De 1ste periode

De 1ste periode van 1975 tot 1981

Carrero Blanco en SECED

Hij was al een tijdje bezig met ideeën over een nieuwe strategie tegen het Baskische separatisme. Hij beschouwde het als een vergissing dat de inlichtingendiensten het zwaartepunt van de antiterroristenstrijd in handen gelegd had van de politie. Als hoge militair vond hij dat vernederend voor het leger. Hij nam de beslissing de militaire inlichtingendiensten te reorganiseren en creëerde op 3 maart 1972 (voorbereid in 1971) een organisme dat verantwoordelijk zou zijn voor zowel de leiding als de controle over zowel de burgerlijke als de militaire inlichtingen. Dat organisme was de SECED-Servicio Central de Documentaciόn de la Presidencia del Gobierno (voorloper van de CESID-Centro Superior de Información de la Defensa, zie rubriek: "Staatsterrorisme 8").

Aan het hoofd van de nieuwe organisatie (*) kwam kolonel José Ignacio San Martín (later betrokken in staatsgreep van 23-F, 1981). Zijn opdracht was een repressieve, parapolitionele en paramilitaire structuur uitwerken. Aan Carrero Blanco werd ook de uitspraak toegeschreven dat ETA met methoden uit de vuile oorlog moest bestreden worden, maar dat Spaanse functionarissen zich niet met die acties mochten inlaten, althans niet rechtreeks.

Omstreeks die tijd was er een Italiaanse neofascistische groep bedrijvig, Avanguardia Nacionale, Ordini Nuovo (*), die gezocht werd door het Italiaanse gerecht. Carrero Blanco sloot een contract met een paar van de vertegenwoordigers, meer concreet met Delle Chiae en Valerio Borghese. Het contract omvatte bescherming en hulp aan de fascisten in ruil voor medewerking met SECED (gegevens verzamelen en ageren tegen ETA in Iparralde).

Samen met Italiaanse fascisten werden ook ex-leden van de OAS en extremisten van Spaanse ultrarechts aangetrokken. Alhoewel Carrero Blanco niet lang kon genieten van het presidentschap van de Spaanse regering (hij werd in december 1973 de lucht in geblazen), was dit geen obstakel voor de verdere uitbouw van zijn project.

(*) Servicio Central de Documentación

(1972 - 1977)

Het brein achter wat later het Spaanse staatsterrorisme, of de “Guerra Sucia”, de vuile oorlog, zou worden was ongetwijfeld Admiraal Luis Carrero Blanco. Nadat Carrero Blanco al minister was geworden in 1957, werd hij viceadmiraal in 1963 en later admiraal in 1966. In 1967 werd hij vicepresident van de staatsraad. Dit is te vergelijken met vicepremier. In 1973 werd duidelijk dat Franco hem zag als zijn opvolger en Carrero Blanco werd in juni van dat jaar tot premier benoemd.

Eén van de geheime operaties die te vermelden waard is, was de operatie “Lobo” waarbij een “mol” infiltreerde in de rangen van ETA, die uiteindelijk tot meer dan 150 aanhoudingen zou leiden.

Kolonel José Ignacio San Martín

(*)Avanguardia Nacionale

Avanguardia Nazionale was een fascistische organisatie die afgescheurd was van Ordine Nuovo en oorspronkelijk Avanguardia Giovenile Mediterrane heette. Reeds in 1972 begonnen zij acties uit te voeren voor SECED. In ruil mochten zij op de drukpersen van het leger, Imprenta Militar Española, het Europese neonazitijdschrift “Confidentiel” drukken, terwijl Carrero Blanco zelf de toestemming gaf om op de radio, Radio Exterior de España, hun nefaste ideologie te verkondigen in het Italiaans, het Frans en het Engels.

Stefano della Chiae was de “lider máximo” van de organisatie en ontwikkelde de theorie van de “strategie van de spanning”. De spanning (door provocatie, aanslagen, e.d.) tussen links en rechts zo hoog mogelijke laten oplaaien dat er een definitieve breuk ontstaat in een prerevolutionair klimaat, zodat het leger moet ingrijpen om een “sterke” staat neer te poten. Wat Spanje betreft, verklaarde hij: “Ikzelf en anderen konden Spanje binnenkomen met de goedkeuring van Franco, dus hadden wij geen andere hulp nodig”.

