Popo Larre

DE AFFAIRE LÉON: NON DA POPO? Waar is Popo?

Jean-Louis Larre "Popo" werd geboren te Heleta (Hélette) op 6 april 1962. Al zijn vrienden noemden hem “Popo”. Vanaf de adolescentie lag zijn engagement in de verdediging van de Baskische cultuur. Hij maakte deel uit van de dansgroep “Arrola” en van de rugbyploeg van zijn geboortedorp Hélette en nam deel aan het culturele en sportieve leven van Baigorri. Hij was ook een formidabele acteur en trad als dusdanig toe tot de toneelvereniging "Xirristi Mirristi", gevestigd in Baiona. Hoewel hij afstudeerde in de elektronica en met dit diploma zijn eerste beroepsjaren begon, was hij ook leraar bij AEK-Alfabetatze Euskalduntze Koordinakundea (een organisatie, opgericht in 1980, die er voor ijvert om het 'Euskara', de Baskische moedertaal, terug over heel Euskal Herria kenbaar te maken en aan te leren).

Dit culturele parcours en zijn gehechtheid aan het Euskara brachten hem er toe zich politiek te engageren om de rechten van zijn volk te verdedigen. Hij trad toe tot Iparretarrak (IK, die van het Noorden). Het jaar 1983 was voor Iparretarrak een bijzonder belangrijk jaar, zowel op het vlak van gewapende acties (alleen aanslagen op gebouwen), als op het vlak van politieke reflexie. Het is het jaar dat “autonomie” op de politieke agenda geplaatst werd, “autonomie” als eerste stap naar de bevrijding van het Baskische volk. Op vandaag is de totaliteit van de Abertzalebeweging en een groot deel van de bevolking zich bewust van de noodzaak om een specifiek instituut voor Pays Basque Nord te installeren en om maatregelen te nemen ten gunste van het Euskara. Hoewel de gewapende acties van Iparretarrak alleen bedoeld waren om de problemen van Baskenland in de kijker te plaatsen, reageerde de Franse overheid met botte repressie.

De Affaire Léon

Op 7 augustus 1983 greep in de omgeving van camping “Lou Pantaou” te Léon (in de Landes tussen Bordeaux en Baskenland)) een vuurgevecht plaats. Er was een confrontatie aan de gang tussen militanten van Iparretarrak en twee Franse gendarmen. Eén gendarme werd gedood en de andere gekwetst. Voor de confrontatie goed en wel losbarstte, vluchtte Popo Larra weg, en het laatste wat zijn kompanen van hem zagen, was dat hij verdween in de bossen van Léon.

Gedurende verscheidene maanden werd niets maar van Popo gehoord. In de kranten verscheen het verslag van het gerechtelijk onderzoek, dat volledig te wensen overliet. In feite is er nooit een onderzoek geweest, en als er al één geweest was, werden de feiten in de doofpot gestopt. Iparretarrak verspreidde een communiqué waarin de gendarmerie beschuldigd werd Popo gearresteerd te hebben en hem definitief van de aardbol te hebben doen “verdwijnen”. Hierop werd de familie uitgenodigd om het “officiële” dossier in te kijken. In dat dossier stond dat “mysterieuze” getuigen Popo nog naderhand gezien hadden. Geen namen, geen omstandigheden, niets concreets. De verdediging van de familie vroeg om alle ‘plans d'eau’ en ‘lacs’ van de regio te onderzoeken (en er zijn er veel daar). Er gebeurde echter niets. De tijd verstreek. Er werden foute elementen ontdekt in het dossier. De ene onderzoeksrechter werd vervangen door een andere. Nooit komt er nog duidelijkheid in deze zaak, en hierdoor wordt de thesis van moord (en opruiming) alleen maar bevestigd.

