Het Proces van Burgos

Aanleiding

Na de moord op ETA-militant Txabi Etxebarrieta Ortiz, op 7 juni 1968, besloot de ETA-leiding als vergelding de beruchte folteraar Melitón Manzanas González te executeren. Manzanas werd gedurende de burgeroorlog, in augustus 1936, gevangen genomen door de republikeinen en opgesloten in een burcht te Guadalupe. Hij werd er door de troepen van Franco bevrijd. Tijdens WO II was hij vertrouweling en medewerker van de Gestapo, waar hij de verfijnde technieken over het folteren aanleerde. Hij leverde ook Joden en vluchtelingen, die door mugalaris over de grens werden geholpen, uit aan de Gestapo.

Later werd hij politieman en klom op tot Chef Inspecteur van diezelfde politie. Zijn titels waren: “Inspector Jefe del Cuerpo General de Policía” en “Jefe de la Brigada Polítco-Social” in Irún. Hij had zich een stevige reputatie opgebouwd door de kreten van gefolterde Basken op band op nemen en ze daarna via een radiowagen in het dorp van herkomst van het slachtoffer te laten uitzenden. Voor het eerst trok een ETA-commando erop uit met de uitdrukkelijke bedoeling een vijand fysiek te liquideren (2 augustus 1968). Hiermee werd een nieuwe fase van de gewapende strijd ingeluid, die van de bewuste wraakpleging. De operatie werd "Operación Sagarra" ('sagar' betekent manzana in het Spaans, of appel) genoemd. De haat van een heel volk kristalliseerde zich in Manzanas. Het wachtwoord, voor de liquidatie van Manzanas, was: "La abuela ha muerto. Mañana funerales". (Oma is dood, morgen begrafenis). Javier Isko de la Iglesia zou de schoten gelost hebben na de woorden: "Manzanas, somos de ETA" (Manzanas, wij zijn van ETA).

Op 19 januari 2001 werd deze beruchte folteraar en Gestapovriend, via een Koninklijk Decreet, postuum gedecoreerd met het "Gran Cruz de las Víctimas del Terrorismo" (Groot Kruis voor slachtoffers van het terrorisme) door de "democraten" van de Spaanse regering. In maart 2003 werd de Ley 32/1999 aangepast: "Het Gran Cruz de las Víctimas del Terrorismo kan in geen enkel geval worden toegestaan aan diegene die in zijn persoonlijk of professioneel traject, waarden vertegenwoordigt die in tegenstrijd zijn met de Grondwet en met de Rechten van de Mens". Daarop tekende de PNV, ook in maart 2003, beroep aan tegen de postume decoratie, maar het Hooggerechtshof verwierp dit beroep. In april 2004 werd nog een beroep verworden, ingediend door IU-Izquierda Unidad of Verenigd Links, en op 3 februari 2008 werd nog een beroep afgewezen, nu ingediend door de Catalaanse Associació Catalana per a Defensa dels Drets Humans.

Op 2 augustus 1968, en als antwoord op Txabi Etxebarrieta's dood, werd uiteindelijk besloten om de Francogezinde politieagent Melitón Manzanas González te vermoorden, die werd doodgeschoten toen hij de trap van zijn huis "Villa Arana" in Irún (Guipúzcoa) opliep.

Toen de ETA de aanslag opeiste via de Belgische televisie, verklaarde ze dat zij "een veroordeling van het volk had voltrokken". In hetzelfde communiqué verklaarde de ETA dat: "Onze strijd, die van het werkende Baskische volk, kan niet meer gestaakt worden totdat Euskadi echt vrij is. Wij zullen doorgaan zolang het volk ons helpt, steunt en wil dat wij doorgaan..."

