" (we blijven je gedenken) en "Ontslag van de verantwoordelijken". De daaropvolgende dagen stond Baskenland in rep en roer met de gebruikelijke repressie tot gevolg.

Balans

    • Ricardo Azcona Latasa, schotwonde in de linkerknie

    • Fermín Ilundáin, schotwonde in de arm

    • Philippe Bidegain, schotwonde in de ruggengraat

    • 2 gewonden in de Clínica Universitaria, waarvan 1 schotwonde in bovenbeen

    • José Ramón Vélez Mendizábal, dubbel perforatie van de maag en de darmen

    • Javier Arteta Pascual, schotwonde in linkerhand

    • Javier Ibarrola Baranda, schotwonde in de liesstreek

    • Miguel Fdez. Diaz de Cerio, schotwonde in de borst

    • Tomás Saso Clemente, schotwonde in de bilspier

    • Jesús García Martínez, schotwonde in de arm en breuk in opperarm

Uit verschillenden getuigenissen van dokters (o.a. de verklaring van dokter Mtez. de Lecea) weten we dat er een bijzonder groot aantal gewonden gevallen waren binnen de Plaza de toros en buiten de arena. Het Rode Kruis moest tussenkomen bij 170 gewonden tussen 21:00u en 06:30u in de ochtend.

De nieuwe Grondwet van 1978 definieerde Spanje als een land van autonome deelstaten, waarbij elke deelstaat de eigen graad van autonomie kon bepalen. Die autonomie kreeg in Baskenland concreet gestalte in het "Estatuto de Autonomía de Gernika", dat op 18 december 1979 bij referendum werd goedgekeurd. Het Statuut schonk Baskenland een eigen regering, parlement en Lehendakari met grote bevoegdheid op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, economie en infrastructuur. Op economisch vlak kreeg de autonomie een aparte invulling met het zogeheten "Concierto económico" (een economische overeenkomst), een meerjarig pact met de Spaanse overheid dat de verdeling van belastinggelden regelt. Het pact betekent dat de Baskische overheid zelf belastingen int en beheert, maar dat Madrid eigenlijk voor de verdeling instaat. Baskenland beschikt ten slotte ook over een eigen politiekorps de "Ertzaintza" dat zevenduizend agenten telt.

José Miguel Beñaran, "Argala", wordt door staatsterroristen vermoord op 21 december 1978 door een bom in zijn auto.

Op 3 maart 1979 grepen voor de tweede keer sinds Franco's dood verkiezingen plaats in Spanje. Op nationaal vlak veranderde er niet zo veel. Adolfo Suárez won voor de tweede keer op rij de algemene verkiezingen en begon aan zijn derde mandaat (eerste in 1976, aangesteld door de koning). Het was een legislatuur vol politieke en sociale spanningen, in die mate zelfs dat Suárez op 29 januari 1981 zijn ontslag aanbood met de woorden: "Ik wil niet dat het democratische systeem van samenleven eens te meer een parenthese wordt in de geschiedenis van Spanje".

In Baskenland werden de kaarten duchtig door elkaar geschud. Vooreerst was er de nieuwkomer HB-Herri Batasuna, ontstaan rond KAS, die het vertrouwen genoot van ETA-m. In één klap behaalde deze partij bijna 175.000 stemmen of 14 % van de kiezers en drie Kamerzetels in Madrid. Ook EE-Euskadiko Ezkerra won 23.000 kiezers bij. Die twee met ETA sympathiserende partijen haalden samen meer dan 20 % van het electoraat en dit was voor Madrid een pijnlijke ontdekking.

Intussen hadden onderhandelingen tussen Adolfo Suarez van het UCD-Unión del Centro Democrático en de PNV in het regeringspaleis van Moncloa te Madrid geleid tot een tekst die de definitieve autonomie voor Baskenland moest regelen. Deze nieuwe tekst werd bekend onder de naam "Statuut van Gernika". Op het eerste gezicht kwam men enigszins tegemoet aan de Baskische roep om zelfbeschikking. Men ging in elk geval een stuk verder dan de preautonomie. Er werd een Baskisch parlement en dito regering in het vooruitzicht gesteld, er zou een eigen politieapparaat komen en, hoewel met veel beperkingen, een autonoom stelsel van financiën en belastingsinning. Het statuut was niet "slecht", maar het werd na de Staatsgreep (Tejero) volledig uitgehold.

De PNV was vrij enthousiast over het bereikte akkoord, dat door de Spaanse en de internationale pers zeer gunstig onthaald werd. 'Le Monde' sprak van een "détente?", maar voegde aan dit laatste toch veiligheidshalve een vraagteken toe.

EE-Euskadiko Ezkerra keurde bij monde van haar volksvertegenwoordiger Bandrès het statuut goed. Die partij was al geruime tijd in reformistische zin geëvolueerd en nam meer en meer afstand van het gewapende verzet, zelfs van de acties van ETA-pm.

Om deze koerswijziging tegenover de basis te verantwoorden, werd de campagne voor het statuut gekoppeld aan een amnestiecampagne voor politieke gevangenen: "Met het statuut de gevangenen vrij".