Op 31 maart 2000, 17 jaar na de feiten, doet justitie in Parijs uitspraak in de "Zaak Léon". Filipe Bidart krijgt 20 jaar, Gabi Mouesca 15 jaar en Totte Etxebeste 4 jaar. Tijdens dit proces was er veel tumult rond de verdwijning van Popo Larre. " Non da Popo? (Waar is Popo?). Popo Larre is vanaf de start van het vuurgevecht van de aardbodem verdwenen. De "huissier" dreef op de opening van het proces, op 22 maart 2000, het cynisme ten top met de vraag: "Is Monsieur Jean-Louis Larre aanwezig?" Naast Spanje, in de zaak "Lasa en Zabala", stond hier de Franse Staat voor schut.

Non da Popo?

Dit jaar 2008 zou Popo 46 jaar geworden zijn, maar niemand weet na die 25 jaar exact wat er met hem gebeurd is. Niemand weet waar hij zich bevindt en in welke staat. Daarom de oproep: “Waar is Popo? Non da Popo?”

De jongen uit Hélette drong al vluchtend een bos binnen in de omgeving van een camping te Léon, waar hij een paar minuten eerder getuige was van een confrontatie tussen agenten van de Gendarmerie en een commando van Iparretarrak, waartoe hij ook behoorde. Een Franse agent overleed en de tweede werd licht gewond aan de hand. De drie overgebleven leden van het commando slaagden er in te ontsnappen met de Renault4, de dienstwagen van de gendarmen.

Onmiddellijk na dit voorval werd een grootscheepse politieoperatie (“Plan Epervier”) op het getouw gezet. Met een regiment gendarmen en speciale interventietroepen, vergezeld van speurhonden en ondersteund door helikopters, werden kilometers bos omsingeld. Het bos waar Popo voor het laatst, als vluchtend, was opgemerkt.

Hiermee werd één van de meest obscure episoden geopend waaraan Euskal Herria het hoofd moest bieden. De reconstructie van de feiten en enkele gegevens die pas jaren later bekend raakten, brachten aan het licht dat de Franse gewapende politie, een paar ogenblikken voor de confrontatie, een militant van Iparretarrak had gearresteerd. Bij hem werd een briefje gevonden waarop het adres van de camping “Lou Pantaou” te Léon neergeschreven was. Er was ook een anoniem telefoongesprek geweest naar de Gendarmerie, die daarop twee agenten naar de plaats stuurde om de militanten te onderscheppen.

Zeventien jaar na de feiten, zonder dat er ooit een doeltreffend onderzoek gebeurde naar de verdwijning, startte te Parijs op 22 maart 2000 in een speciaal Hof een bizar proces tegen de vier militanten van Iparretarrak. De enige reden dat het tot een proces is gekomen, was de druk en de hardnekkigheid van de familie van de overleden gendarme. Zij wilden koste wat het koste opheldering over wat er werkelijk gebeurd was. Het gerechtelijk onderzoek was namelijk één grote farce geweest! Werden gedurende die 17 jaar duistere zaakjes onder de mat te vegen? De onderzoeksrechters werden tot vijf maal toe gewisseld en vervangen, maar nooit kwam er ook maar enige duidelijkheid. Een eerste verrassing sloeg al in als een bom op de vooravond van het proces: tijdens het gerechtelijke onderzoek was men er toch nog in geslaagd 167 onderzoekelementen aan te voeren, maar om een nog duistere reden werden die elementen nu drastisch teruggebracht van 167 naar 37! Deze elementen kunnen dus nooit meer publiek gemaakt worden.

Filipe Bidart kreeg 20 jaar cel, terwijl Gabi Mouesca 15 jaar achter de tralies vloog en Ttotte Etxebeste, inmiddels in een rolstoel, 5 jaar. Filipe Bidart werd, bij een politieoperatie op 20 februari 1988, gearresteerd in Bokale in de omgeving van Bayonne, samen met Ttotte Etxebeste die hierbij zwaar gekwetst werd.