De aanslag op Melitón Manzanas werd de aanleiding tot het uitroepen van de noodtoestand in Gipuzkoa en Bizkaia (Rapport Martutene 1968) en het vertreksein van een klopjacht op al wie er maar van verdacht werd connecties te hebben met ETA. Na de moord werden er veel aanhoudingen verricht onder de leden van ETA, waaronder vermeldenswaard die van Javier Izko de la Iglesia, die ervan werd beschuldigd de dader van de moord op de politieagent te zijn. Tegelijk met Izko werden nog andere personen aangehouden en aangewezen als verantwoordelijken voor die aanslag. Deze ETA-leden waren degenen die terechtstonden tijdens het beruchte "Proces van Burgos", waar tijdens de behandeling van de zaak, in 1970, zes van hen tot de doodstraf werden veroordeeld (waarvan 3 tweemaal de doodstraf kregen), hoewel dit later, onder druk, door het Staatshoofd tot levenslange gevangenisstraffen werd omgezet. De veroordeelden van Burgos werden niet terechtgesteld ten gevolge van de enorme druk vanuit het buitenland. Franco schonk ze toen genade "als teken van sterkte" (zo werd het letterlijk gezegd), terwijl het net het omgekeerde was.

Omstandigheden

De ETA-verdachten die voor het “Tribunal Militar de Guerra”, oorlogstribunaal, in Burgos verschenen, vielen onder de toepassing van een wet van 1943 bepalende de "Rebelión Militar, Bandidaje y Terrorismo" (Militaire Rebellie, Banditisme en Terrorisme), geregeld in de "Código Penal" (strafwetboek) van 1944 en herzien op 21 september 1960, met de creatie van het "Tribunal de Orden Público". In 1964 werd die wet buiten werking gesteld en werd de mogelijkheid voorzien dat burgerlijke rechtbanken vanaf nu politieke misdrijven zouden behandelen.

Nochtans werd een paar dagen na de executie op Melitón Manzanas, op 16 augustus 1968, een decreet goedgekeurd die o.a. artikels 2 en 3 van de “Wet op Banditisme en Terrorisme” terug in het leven riep.

Artikel 2

“Worden als verdachten van militaire rebellie beschouwd, overeenkomstig…..

  1. Zij die valse en tendentieuze berichten verspreiden met de bedoeling de openbare orde te verstoren, …, schade toebrengen aan het prestige van de Staat, de instellingen, de regering, het leger en de autoriteiten;

  2. Zij die met om het even welk middel zich verenigen, samenzweren of deelnemen aan bijeenkomsten, conferenties of manifestaties met als doel wat in vorige paragraaf beschreven werd. Worden op gelijk hoogte gesteld: complotten, stakingen, sabotagedaden en gelijkaardige acties;

  3. ….”

Artikel 3

“Zij die, …, gewapende groepen vormen met het oog op diefstal, banditisme of subversie, zullen gestraft worden met:

    1. De doodstraf:

      1. Voor de chef van de bende

      2. De medeleden die op welke manier dan ook medeplichtig zijn geweest, of van ver of van dichtbij medewerking hebben verleend;

  1. Met opsluiting, zonder mogelijkheid op amnestie, voor diegenen die delicten hebben gepleegd voorzien bij deze wet;

  2. Met opsluiting, zonder mogelijkheid op amnestie, voor anderen die niet vermeld zijn in vorige nummers.”

De militaire jurisdictie (oorlogstribunaal) kon hierdoor opnieuw politieke zaken behandelen. Vanaf dat moment nam de Capitanía General van Burgos de teugels in handen. Het resumé van “Sumario 31/69”, dossier 31/69, omvatte 5000 bladzijden. Daarin werden 16 al aangehouden Etarras en nog een aantal verbannen Etarras in staat van beschuldiging gesteld.

De beklaagden

De enige gegevens waarover de rechtbank met zekerheid kon beschikken, was: “De heer Manzanas had veel vijanden, en werd op 2 augustus 1968 terechtgesteld”.