Heel anders waren de reacties van ETA-m en Herri Batasuna. Die spraken over het statuut als "de dodelijke omhelzing van Moncloa", een akkoord tussen de Baskische en de Spaanse bourgeoisie. Er was meer dan één reden voor HB om het statuut te verwerpen. Vooral het feit dat er niet meer gesproken werd over de grootste Baskische provincie, Navarra, was niet van aard om radicale nationalisten warm te maken voor het akkoord. Ook de vele verwijzingen naar de Spaanse grondwet waren voor HB onaanvaardbaar. Bovendien was de tweetaligheid zoals in het statuut voorzien louter abstract: er werden geen echte kansen geboden voor een normale ontwikkeling van de Baskische taal, het Euskara. De Spaanse politie zou in Baskenland gestationeerd blijven en de op te richten Baskische politie zou niet veel meer mogen doen dan het verkeer regelen. Amnestie voor politieke gevangenen en vluchtelingen zat er al evenmin in. Zelfs de PNV had kritiek op dit laatste.

Aan het referendum over dit statuut ging een geanimeerde campagne vooraf. Het werd een strijd van één tegen allen. Alle partijen riepen de kiezers op om vooral aan het referendum deel te nemen en "ja" te stemmen. Herri Batasuna stond aan de andere kant, alleen. Het pro-blok kreeg van regeringswege een budget van meer dan 100 miljoen peseta's voor de campagne. Herri Batasuna kreeg niet alleen geen peseta, maar ook geen enkele mogelijkheid om haar standpunt toe te lichten via de officiële media. Op 26 oktober 1979 spraken de Basken zich ten slotte uit over het statuut. Ongeveer 60 % van de stemgerechtigden kwamen opdagen, 40 % volgde de oproep van Herri Batasuna om niet te stemmen of bleef om andere redenen thuis. Bij de deelnemers sprak 90 % zich uit voor het statuut. Afgerond spraken dus 54 % van de Basken zich uit ten gunste van het statuut.

De aanhoudende populariteit van ETA of in elk geval het begrip dat in Baskenland opgebracht werd voor de clandestiene organisatie zette veel kwaad bloed in Madrid. Parallel met het verlenen van meer autonomie vaardigde de centrale regering in 1978-79 een uitgebreid arsenaal antiterrorismewetten uit, een duidelijk anti-ETA offensief. Door deze wetgeving, die de steun kreeg van de socialistische oppositie, werd in feite een soort permanente uitzonderingstoestand geschapen in Euskadi.

Enrique Gómez Álvarez “Korta”

+26 juli 1979

Korta werd geboren in het dorpje Porqueros, in de Autonome Gemeenschap Castilla-León in 1954. Een tijdje nadien verhuisden ze naar Gasteiz-Vitoria. Tot hij 17 jaar was, studeerde hij in het college Samaniego en later aan de Escuela Profesional Jesús Obrero. Daar raakte hij bevriend met Jesús Mari Merkiegi “Motriko”. Samen met hem organiseerde hij verscheidene stakingen tegen het onderwijssysteem en voor de arbeidersstrijd. Verscheidene studenten werden uit de school weggestuurd, waaronder de twee vrienden.

Toen hij op straat stond, startte hij de studie van het Euskara en kon nadien lesgeven in een centrum in Gasteiz. Naderhand gingen de twee vrienden samenwonen in Arrasata waar zij twee meisjes leerden kennen. Uiteindelijk vormden de 4 een commando voor ETA. Bij de veelvuldige arrestaties in 1974 vluchtten zij naar Iparralde, waar Korta de ETA-verantwoordelijke werd voor de militaire voorbereidingen. Zijn familie, die emigranten waren en waarvan sommigen bij de politie werkten, snapten er geen snars van.

De dood van zijn vriend “Mortiko”, in handen van de Guardia Civil, betekende voor Korta een harde klap. Gedurende zijn ballingschap leerde hij Cristina kennen met wie hij een kind verwachtte. Een kind dat hij nooit zou te zien krijgen, omdat huurlingen van de Spaanse staat zijn weg kruisten. Op 26 juli 1979, toen het koppel op weg was naar huis, merkten zij op dat ze gevolgd werden. In het centrum van Baiona parkeerde Korta zijn wagen, en zocht hulp in een bar. Vier huurlingen vielen de bar binnen en maakten hem ter plaatse af.

De verkiezingen:

de EIA-Euskal Iraultzarako Alderdia, zou opkomen in Navarra, en de EE-Euskadiko Eskarra, zou opkomen in Vizcaya, Gipuzkoa en Álava (beide partijen vormden een alliantie). Later smelten ze samen tot EE-Euskadiko Eskarra, waarbij ETA político-militar van het toneel verdwijnt.

De directie van ETA político-militar lanceert een voorstel tot wapenstilstand. De "Bereziak" (speciale commando's) van ETA político-militar gaan niet akkoord met het voorstel, splitsen zich af en treden toe tot ETA-militar.

Op 30 december verdwijnt bij decreet de "Tribunales de Orden Público", die tijdens de dictatuur zowat alle oppositie heeft veroordeeld. De Spaanse regering vaardigt een Amnestiewet uit die bloeddelicten uitsluit. Bijna alle veroordeelden van het Proces van Burgos worden verbannen, maar keren clandestien terug. Ze keren bijna allemaal illegaal terug en de partij EIA (waartoe ze bijna allemaal behoren) besluit om aan de komende verkiezingen deel te nemen.

>>>>>>>>