Filipe Bidart in de rechtzaal:

“Iparretarrak heeft de deelname van militanten toegegeven bij de confrontatie. Ik verklaar mij solidair met alle acties door IK uitgevoerd. Ik beantwoord geen enkele vraag die zou kunnen leiden naar de identificatie van militanten. Vast staat dat Popo bij de confrontatie aanwezig was. Er zijn genoeg getuigen om dat te bevestigen. Het probleem is echter om te weten wat er werkelijk gebeurd is. Wat is er met Popo gebeurd?”

Ttotte Etxebeste in de rechtzaal:

“Ik ben Bask en euskaldun (Baskischsprekend). Mijn moedertaal is het Euskara, een taal die u mij verbiedt hier te spreken. Ik zal niet spreken over mijn persoontje of over de feiten waarvoor u mij hebt aangeklaagd. Ik heb aanvaard om naar hier te komen met één enkel doel: ‘Wat is er met Popo gebeurd? Waar hebben de gendarmen zijn lichaam achtergelaten?”

Wat Gabi Mouesca betreft.

Uittreksel uit het getuigenis van de neuropsychiater die Gabi onderzocht in voorbereiding van een eventuele voorlopige invrijheidstelling in juli 1998.

“Alvorens hem te ontmoeten, heb ik een lijvig dossier over hem geconsulteerd en ik heb een enorm verschil vastgesteld tussen wat in dat dossier te lezen stond en zijn werkelijk psychologische profiel. Het contrast kan niet groter zijn. Jean-Gabriel Mouesca is intelligent, boven het gemiddelde. Hij vertoont niet de minste psychopathologie. Hij is buitengewoon levendig, humaan en sociaal. Hij heeft een sterk ideaal en is bijzonder actief. Hij heeft opmerkelijke affectieve en intelligente kwaliteiten. Hij beschouwt zichzelf als atypisch. Hij is absoluut niet gevaarlijk, daarom gaf ik ook mijn akkoord voor zijn voorlopige invrijheidstelling. Ik had mij (aan de hand van het dossier) aan een onevenwichtige, gestoorde persoon verwacht, wat zeker niet het geval was. Deze jongen heeft helemaal niet het profiel van een delinquent, verre van.

Dat is onze zoon niet!

Een paar dagen na de gebeurtenissen te Léon, op 22 augustus1983, verdween een jongen van 15 jaar te Lacanau (Gironde), op 150 km afstand van Léon. Hij bracht er een paar dagen door met enkele vrienden. De familie Dumont uit Carbon-Blanc (Bordeaux) deed aangifte van de verdwijning van hun zoon Pascal Dumont. Op het strand van Porge Océan (Gironde) werd 5 dagen later een lijk ontdekt. Omstreeks 08.45u in de morgen ontdekte een wandelaar het lijk, en bijzonder merkwaardig is het feit dat de Gendarmerie, nauwelijks drie kwartier later al aanbelde bij de familie Dumont, om hen te melden dat zij nog geen definitief uitsluitsel konden geven, terwijl de moeder, Yvonne Dumont, later tijdens het proces verklaarde dat een gerechtsdokter al in het bezit was van een doodsakte met de naam van haar zoon, Pascal Dumont.

Bij de identificatie werd al vlug duidelijk dat dit hun zoon niet was: noch de leeftijd, noch het fysieke aspect, nog de gelaatstrekken, nog de zwembroek, konden met de beste wil van de wereld in verband gebracht worden met hun zoon. De ouders getuigden en verklaarden: “Dat is onze zoon niet!” Hoewel de moeder “haar zoon” helemaal niet herkende, werd hij toch onder de naam Pascal Dumont begraven. Nooit werd er een DNA-onderzoek gedaan! De vader, Germain Dumont, bevestigde dat de politie hem zwaar onder druk gezet heeft om het lijk alsnog als zijn zoon te identificeren. Het “gebrek aan overeenstemming” tussen de familie en de politie werd pas goed duidelijk toen de ouders op de grafzerk volgend grafschrift lieten aanbrengen:

Hier rust een onbekende die ons op 27.08.83 door de Gendarmerie, door de Politie, door de Justitie en door de medici

werd opgedrongen.”