Er werd een soort reconstructie gehouden, waaruit volgende bewijsmateriaal werd gedistilleerd: “Op 15 juni 1968 had in het huis van een geestelijke, Don Amadeo Rementeria Basterretxea, te Zeberio een ontmoeting waarbij unaniem beslist werd inspecteur Manzanas om te brengen.”

Xabier Izko, uit Berango, 29 jaar

Xabier Larena, uit Sestao, 25 jaar

Jokin Gorostidi (*3), Tolosa, 26 jaar

Mario Onaindia (*2), uit Ataun, 29 jaar

Unai Dorronsoro, uit Ataun, 29 jaar

Enrique Gesalaga, uit Eibar, 27 jaar

Anton Karrera, uit Amezketa, 29 jaar

Goio López Irasuegi, uit Bilbo

Teo Uriarte (*1), uit Gasteiz, 25 jaar

Itziar Aizpurua, uit Deba, 27 jaar

Bittor Arana, uit Bilbo, 27 jaar

Julen Kalzada, uit Busturia, 35 jaar

Jone Dorronsoro, uit Ataun, 31 jaar

Josu Abrisketa, uit Miravalles, 21 jaar

Jon Etxabe, 37 jaar

Arantza Arruti, 24 jaar

(*1) "Teo" Uriarte staat nu zelfs aan de hele andere kant. Onlangs, juli 2005, stond hij in "El Diario Vasco" met zijn 'memoires': "Mirando atrás – De las filas de ETA a las listas del PSE."

(*2) Mario Onaidia zou later opklimmen tot in de top van de PSOE en is inmiddels overleden.

(*3) Jokin Gorostidi is op 25 april 2006 overleden als gevolg van een hartstilstand.

Xabier Izko wordt ervan beschuldig de auteur te zijn van de aanslag op Melitón Manzanas. Teo Uriarte, Jokin Gorostidi, Xabier Larena, Unai Dorronsoro en Mario Onaindia worden beschuldig van aanzetting tot moord. In de militaire jurisdictie is er geen tussenweg: de aangevoerde bewijzen worden ofwel aanvaard, ofwel verworpen bij beslissing van de militaire onderzoeksrechter.

De Código Militar voorziet slecht 4 uur speling vóór het begin van de Krijgsraad om de verdedigers toe te laten het beknopt verslag te lezen. Uitzonderlijk mochten de advocaten het resumé van dossier 31/69 inkijken vanaf begin november.

Het proces

Donderdag, 3 december 1970

De aanvang van het proces greep plaats onder politieke hoogspanning. Naast clandestiene propaganda-acties, werd op 1 december 1970 de Duitse consul Eugen Beihl ontvoerd. Zestien personen begonnen een hongerstaking in de lokalen van UNO. De weg Madrid-Burgos werd afgesloten en het verkeer werd omgeleid. Speciale troepen, gewapend met mitrailleurs, namen posities in binnen de Capitanía Militar, terwijl buiten de Guardia Civil, de Cuerpo General de la Policía en de Gewapende Politie alles hermetisch hadden afgesloten. Iedereen die zich naar het proces begaf, werd geregistreerd. De beklaagden werden in geblindeerde combi’s naar de rechtzaal geleid, geëscorteerd door gewapende politie met mitrailleurs en zij waren voorzien van helmen en gasmaskers. De beklaagden mochten tijdens de overbrengen niets anders dan Castilliaans praten.

Het bezwaar van de verdediging dat het proces volgens het strafwetboek voor een gewone rechtbank moest behandeld worden, werd afgewezen. Ook de vraag om de handboeien te verwijderen, werd afgewezen. Na nog een paar incidenten – een persoon werd weggeleid omdat hij de krant zat te lezen (belediging Hof), de afgewezen vraag van de verdediging om de microfoons tijdens overleg, af te sluiten… - werd de aanklacht voorgelezen. Dat duurde de hele dag.

