José Antonio Aguirre y Lekube

José Antonio Aguirre y Lekube werd geboren in Bilbo op 6 maart 1906 en stierf in Parijs op 22 maart 1960. Hij was president van de Baskische regering gedurende de Spaanse burgeroorlog van oktober 1936 tot juni 1937, en nadien Lehendakari in ballingschap van 1942 tot zijn dood in 1960.

Hij begon zijn studies in de eerste Ikastola (Baskische school) die opgericht werd in Bilbo en zette zijn studies verder bij de jezuïeten van Orduña. Aan de universiteit van Deusto studeerde hij Rechten.

Aguirre was afkomstig uit de hogere middenklasse. Zijn vader was directeur-eigenaar van een chocoladefabriek "Chocolates Bilbaínos. Na de dood van vader was Aguirre werkzaam in de chocoladefabriek. Hij solliciteerde bij het advocatenbureau Esteban Bilbao, traditionalist, die later voorzitter van het Franquistische parlement zou worden. Nadien begin hij een eigen bureau in Bilbo.

In 1921 werd Aguirre lid van de katholieke Baskische Nationale Partij PNV (Partido Nacionalista Vasco), in 1930 werd hij verkozen als uitvoerend lid van de Juventud Vasca (later Egi) en in 1931 werd hij burgemeester benoemd in Getxo. Als burgemeester was hij één van de drijvende krachten, en later voorzitter, in de Asamblea de Estella die het Baskisch statuut moest voorbereiden. In mei 1931 werd hij in de Cortes gekozen voor de PNV. Als parlementslid keerde hij zich tegen de antiklerikale wetgeving van de links-republikeinse regering. In 1933 en 1936 werd hij herkozen. In 1933 trad Aguirre als burgemeester van Getxo af en in 1934 werd hij gearresteerd, maar niet verder vervolgd.

Nadat het linkse Volksfront in 1936 aan de macht was gekomen in oktober 1936 (drie maanden na het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog) werd aan Baskenland autonomie verleend. Aguirre werd voorzitter (Lehendakari) van Baskenland. Reeds in juli 1937 viel Baskenland (19 juni 1937: val van Bilbo) in handen van de nationalisten en week de Baskische regering eerst uit naar Santander en later (als het te heet werd) naar Barcelona, waar ook de Spaanse en Catalaanse regering gevestigd waren. Samen met de president van het Frente Popular (Volksfront) Manuel Azaña en de Catalaanse president Lluis Companys week Aguirre in februari 1939 naar Frankrijk uit. Na de Duitse bezetting van Frankrijk wist Aguirre via België en met de hulp van de jezuïeten naar Panama te ontkomen. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was hij hoogleraar in de Verenigde Staten van Amerika. Pas in 1946 keert hij terug naar Europa en wel naar Donibane Lohizune (Saint Jean de Luz), om een paar maanden later definitief naar Parijs te gaan.

Op 27 augustus 1953 tekenden het Vaticaan en de Spaanse regering het "Concordaat van de Heilige Stoel", waarbij het Vaticaan de uitdrukkelijke steun aan Franco toezegde. Maria Zabala, zijn vrouw zegt hierover: "Wellicht was 1953 de meest trieste datum voor mijn man. Het is de enige keer dat ik hem met geboden hoofd zag, droevig, zonder het weg te moffelen. Hij die de katholieke kerk zo verdedigd had, werd nu verraden".

Aguirre werd na de oorlog één van de grondleggers van de moderne christendemocratie. Tot zijn dood in 1960 bleef hij voorzitter van de Baskische regering in ballingschap en voorzitter van de PNV. Hij was een bewonderaar van de Indiase pacifist Mahatma Gandhi.

Op 22 maart 1960 overleed Aguirre ten gevolge van een angina pectoris. Vijf dagen later werd zijn lijk overgebracht naar Donibane Lohizune, waar het opgebaard werd in het huis van Telesforo Monzón. Het nationalisme had een serieuze klap gekregen. Zelfs ETA noemde hem "Gure lehendakari maitia", onze geliefde president.