Junio Valerio Borghese was, samen met Giorgio Almirante, medeoprichter van de M.S.I.-Movimento Sociale Italiano, een neofascistische Italiaanse partij, opgericht in 1944. Hij verliet de beweging toen ze in de zestiger jaren opschoof naar het parlementaire regime. In december 1970 mislukte een staatsgreep in Rome en week hij uit naar Spanje.

Karakteristieken van de tijdspanne 1975-1977

Het staatsterrorisme als politieke strategie kwam in al zijn brutaliteit tot uiting na de dood op Carrero Blanco. De wraak zou zoet zijn.

A. Typologie van de acties

-Iparralde: gecontroleerd staatsterrorisme met voornamelijk bomaanslagen en soms geweersalvo’s.

Aanslagen op boekwinkels (Mugalde, Nafarroa…), bars (familie Etxabe), scholen en sommige verenigingen. Poging tot gijzeling (gezellin van J.M.Zabarte). Selectieve aanslagen tegen personen, hoofdzakelijk ETA-leiders (Josu Ternera op 5 juni 1975, Txomin Iturbe op 16 november 1975, Pérez Revilla op 6 maart 1976).

-Hegoalde: ongecontroleerd staatsterrorisme tegen verschillende objectieven. Moordaanslagen krijgen de bovenhand.

Op 6 oktober 1975 wordt Iñaki Etxabe met kogels doorzeefd in de bar “Etxabe-enea”. Ook op openbare plaatsen wordt toegeslagen, zoals in Yurramendi op 7 oktober 1977. Aan die aanslag namen delle Chiae, Calzona en Ricci deel. Op dezelfde dag werd een dodelijke aanslag gepleegd op de taxichauffeur David Salvador. Dit was nochtans klein bier vergeleken bij het optreden van een “policía de occupacíon”, een bezettingspolitie, die met een absolute willekeur handelde, zonder enige controle en totaal gemilitariseerd. Resultaat: in de straten van Hegoalde vielen in 4 jaar tijd 60 dodelijke slachtoffers en ontelbare gewonden.

B. Voltrekking van de gewapende acties

De acties worden door de Spaanse regering toegeschreven aan "incontrolados", maar een belangrijk deel van die acties wordt opgeëist door groepjes huurlingen. In het begin was dit het geval voor ATE-Antiterrorismo ETA, later gevolgd door AAA-Alianza Apostólica Anticomunista, ANE-Acción Nacional Española en BVE-Batallón Vasco Español. Het opbod was begonnen en bepaalde acties werden soms door meerdere groepjes opgeëist.

Naast Italiaanse neofascisten werd ook de aanwezigheid opgemerkt van huurlingen verbonden met de OAS, zoals:

    • Jean Pierre Cherid, één van de meest actieve huurlingen in de vuile oorlog. Hij stierf in 1984 toen een bom in zijn handen ontplofte.

    • Marcel Cardona, omgekomen bij de aanslag op Josu Urrutikoetxea, "Josu Ternera"

    • François Chabessier, gearresteerd na de aanslag op de bar Udalaitz te Baiona.

C. Interventie in Iparralde

Voor het eerst merken wij ook "interventies" op van de Policía Española in Iparralde, op Frans grondgebied dus. Zoals de zaak van de vermeende antiquair (Martínez) bij de aanslag tegen de bar Mingo op 24 mei 1975 te Saint Jean de Luz. Ook op Frans grondgebied werd een lid van de Spaanse inlichtingendienst, genaamd "Cocoliso", aangehouden. Het zijn ongetwijfeld een paar alleenstaande gevallen, maar dit alles wijst toch in de richting, die aangegeven werd door Carrero Blanco, dat ten alle prijzen Spaanse functionarissen uit de smeltkroes van acties moesten gehouden worden.

Het valt evenwel niet te ontkennen dat politie en Guardia Civil betrokken was in de groepen ongecontroleerden. Wat al vlug bij de Baskische bevolking het gezegde ontlokte: "De día uniformados, de noche incontrolados" (overdag gedisciplineerd in militair uniform, 's nacht ongecontroleerde doodseskaders).