Vrijdag, 4 december 1970

Om 09.20 u werd de zitting gestart. De beklaagden bleven geboeid en dit tot het einde van het proces. Er werd geredetwist over de contacten tussen ETA en socialistische landen zoals Albanië en Tsjecho-Slowakije; er werd beweerd dat er contacten waren met de ambassadeur van de Volksrepubliek China in de ambassade van Den Haag (China had daar geen ambassade!). Meerdere malen werd de verdediging het woord ontnomen en de voorzitter gaf het bevel alleen te spreken als hij daartoe de toestemming had gegeven. De repliek was dat het recht op het woord geen prerogatief was van een voorzitter van het Hof. Die antwoordde op zijn beurt dat een herhaling van spreken zonder toestemming zou beschouwd worden als “ongehoorzaamheid”. De verdediging vroeg of dit een waarschuwing of een intimidatie was. Het antwoord van de voorzitter: “Intimidatie”. De vraag van de beklaagden om de tape die op hun oren gekleefd was, te verwijderen, werd afgewezen.

Na de middag riep de verdediging een persconferentie samen. De verdedigers uit Donostia, Castells en Juan María Bandrés informeerden over een dreigbrief die ze hadden ontvangen. Op vraag van een journalist antwoordden zij ook dat de twee priesters onder de beklaagden, die een gelijke behandeling gevraagd hadden, toch een ietwat betere behandeling hadden gekregen, maar dat hen geweigerd werd de mis op te dragen. De verdediging verklaarde ook een bezwaarschrift te hebben gestuurd naar de “Consejo Superior de Justicia Militar” te Madrid, omwille van het feit dat ze voortdurend onderbroken werden.

Bij het verlaten van de persconferentie werd hen gemeld dat een uitzonderingstoestand over Euskadi was uitgeroepen voor de duur van 3 maanden.

Zaterdag, 5 december 1970

Omwille van de uitzonderingstoestand was het voor de verdediging bijzonder gevaarlijk om uitspraken te doen en vroegen daarom de verdaging. Dit werd geweigerd. Het Openbaar Ministerie begon met de voorlezing van zijn aanklacht. De dodelijke projectielen waren afkomstig uit een pistool van Tsjechische fabricatie, kaliber 7,65 “Zor”. Volgens de aanklager werd dit pistool ook vroeger aangetroffen bij Izko, op het ogenblik van zijn aanhouding in 1969 bij een mislukte bevrijdingspoging op de gevangenis van Pamplona. Dus moest Izko wel de eigenlijke schutter geweest zijn. De verdediging toonde aan dat in de stukken met betrekking tot de aanhouding van Izko en Lόpez Irasuegi op verdenking van moord op Manzanas, helemaal geen sprake was van dat wapen, dat er zelfs geen wapen gevonden werd. Ook de confrontatie tussen de weduwe en de dochter van Manzanes en een groep van zes gaf geen uitsluitsel.

  1. Op 4 augustus 1968 hadden de vrouwen op basis van een 100-tal foto’s een andere dader aangeduid dan Izko.

  2. Op 21 mei 1969 werden de vrouwen naar de cel gebracht waar Izko met twee andere gedetineerden verbleef, en ze herkenden Izko. Intussen hadden de kranten bijna dagelijks zijn foto afgedrukt en hem al bij voorbaat veroordeeld.

  3. Op basis van dat ene feit werd Izko in september 1969 aangeklaagd als dader.

Gedurende de zitting werden dan ook meermaals bezwaren door de verdediging ingediend. De verdediger van priester Jon Etxabe beschreef daarop de folteringen die zijn cliënt had doorstaan, maar het Hof wees dit van de hand als zijnde geen materie voor deze rechtszaak.