Het proces over de “Affaire Léon” werd pas 17 jaar later ingeleid, op 22 maart 2000, te Parijs. De onophoudelijke petities om het lijk te laten opgraven uit het familiegraf werd door de magistraten zonder omkijken en weinig tactvol keer op keer van tafel geveegd. Uiteindelijk gaf een magistraat uit Bordeaux in 2003, en 20 jaar na de feiten, de toestemming het lijk op te graven om vergelijkende tests met DNA uit voeren. Maar het graf was 6 maanden eerder al onteerd. En in december 2003 werden alleen een paar restjes gevonden en een scheenbeen.

Het proces

Bij de start van het proces was iedereen getuige van een bijzonder pijnlijk en misplaatst voorval. De verdediging interpelleerde het Hof met de vraag of zij zich niet gehinderd voelden dat zij geen enkele bewijs hadden over de “verblijfplaats” van de enige geïdentificeerde kroongetuige. Het enige antwoord kwam van de voorzitter van het Hof zelf die de gerechtsbode de opdracht gaf, om zowel binnen als buiten de rechtszaal, de vraag te stellen: “Is de Heer Jean Louis Larre aanwezig?” Van een bijzondere zwartgallige “galgenhumor” gesproken.

Naast de tegengestelde getuigenverklaringen tussen Politie en Gendarmerie, en de verwoede, maar vergeefse, pogingen van het Hof zelf om het niet tot een proces te laten komen, doken tijdens het proces nieuwe elementen op die keer op keer leidden naar één grote onbekende: waar was Popo Larre?

Een ander merkwaardig en verder te onderzoeken element, waar de gendarmen geen antwoord konden op geven, was het feit dat na het vuurgevecht door de Franse politie in Léon veel foto’s verspreid werden van verdachten, maar geen enkele foto van Jean-Louis Larre! Hij was nochtans de enige militant die ze hadden kunnen identificeren. Hij moest dus blijkbaar niet meer gezocht worden!

Een volgend vreemd element was het feit dat de Gendarmerie pas getuigenverklaringen begon af te nemen twee dagen na de feiten, op 9 augustus 1983. Tot die datum hadden ze alleen de eigenaar van de camping en de lichtgewonde gendarme verhoord.

Het verloop van het proces te Parijs onthulde ontelbare onregelmatigheden en grijze zones in het gevoerde gerechtelijke onderzoek. Voeg daarbij de onsamenhangende verklaringen van de getuigen: “Ik herinner me niets meer”. “Ik weet dit niet”. “In 1983 was ik wellicht te categoriek”. “Ik werd door politie zwaar onder druk gezet om personen te herkennen op de foto’s die zij mij voorlegden”.

De verdediging wilde dieper ingaan op verklaringen van gendarme Peyre, die bereid was te praten over de arrestatie (?) van Popo. Dit werd geweigerd. Twee gendarmen bekenden pas laat te Léon zijn aangekomen en dat zij niet de zoekactie georganiseerd hadden. Die twee werden dus opgeroepen om te getuigen, terwijl gendarm Denis die de leiding had van de zoekactie niet werd opgeroepen (men vond hem niet, hoewel hij nog steeds actief was als gendarme).