D. Het niveau van de definiëring van de strategie en de operatieve planning

De eerste connecties tussen huurlingen en het politieke apparaat worden duidelijk. Een mooi voorbeeld hiervan is de zaak Cándido Acedo, kapitein bij de Guardia Civil en verantwoordelijk voor de USE-Unidad de Servicios Especiales (Eenheid Speciale Opdrachten), die het commando zou geleid hebben van een aanslag op Josu Urrutikoetxea, "Josu Ternera". In ieder geval staat vast dat hij later betrokken was in de moord op Lasa en Zabala in 1983. In latere processen verklaart hij ook dat hij altijd mannetjes had klaarstaan in Iparralde. Samen met de SECED, het overkoepelend orgaan van de inlichtingendienst, fungeerde ook de Brigada Central de Informaciόn, later de CGI-Comisaría General de Información y del Centro Nacional de Coordinación Antiterrorista genoemd. Aan het hoofd hiervan stond commissaris Conesa, met als rechterhand Juan Antonio González Pacheco "Billy el Niño".

In die periode 1975-1977 komen banden met de vuile oorlog tot uiting van personen die tot die diensten behoren. Personen die later een belangrijke, vuile rol zouden spelen in de antiterroristische acties:

  • Manuel Ballesteros, die in 1976 Conesa vervangt bij de Brigada Central de Informaciόn

  • Andrés Casinello, verantwoordelijke voor SECED in de laatste jaren van de organisatie, alvorens die vervangen werd door CESID.

  • Saenz de Santamaria, generale staf van de Guardia Civil die GOSSI-Grupo Operativo del Servicio Secreto de Información (een militaire SECED dus) leidt, opgericht in november 1972

  • Mikel Lejarza Eguía, infiltrant in ETA.

OPERATIE PANCORBO

Ondanks het uitroepen van de uitzonderingstoestand (een soort staat van beleg) in Euskadi op 24 april 1976 en de opschorting van de burgerlijke rechten, sluit het jaar 1976 negatief af met 24 personen vermoord door ETA. De veiligheidsdiensten maken er een erezaak van om zoveel mogelijk aanhoudingen te verrichten, om het even wie ze konden vastpakken. Maar ze willen meer. Er wordt een lijst opgemaakt van 10 à 15 sleutelfiguren van ETA, die verondersteld worden over heel veel informatie te beschikken ten aanzien van de gewapende organisatie. In de burelen van minister Fraga Iribarne (Alianza Popular, later Partido Popular) verzamelen zich José Ignacio San Martín (CESID) en José Antonio Sáenz de Santamaría (Guardia Civil) om de “Operatie Pancorbo” uit te werken.

José Ignacio San Martín gaat op zoek naar een chalet of een huis, afgelegen, gemakkelijk te beschermen en met voldoende ruimte om zijn medewerkers te huisvesten. Er wordt een chalet gevonden op het gebied van de stad Pancorbo. Van hier uit zullen specialisten van de veiligheidstroepen de operatie van de arrestaties leiden. Eenmaal de arrestaties verricht, en waarvan niemand de onwettelijkheid zou te weten komen, moeten de arrestanten overgebracht worden naar de chalet. Daar beschikken de specialisten over voldoende tijd en voorwaarden om een “efficiënt verhoor” af te nemen. Bij het begrip “efficiënt” moet geen tekening gemaakt worden.

E. De houding van de Franse politie en het gerecht

De houding van de Franse politie en het gerecht ten overstaan van de acties in die periode is een van doofpotoperatie. Hun voornaamste taak bestond er in bewijsmateriaal, dat kon leiden naar de betrokkenheid van de Spaanse Staat, te doen verdwijnen.

Karakteristieken van de tijdspanne 1978-1981

A. De groeperingen van de huurlingen

De wirwar van groepjes zogenoemde ongecontroleerde elementen krijgen een nieuwe structuur en een betere organisatie, en dit in opdracht van de leidende operatieve krachten. We kunnen een viertal groepen onderscheiden:

    • huurlingen afkomstig uit Zuid-Amerika, ultrarechtse Argentijnen van AAA-Alianza Apostólica Anticomunista, zoals Jose Maria Boccardo

    • huurlingen afkomstig uit Italië, neofascisten van Avanguardia Nacionale, zoals Delle Chiae, Ricci, Calzone...

    • huurlingen afkomstig uit Frankrijk, ex-leden van de OAS, zoals Jean Pierre Cherid en criminelen uit de onderwereld van Marseille, zoals de gebroeders Perret

    • het netwerk van Spaanse extremistische ultra's, met de Guerrilleros de Cristo Rey op kop onder de leiding van Sánchez Covisa (dit groepje had ook een studentenafdeling, Acción Universitaria Nacional, en hun bij hun aanslagen was de kreet "¡Viva Cristo Rey!" niet uit de lucht.