Zondag, 6 december 1970

Vandaag starten de verhoren. De eerste die aan beurt komt, is Josu Abrisketa, verdedigd door Solé Barbera. Hij verklaart arbeider te zijn, zoon van arbeiders en militant van ETA omdat dit de enige revolutionaire organisatie is die zich het lot van de arbeiders werkelijk aantrekt. Als hij wil verder gaan over de 8 dagen dat hij gemarteld werd, onderbreekt de voorzitter hem. Hij erkent een vlugschrift te hebben verspreid met als titel “Melitόn Manzanes ajusticiado” (MM terechtgesteld), een kopieermachine te hebben ontvreemd en dat hij een pistool droeg bij zijn aanhouding. Alle andere feiten, die hij onder foltering (zelfbeschuldiging) had afgelegd, ontkende hij.

Na de middag was Itziar Aizpurua aan beurt, verdedigd door Letamendia. Ze weigerde op de vragen van de rapporteur te antwoorden, maar was wel bereid de vragen van de aanklager te beantwoorden. Ze sprak over de ernstige situatie van het onderwijs in Euskadi, ze klaagde het geweld aan op kinderen die een vreemde taal opgelegd werden. Een lid van het tribunaal beschuldigde haar daarop van belediging van Spanje en van het leger, waarvan hij het uniform droeg. Advocaat Etxebarrieta kwam tussenbeide en bestempelde het proces als politiek. De beklaagden moeten hun motieven kunnen verdedigen. Hij wees ook op de zelfbeschuldiging die afgelegd werd onder foltering.

Vervolgens was het de beurt aan Bittor Arana, verdedigd door Peces-Barba. Hij verklaart hij hoe bij zijn thuiskomst opgewacht werd door de politie die zich binnenshuis verstopt had en hem, zonder waarschuwing, trakteerde op een paar schoten. Terwijl hij nog kermend op de grond lag, werd hij ondervraagd. De verdediger haalde het bezwaar van huisvredebreuk aan en wilde seponeren, wat uiteraard geweigerd werd. Arana klaagde de culturele, economische en sociale onderdrukking van Euskadi aan. Hij verklaarde dat hij, terwijl hij in het hospitaal lag, overgebracht werd naar Teo Uriarte voor een confrontatie, en die zo toegetakeld was dat hij hem alleen aan zijn stem herkende. Hij verklaarde tot slot akkoord te gaan met het politiek programma van ETA.

De priester Julen Kalzada, die verdedigd werd door Artemio Zarco, verklaarde niet tot ETA te behoren, maar dat zijn huis altijd openstond voor iedereen, vooral voor militanten van ETA om zij de enigen zijn die het best het Baskisch probleem begrijpen. Hij verwees daarbij naar humanitaire en religieuze motieven, en beriep zich op het evangelie.

Het resultaat van de verhoren was niet te voorzien. De internationale pers bracht uitvoerig relaas van de aanklachten van de folteringen. De consequenties hiervan zouden niet lang op zich laten wachten.

Maandag, 7 december 1970

De zitting wordt verdaagd naar de namiddag en uiteindelijk tot de volgende dag. De doorzichtige reden zou de ziekte van een lid van het tribunaal zijn. De internationale pers interpreteert de verdaging terecht als een politieke ingreep, die zich uiteindelijk tegen het regime zal keren. De burgerlijke gouverneur van Burgos vaardigt een maatregel uit waarbij de advocaten de meest strikte limieten worden opgelegd in hun onderhoud met de pers (zeg maar censuur). Hiermee bewijst de gouverneur zelf dat de verdaging politiek geladen was. Dat zal wel zijn bedoeling niet geweest zijn.

