Getuigenis José María "Txema" Auzmendi Larrate

"Op donderdag 20 februari 2003 bevond ik mij in Loyolaetxea (het huis van Loyola of het Jezuïetenhuis), in de wijk Gros, te San Sebastián, in de straat Calzada Vieja de Ategorrieta".

01:10u. Er werd aangebeld, en de deur was nauwelijks open of een aantal Guardia Civiles stormden Loyolaetxea binnen en zagen mij op de bovenverdieping staan. Na het vervullen van een paar formaliteiten lieten ze alle aanwezigen samenbrengen in de eetzaal, terwijl ze mij naar mijn kamer brachten. Het moet dan ongeveer 01:30u geweest zijn. Vier uren hebben zij er over gedaan om mijn papieren, en alles wat zich in mijn kamer bevond, te onderzoeken en te registreren. Twee leden van de gerechtelijke politie en 4 of 5 Guardia Civiles kweten zich van die taak. Wat ik erg vond, was dat ik al die tijd, met de handen geboeid op de rug, rechtop moest blijven staan. Toen de huiszoeking voorbij was, vroeg ik toelating om naar het WC te gaan voor kleine en grote behoefte. De kleine behoefte verliep gemakkelijk, mar de grote behoefte likte niet: de Guardia Civiles bleven constant dicht bij mij staan. Ik mocht dan nog exact 30 seconden een bezoek brengen aan de kapel, en nadien werd aanstalten gemaakt om het huis te verlaten. Er werden mij een paar vragen gesteld en gevraagd een document te ondertekenen, wat ik weigerde zonder het bijzijn van een advocaat. Nog altijd geboeid verlieten wij het Jezuïetenhuis. Op straat stonden meer dan 20 Guardia Civiles die de straat hadden afgezet met 4 grote patrouillewagens.

06:00u. Omstreeks 6 uur werd ik naar de zetel van Egunkaria gebracht, in de Calle Getaria, waar ik nog altijd geboeid ongeveer 2 uur getuige was van een huiszoeking. Er werd van alles meegenomen, o.a. computers.

08:00u. Omstreeks 8 uur werd ik in een patrouillewagen overgebracht naar Madrid, nog altijd met de handen op de rug geboeid en met het hoofd tussen de knieën, bedekt zodat ik niets kon zien. Na enige tijd werden de boeien eindelijk losgemaakt, en ik kon mijn armen weer op een normale manier laten rusten. Ik zat tussen twee Guardia’, het hoofd nog altijd bedekt, maar nu opgericht, en er ontspon zich een lange conversatie die zowat 4 uur moet geduurd hebben. Er werd over al het denkbare gepraat, zij stelden zonder ophouden vragen en ik antwoordde. Dit gebeurde allemaal op een heel correcte manier en ik kon me vrijuit uitdrukken. Ik vermoed dat zij een lijst met vragen en thema’s op mij afvuurden, want ik hoorde geritsel van papier. Het is ook mogelijk dat alles opgenomen werd. Er werd mij ook een koekje en wat water aangeboden. Ik kon dus niet klagen. De vragen hadden betrekking op Euskal Herria, religie, Egunkaria, Herri Irratia, Loyolaetxea, het Baskische conflict, ETA... enz. En zij waren bijzonder geïnteresseerd in mijn oordeel en opinie over deze thema’s.

Toen we Madrid naderden, werden de sirenes opgezet. Er werd nu aan hoge snelheid koers gezet naar de gevangenis, waar ik 5 lange en infernale dagen zou verblijven. Het was nu al nacht en ik vermoed dat het ongeveer 01:00u moet geweest zijn.

Van zohaast wij in de cel kwamen, werd ik van mijn soutane ontdaan. De 5 volgende dagen moest ik met het hoofd gebogen lopen en de ogen gesloten, uitgezonderd in de cel of als een wetsdokter ons kwam bezoeken. Vanaf nu zal de smaak, de geur, het geluid en het gevoel van het inferno mij niet meer loslaten: celdeuren of deuren van verhoorkamers werden met een enorme kracht toegeslagen, ieder uur volgde eenzelfde order: “Sluit de ogen, de voeten samen tegen de muur!”, voortdurend werd met sleutels gerammeld, verscheidene stemmen waren te horen,van mannen, van vrouwen, hoog, laag, geschreeuw…in mijn cel was er nog een persoon aanwezig. Ik herkende hem direct, Pello Zubiria. Verdriet en vreugde ter zelfde tijd.

De cel was 2x3x2,5 meter groot. Er brandde licht 24 uur op 24 uur. Een matras van piepschuim en twee dekens, dat was het. Een kleine en lage deuropening waar je gebogen doorheen moest. Ik hoorde ook namen roepen: Arantza (¿?), Otamendi (Oto verscheen me voor de geest), Jon Ander (¿?) en Torrealdai. Een jongere (Jon Ander?) begon te schreeuwen: “Laat mij met rust...Hou op!”. De Guardias Civiles maanden hem aan te zwijgen en sloegen er nog maar eens op los. Ze moeten hem waarschijnlijk een inspuiting gegeven hebben, want het bleef 2 uur stil. Dan begon het onophoudelijke geschreeuw opnieuw: “Breng me naar de rechter!”... tot ze hem met zijn hoofd tegen de deur sloegen. Vreselijk was het. Vreselijk en indringend. Een toestand van totale machteloosheid. Zonder uurwerk, zonder daglicht, zonder kussen, zonder laken, met op ieder moment vreselijke geluiden, de ogen geloten en het hoofd gebogen telkens iemand de cel naderde, zonder verversing van kleren, zonder douche, zonder het geluid van de straat…De indruk die ik kreeg, was dat ik op een plaats beland was die niemand kende, buiten de wereld, totaal hulpeloos en weerloos, met in mijn nabijheid personen die in alle willekeur konden handelen.

Ze kwamen mijn celgenoot Pello halen en brachten mij een broodje. Aangezien in de hele nacht niet geslapen had, was ik uitgeput en viel ondanks alle vreselijke geluiden in slaap, maar dat was van korte duur. Ze kwamen me halen, brachten mij naar boven, ik mocht het hoofd oprichten en de ogen openen…

Er werd mij verteld dat we in Madrid waren en hoe laat het was. Er werd mij gevraagd of ze me pijn hadden gedaan, of ik slecht behandeld werd, of ik ziek was…Na 5 minuten terug naar het inferno: “Sluit de ogen! Buig het hoofd”.

Noot: Er werd ons verboden met onze celgenoot te praten, en iedere keer er iemand binnenkwam, werd hieraan herinnerd. Ik was bezorgd, maar met een grote innerlijke rust. Ik had een gerust geweten, want ik had nooit ook maar iets te maken gehad met ETA.

Soto del Real, 27 februari 2003

Bron: javierortiz.net