Uit al die splintergroeperingen ontstond één grote groep, geleid door Jean Pierre Cherid en de gebroeders Perret, die de kern vormden van BVE-Batallón Vasco Español. Er waren nog wel vertakkingen (een soort tweede groep dus), maar die waren ondergeschikt aan de nucleus BVE. De opeisingen van de aanslagen gebeurde wel af en toe door de afzonderlijke groepjes, maar de meeste aanslagen werden opgeëist door BVE. Alle splintergroepjes moesten verantwoording afleggen aan dezelfde en ene organisatie, BVE.

Waarom die verwarring scheppen?

De bedoeling was verwarring te scheppen bij de bevolking en de indruk te geven dat er verschillende groepen aan het werk waren, blijkbaar zonder organisatie, zonder controle, zonder structuur, zodat politioneel ingrijpen bijna onmogelijk was. Een op voorhand bijzonder subtiele en uitgekiende strategie.

Een paar voorbeelden:

    • Opeising BVE: op 21 december 1978 wordt José Miguel Beñarán, "Argala" (ETA) vermoord.

    • Opeising AAA: op 6 mei 1979 wordt José Ramón Ansa Etxebarria (ETA) ontvoerd en vermoord.

    • Opeising BVE: op 2 augustus 1979 wordt José Ramón Ansa Echevarria (ETA) vermoord.

    • Opeising GAE: op15 januari 1980 wordt Carlos Saldise Korta (Gestoras Pro Amnistía) vermoord.

    • GAE-Grupos Armados Españoles.

B. Typologie van de acties

In 1971 was men gestart met de reorganisatie van de OCN-Oficina Central Nacional, die rechtstreeks aan de Staatsraad (Carrero Blanco) moest rapporteren. De OCN zou omgevormd worden tot de SECED- Servicio Central de Documentación. Kolonel José Ignacio San Martín, toen werkzaam in de OCN, werd op 9 december 1971 aangesproken om de leiding op zich te nemen. Hij werkte nieuwe plannen uit die zouden ressorteren onder een organisme dat hij CIDOD-Centro de Información y Documentación noemde, en rechtstreeks ondergeschikt zou zijn aan de regeringspresident zelf. Het groen licht werd door Carrero Blanco zelf gegeven op 22 januari 1972, en bij decreet 511/1972 werd op 3 maart 1972 SECED boven de doopvont gehouden. Kolonel José Ignacio San Martín werd directeur-generaal.

Vergeleken met de vorige tijdspanne zijn de objectieven van de aanslagen nu preciezer, alhoewel er naast de selectieve aanslagen ook ongedifferentieerde aanslagen waren. De selectieve aanslagen waren vooral gericht op de directie of de militanten van ETA, met hun aanhang; de ongedifferentieerde aanslagen waren gericht tegen de bevolking in het algemeen.

-Iparralde

Vooral gekenmerkt door gecontroleerd terrorisme van huurlingen. Het aantal aanslagen vergroot en de toegepaste selectiviteit resulteert in 6 dodelijke slachtoffers. De voorkeur gaat uit naar, in de eerste plaats, "Argala" en alle vermoedelijke medeplichtigen van de aanslag op Carrero Blanco, en de directe omgeving van ETA.

-Hegoalde

Ook hier is het aantal aanslagen met dodelijk gevolg gestegen,vooral gedurende de jaren 1979-1980 (22 doden in totaal). In het merendeel van de gevallen zijn de objectieven hoofdzakelijk personen uit de linkse abertzale en leden van de pro-amnestie organisatie.

De driehoek Andoain, Hernani, Errenteria wordt de "Tríangulo de la Muerte" genoemd, de driehoek van de dood. Ook Eibar en Ondarroa delen in de klappen. Hoeft het gezegd dat ook gewone burgers slachtoffers werden. De terreur moest immers opgedreven worden.

-Buiten Euskal Herria

Een bewijs dat die aanslagen zwaar gefinancierd werden en dat er een organisatie achter stak, is het feit dat ook buiten Euskal Herria aanslagen gepleegd werden (vraagt enorm veel geld):

28 juni 1979: Martín Eizagirre en Fernández Caro, leden van de PCE, worden in Parijs vermoord.