Dinsdag, 8 december 1970

De zitting wordt opnieuw gestart. De weerklank in de internationale pers heeft zijn weerslag in de rechtszaal De woordenstrijd wordt er heviger op, maar de verdediging blijft uiteindelijk het slachtoffer omdat zij te pas en te onpas worden onderbroken. Bij de ondervraging van de zes die de doodstraf riskeren wordt gevraagd op ze militanten van ETA zijn. Het antwoord is JA! Met uitzondering van Izko werd gevraagd of ze deelgenomen hadden aan de terechtstelling is het antwoord NEEN! Aan Izko wordt gevraagd of hij Manzanas heeft terechtgesteld. Het antwoord is NEEN! Ze verklaren allemaal gemarteld te zijn geweest. De voorzitter is furieus en laat bijna geen enkele beklaagde uitspreken. Tijdens het verhoor van Dorronsoro Zeberio roept iemand uit de zaal: “Dat is de moordenaar!”. De verdediging vraagt de identificatie en de verwijdering, maar dit wordt geweigerd.

De situatie wordt meer en meer gespannen. De verdedigers kunnen nog met moeite aan het woord komen en sommige beklaagden beroepen zich op het statuut van krijgsgevangene: “Als krijgsgevangene beroep ik mij op de Conventie van Genève van 1949, geratificeerd door de Spaanse Staat. Volgens die conventie ben ik enkel verplicht mijn naam en mijn graad kenbaar te maken.” Nadat de zes “verhoord” werden, wordt de zitting gesloten.

De doodstraf, die hen te wachten stond, hield de zes niet tegen om in de rechtszaal het “lied van de Baskische Soldaat”, het “Eusko Gudariak” te zingen. Om als beklaagde het proces te gebruiken in hun voordeel en het bloedige regime van Franco aan te klagen. De hele wereld was getuige van die moedige mannen en van het misprijzen en de haat van de Spaanse Staat voor een volk dat opkomt voor zijn rechten.

Woensdag, 9 december 1970

Het Proces van Burgos is ten einde. Het verdict zal bekend gemaakt worden op 28 december 1970.

Wederwoord van de bevolking

Het wederwoord van de bevolking was van doorslaggevende aard. Op 2 december 1970 riepen verscheidene organisaties op tot een algemene staking: nationalisten, werknemers, antifranquisten, studenten, zaakvoerders, cafébazen, enz. Vanaf dat ogenblik waren er dagelijks nooit geziene, grote en gewelddadige manifestaties. Het luchtruim werd bezoedeld door tientallen overvliegende politiehelikopters. Het leek op een staat van beleg.

Ook in Europa groeide het verzet tegen het proces van Burgos: Frankrijk, Duitsland, Zwitserland, België, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Engeland en Italië kwamen in actie en diverse protestmanifestaties werden op het getouw gezet.

Iets later volgden ook Amerika, Argentinië en Venezuela. Als gevolg van die geruchtmakende zaak, en gezien het feit dat Spanje nog een dictatuur was, begon ETA sympathisanten onder het merendeel van de Basken te vinden, en die gevoelens werden zelfs tot over de landsgrenzen gedeeld, waardoor zij door enkele landen zelfs steun en waardering kregen.

Het verdict

Op 28 december werd het vonnis tegen de 16 van Burgos uitgesproken met straffen die hoger lagen dan wat het openbaar ministerie had gevorderd: 6 doodstraffen voor Xabier Izko, Teo Uriarte, Jokin Gorostidi, Xabier Larena, Unai Dorronsoro en Mario Onaindia (waarvan er 3 tweemaal de doodstraf kregen, waaronder Jokin Gorostidi) en de rest kreeg 519 jaar opsluiting. De verdedigende advocaten weigerden te ondertekenen. Onder immense internationale druk wijzigde Franco op 31 december de doodstraffen in levenslang. In 1977 kwam het merendeel van de veroordeelden vrij ter gelegenheid van een algemene amnestie.

Een paar boeken

Kepa Salaberri, El proceso de Euskadi en Burgos, Ruedo Iberico, Paris, 1971

Gisèle Halimi, Le procès de Burgos, Gallimard, Paris, 1971

Federico de Arteaga, ETA y el proceso de Burgos, Aguado, Madrid 1971

Lurra, Burgos: juicio a un pueblo, Hordago, San Sebastian, 1978

>>>>>>>>