Izko de la Iglesia

06 juni 1977

Op 6 juni 1977 komen twee militanten van ETA aan op de militaire luchthaven van Oslo: Francisco Xabier Izko de la Iglesia (1), tweemaal ter dood veroordeeld in 1970 voor de aanslag op Melitón Manzanas en José Antonio Garmendia Artola, ter dood veroordeeld in 1975 voor de aanslag op de Guardia Civil Gregorio Posada (2). Hun doodstraf werd onder internationale druk door Franco omgezet in levenslang en in 1977, als gevolg van de amnestiewet, werden zij verbannen naar Noorwegen..

(1) Xabier Izko de la Iglesia is in 1941 te Berango geboren. Hij was actief militant van ETA sinds 1963 en was getrouwd met Jone Dorronsoro (veroordeeld in het Proces van Burgos), zuster van Unai Dorronsoro (veroordeeld in het Proces van Burgos). Izko de la Iglesia werd als sleutelfiguur beschouwd bij de aanslag op Melitón Manzanas in 1968, en werd veroordeeld tot tweemaal de doodstraf.

In januari 1969 probeerde Izko de la Iglesia, samen met Gregorio López Irasuegui, de echtgenote van deze laatste, Arantxa Arruti, te bevrijden uit de gevangenis van Pamplona. Een kogel, afgevuurd door een Guardia Civil doorboorde zijn borst. Na een aantal dagen (tussen leven en dood) werd hij in diezelfde gevangenis van Pamplona opgesloten met een straf van 40 jaar. In december 1970 werd hij dan op het Proces van Burgos ter dood veroordeeld (twee maal).

(2) Eerste korporaal van de Guardia Civil Gregorio Posadas Zurrón, afkomstig uit Villaferueña (Zamora), kwam op 3 april 1974 te Azpeitia (Gipuzkoa) om in een aanslag. José Antonio Garmendia Artola "El Tupa" en Francisco Javier Aya Zulaica "El Trepa", de daders, waren 10 dagen voor de aanslag met een bootje (buitenboord) aangemeerd dichtbij de vuurtoren van Fuenterrabía.

Een beperkte groep van 12 personen, waaronder de voorbije dagen uitgewezen Iñaki Sarasketa, heette hen welkom. Met een Hercules van de Spaanse Luchtmacht waren ze op het militaire vliegveld van Getafe opgestegen, onder begeleiding van 5 politiefunctionarissen. Zij werden overgedragen aan de vertegenwoordiger van het Noorse Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Bij hun eerste verklaring aan een paar Spaanse en Noorse journalisten vertelden zij dat ze na 8,5 jaar gevangenis heel tevreden waren om vrij te zijn, maar betreurden het dat ze niet naar Euskadi konden terugkeren, maar zij hadden geen ander alternatief. Zij waren tevreden over hun begeleiders die zich correct hadden opgesteld, maar weren niet te spreken over de eerste jaren van hun gevangenschap omwille van de mishandelingen die ze hadden moeten ondergaan, moreel en fysiek.

07 juni 1977

Met weldoordachte zinnen en afgewogen woorden staat Izko de la Iglesia in een centraal gelegen restaurant te Oslo de pers te woord. Hij vertoeft in het gezelschap van José Antonio Garmendía Artola, Iñaki Sarasketa en diens echtgenote:

“Ik heb commissaris Manzanas niet vermoord. Hoewel ik tijdens die periode de leider was van ETA-militar, en hoewel ik mijn volledige solidariteit betoon met deze actie, wil ik onderstrepen dat ik niet aanwezig was bij de actie te Irún en bijgevolg niet kan gevuurd hebben. Nochtans ben ik hiervoor twee maal ter dood veroordeeld. Ik wens mij niet uit te spreken over de Krijgsraad van Burgos. Dat is voorbij en de geschiedenis zal over dat proces oordelen. Ik wil ook niet praten over een biografie, omdat ik niet in het verleden wil graven. Wij waren met 16 in Burgos en zijn nu allemaal vrij, hoewel het merendeel verplicht in het buitenland moet verblijven. Ik wil alleen aan de toekomst denken. Ik wil ook niet over ETA praten. Ik ben een voormalige antifascistische strijder en ik bevind mij in de onmogelijkheid om politieke verklaringen af te leggen, want ik heb 8,5 jaar in de marge van de politiek geleefd en ben dus slecht geïnformeerd over de huidige Spaanse realiteit. Ik ontken, noch bevestig dat ik nu nog tot ETA behoor, hoewel ik mij nauw verwant voel. Ik wil wel mijn dankbaarheid uitdrukken voor de strijd in Baskenland, voor diegenen die ons uit de cel hebben gekregen en ik hoop zo spoedig als mogelijk om terug te keren naar mijn vaderland om de strijd verder te zetten. Ik wil niet terugkeren als een revolutionair of als actief militant, ik wil één van de velen zijn. Ik ben er trots op tot ETA te hebben behoord. Wij beschikten over weinig middelen, wij hebben fouten gemaakt, maar zonder fouten raak je nooit verder. De enige optie die wij in de jaren 60 hadden, was de gewapende strijd, met alles wat dit vertegenwoordigde. Vandaag, ik word 36 jaar, heb ik er mijn twijfels over of deze methode nog wel doeltreffend en positief is. Ik wil er aan toevoegen dat ik niet de minste wraakgevoelens heb.”

Bij José Antonio Garmendía Artola zijn de littekens nog duidelijk zichtbaar. Een kogel afgevuurd door een Guardia Civil doorboorde zijn hoofd. Het gebeurde in 1974 in de omgeving van San Sebastián. Bij die gelegenheid was hij op weg met andere Etarras om iemand (naar het schijnt naaste familie van de huidige koning Juan Carlos) te ontvoeren te Zarautz. Bij een controle door de Policía Armada (gewapende politie) werden zij onderschept. Hij kon nog even op de vlucht slaan, maar werd door de eveneens aanwezige Guardia Civil neergeknald. Na een verblijf in de ziekenboeg van de gevangenis van Carabanchel, werd hij beschuldig van de dood op de Guarida Civil, Posadas Zurrón (zie hoger). Ook Otaegi (*) werd van deze aanslag verdacht en veroordeeld.

(*) Angel Otaegi werd in 1942 geboren in Nuarbe (provincie Gipuzkoa). Op zijn 20ste was hij militant van EGI (de jongerenorganisatie van de toen nog in de clandestiniteit levende Baskische Nationalistische Partij, PNV), waarvoor hij de propaganda verzorgde, maar vrij snel stapte hij over naar het arbeidersfront van ETA. Op 18 november 1974 werd zijn huis door de politie omsingeld. Hij werd, samen met Garmendia, beschuldigd van een dodelijke aanslag op een Guardia Civil in Azpeitia. Tot 15 april 1975 zat hij in de gevangenis van Martutene (Donostia) waarna beiden werden overgebracht naar Burgos voor het proces voor de Krijgsraad.

Op 26 september ondertekende Franco, zelf meer dood dan levend, het vonnis, samen met dat van Jon Paredes Manot, “Txiki” en drie leden van FRAP. Otaegi werd door de 7 aanwezige politiemannen verplicht in het Spaans afscheid nemen van zijn Baskischtalige moeder. Hij wilde geen biecht, geen begrafenis en de laatste uren bracht hij alleen door omdat hij geen "vertegenwoordiger van het staatskatholicisme" wilde zien.

Om 8 u.30 werd Otaegi door vrijwilligers van de Spaanse Politie geëxecuteerd in de tuin van de gevangenis van Villalón (Burgos). Het dorpje Nuarbe werd, bij de begrafenis, door de Spaanse strijdkrachten bezet, maar dit belette niet dat de mensen te voet door de bergen een laatste groet kwamen brengen. De Baskische vlag op het graf werd gedurende weken elke dag door de Guardia Civil verwijderd, maar ‘s nachts teruggeplaatst.

Het graf van Otaegi te Nuarbe