14 november 1980: Jokin Etxeberria en Espe Arana, leden van een hulpgroep voor vluchtelingen, worden in Venezuela vermoord.

José Miguel Beñaran Ordeñana "Argala"

1949 - 1978

De aanslag op “Argala” op 21 december 1978 was een wraakneming voor de moord op Carrero Blanco in 1973. “Argala” zou het commando geleid hebben dat de aanslag pleegde en zou zelf de explosieven geactiveerd hebben. Dat verklaart althans een ex-legerofficier die betrokken was bij de aanslag op “Argala”.

Het doodseskader was samengesteld uit 8 personen: 3 mariniers, 1 luchtmachtofficier, 1 burger, 1 officier van de Guardia Civil en 2 legerofficieren. Zij kregen logistieke steun van een lid van de ex-OAS met name Jean Pierre Cherid, een lid van het Argentijnse AAA met name Jose Maria Boccardo en een Italiaanse fascist met name Mario Ricci. Die laatste drie, gespecialiseerd in contraspionage en doodseskaders, hadden de opdracht gekregen “Argala” te lokaliseren, te schaduwen, te controleren, zijn gewoontes en gebruiken na te gaan en een veilige schuilplaats te zoeken voor het team. Hun opdracht heeft iets meer dan 6 maanden geduurd, ook omwille van het feit dat ze “Argala” wilden ombrengen op de verjaardag van de dood van Franco, 20 december. Er kwam een kink in de kabel omdat “Argala” net die dag niet 1 seconde buiten zijn huis was geweest. Dus werd het 21 december.

De explosieven die “Argala” gedood hebben, waren afkomstig van de Amerikaanse basis Torrejon of Rota.

Na de aanslag vertrok ieder lid op eigen manier terug naar Spanje. Het merendeel ging via Parijs, anderen via Nantes en Bordeaux. Een paar bleven in Frankrijk tot de bui overgewaaid was.

C. De houding van de Franse politie

In deze tijdspanne kunnen wij de houding van de Franse politie karakteriseren in een viertal punten:

    • passiviteit ten aanzien van de aanslagen van BVE

    • medewerking bij het angstig maken van de bevolking

    • een gevoelige stijging van aanhoudingen bij vluchtelingen

    • geen constante die ze direct betrokken waren in de vuile oorlog, maar wel zeer bereidwillig waren in het verstrekken van alle nodige gegevens om ETA-leden of sympathisanten te lokaliseren.

D. De aanhouding van Iturbide en Zabala

De tijdspanne 1978-1981 eindigt met de aanhouding van het BVE-commando Iturbide op 5 maart 1981, in een operatie geleid door Jesús Martínez Torres, politiecommissaris. Op 3 maart 1981 had dit commando te Andoain een militant van Herri Batasuna, Francisco Javier Ansa Cincunegui, vermoord. De uitvoerders waren Iturbide, Zabala en Medrano van BVE.

Merkwaardig is dat in het vonnis van 11 juni 1985 de Audiencia Nacional uitdrukkelijk laat vermelden, als bewezen feit, dat de veroordeelde personen hadden gehandeld op eigen initiatief.

E. Het niveau van de definiëring van de strategie en de operatieve planning

De afwezigheid van zowel journalistiek als juridisch onderzoek naar de aanslagen, doet vermoeden dat er weinig gegevens voorhanden waren. Het is bijzonder merkwaardig dat er maar 2 processen gevoerd werden voor Spaanse rechtbanken, met name:

    • de hierboven vermelde zaak Iturbe

    • en de zaak Hendayais (*)

Met andere woorden, het niveau 2 (het niveau van de definiëring van de strategie en de operatieve planning) had zijn strategie bijzonder goed voorbereid. Er was geen enkele concreet gegeven dat CESID (opvolger SECED) betrokken was bij de aanslagen. En toch kan men er van uit gaan dat, gezien de omvang van de operaties, het inwinnen van inlichtingen, en zo meer... er een militaire structuur moet achter gezeten hebben. Zeker als we weten dat vooral in Spanje de politiestructuren geschoeid zijn op een strenge militarisering.

(*) De zaak HendayaisOp 23 november 1980 wordt de bar Hendayais te Hendaya het voorwerp van een ongemeen hevig vuursalvo door de BVE. De bar werd gefrequenteerd door sympathisanten van ETA. Er vielen 2 doden, de arbeider José Camio en de gepensioneerde Jean Pierre Aramendi, maar geen van beide had ook maar enige uitstaans met ETA. Er waren ook nog 10 zwaar gewonden.

Commissaris Manuel Ballesteros García (die in 1976 Conesa vervangt bij de Brigada Central de Informaciόn) werd door de Audiencia Provincial de Guipúzcoa veroordeeld tot 3 jaar schorsing van zijn ambt en 100.000 peseta's boete, omdat hij weigerde mee te werken. Het Hooggerechtshof sprak hem vrij.

Hij weigerde de namen van 3 vertrouwelijke politieagenten vrij te geven. Die 3 waren, onmiddellijk na de aanslag op de bar, de grens overgestoken in een gestolen wagen met valse nummerplaten.

©foto's uit askatu.org

Wat we wel weten, is dat er een een onbetwistbare betrokkenheid bestaat op niveau 2 door de volgende organisaties:

    • CESID-Centro Superior de Información de la Defensa

    • CGI-Comisaría General de Información

    • GOSSI-Grupos Operativos del Servicios Secretos de Información (generale staf van de Guardia Civil, o.l.v. Saenz de Santamaria)

Toen Jean Pierre Cherid omkwam (hij stierf in 1984 toen een bom in zijn handen ontplofte) had hij een veiligheidspasje op zak van een lid van GOSSI). We kunnen hier ook niet achterwege laten dat Andrés Casinello, verantwoordelijke voor SECED, gepromoveerd werd tot chef van GOSSI-Grupos Operativos del Servicios Secretos de Información.

Nog moeilijker wordt het om aan te tonen of niveau 2 handelde op eigen houtje, ofwel gestuurd werden door Staatsorganismen, en politieke structuren in het bijzonder. We hoeven ons geen zorgen daarover te maken, want in de tweede periode 1982-1987 wordt die betrokkenheid pijnlijk evident bloot gelegd.

F. Een paar feiten

Januari 1980

Op zondag, 20 januari 1980, werd een bomaanslag gepleegd tegen de Bar Aldana in Alonsotegi. Vier personen (Liborio Arana Gomez, Manuel Santacoloma Velasco, Maria Paz Armiño en Pacificio Fica Zuloaga) verloren het leven, terwijl er 19 zwaar gewond raakten. De Staatsterroristen van het BVE (Batallón Vasco Español), de voorgangers van GAL (Grupo Antiterrorista de Liberación) eisten de aanslag op (en toch wordt de aanslag op veel websites toegeschreven aan ETA zelf!). Het politieonderzoek gebeurde door José Amedo die later een aantal zware veroordelingen opliep voor zijn rol in GAL! Amedo en zijn kornuiten kwamen met de mededeling dat de aanslag mocht toegeschreven worden "aan een gewapende, Baskische groep". Nooit werd er iemand geoordeeld, nooit iemand veroordeeld.

Juli 1980

Zes maanden later, op 23 juli 1980, ging er een bom af aan de ingang van een crèche in Bilbao: 3 doden. De crèche werd geleid door de vriendin van een gemeenteraadslid van Herri Batasuna in Zeberio.

November 1980

In november van hetzelfde jaar vielen huurlingen binnen in de bar Hendayais in Hendaia, aan de andere kant van de "staatsgrens". Hierbij werden José Camio en Jean Pièrre Harramendi gemitrailleerd.

Mei 1981

In Andalucía werden in mei 1981 drie "ETA-leden" neergeschoten. Nog diezelfde dag gaf minister van Binnenlandse Zaken Roson hiervan een erg verwarde uitleg. De drie jongemannen zouden levend verbrand zijn in hun wagen. Kort daarop kwam aan het licht dat de "terroristen" in vreselijke omstandigheden, onder meer met verbrijzelde armen en benen, door de Guardia Civil waren dood gefolterd. Een geënsceneerd verkeersongeval moest de drievoudige moord verbergen. Maar het ergste kwam nog: de drie hadden hoegenaamd geen uitstaans met ETA, ze waren zelfs geen Basken. Het waren drie Spaanse gastarbeiders die in Euskadi werkten en met vakantie waren in hun geboorteland. "Meneer de minister, waar zijn de benen van mijn zoon ?", vroeg de moeder van één van de slachtoffers aan Roson. De lijken hadden geen ledematen meer.

>>>>>>>>