Twee andere gendarmen die kwamen getuigen waren van een heel ander kaliber, vooral kolonel Mazères. Maar hij had een goed excuus, hij was niet ter plaatse op het ogenblik van de feiten. En natuurlijk had niemand hem ingelicht over de toestand, toen hij, volgens zijn verklaring, 3 weken later zijn post bezette in de Landes. Die inlichtingen zijn nochtans een belangrijk gegeven om te verifiëren wanneer het dispositief voor de zoekacties werd ontbonden. Het kon een aanduiding zijn voor het uur waarop Popo gearresteerd werd (of had kunnen gearresteerd worden). Een andere hooggeplaatste, kolonel Denis, gooide het over een andere boeg. Hij herinnerde zich weinig van het gebeuren en trachtte het dispositief dat ingezet werd voor de zoekactie te minimaliseren. Alle getuigen hadden nochtans de machtsontplooiing kunnen volgen: met een regiment gendarmen en speciale interventietroepen, vergezeld van speurhonden en ondersteund door helikopters, werden kilometers bos omsingeld. Volgens de kolonel beschikte het dispositief over weinig middelen (hij sprak over 1 hond en een paar gendarmen, niet over helikopters), en er had volgens hem geen echte zoekactie plaatsgevonden. Overigens, zo verklaarde hij, was hij er zelfs niet zeker van dat er een vluchteling te voet in de bossen liep.

Over één punt waren alle gendarmen het wel eens: zij hadden niets met de zoekactie te maken. Gendarm Peyre verklaarde dat hij de hele nacht de wacht optrok. Gendarme Rué preciseerde dat hij iemand anders op zijn plaats gezet had, om te kunnen deelnemen aan een zoekactie, maar zeker niet in het bos, wel in een grote wagen. Kolonel Mazères was, volgens zijn verklaring, helemaal niet ter plaatse en kolonel Denis loochende dat, wat zichzelf betrof, hij niets te maken had met de verdwijning van Popo Larre.

Gabi Mouesca onderstreepte met brio de strategie van de Franse Staat: de waarheid verborgen houden over wat zij weten ten aanzien van de verdwijning van Popo Larre. Die houding neigt naar staatsmisdrijf (staatsterrorisme). Net daarom, om deze affaire in de vergeetput te kunnen stoppen, heeft het gerecht zoveel tijd nodig gehad om het tot een proces te laten komen.

Filipe Bidart herinnerde er aan dat het speciale Hof voor Assisen nooit voor niets samengeroepen wordt. Er zal, ongeacht de vele vragen, de onopgeloste elementen, de onregelmatigheden veroordeeld worden. In om het even welk ander land van Europa (Spanje uitgezonderd) zou er zelfs geen proces gevoerd worden. Maar in Frankrijk, net zoals in Spanje, primeert het “raison d’État”, zeker als er Basken bij betrokken zijn

Al deze gegevens hebben er toe geleid dat de verhoren in de rechtszaal van de politieagenten uitmondden in een grote chaos en contradicties. Maar dat was voor het Hof geen obstakel om verder te procederen, zich niet storend aan de vragen die door de verdediging werden gesteld. Meer nog, de minachting en de verachting ten aanzien van de beklaagden was overweldigend.

Vijfentwintig jaar na de feiten blijft de verdwijning van Popo Larre de Franse autoriteiten, die niet de minste interesse vertonen om de zaak op te helderen, achtervolgen. Het doet ons herinneren aan gelijkaardige feiten die zich afspeelden in dat andere “democratische” land. Ook de Spaanse autoriteiten vertoonden geen enkele interesse voor de verdwijning van Eduardo Moreno Bergaretxe “Pertur”, of voor de verdwijning van José Miguel Etxeberria "Naparra" (*)

(*) José Miguel Etxeberria Alvarez

“Naparra”

11 juni 1980

Op 11 juni 1980 verdween Miguel Etxebarria Alvarez “Naparra” of “Bakunin” die als politiek vluchteling in het Noorden leefde, spoorloos van de aardbodem. Het waren de gloriedagen van de vuile oorlog tegen de Basken, en het “Batallón Vasco Español” eiste meteen de ontvoering en de moord op. De huurling, Gilbert Perret, zou hierbij betrokken zijn.

Omdat de familie wilde weten waar zijn lichaam gebleven was, dienden ze in september 1999 een aanklacht in wegen “illegale ontvoering” en “ terroristische moord”, om op die manier tot een ondervraging van Perret te komen. Op 31 maart 2004 weigerde het Hoog Gerechtshof deze eis. Op 19 november 2004 raakte bekend dat volgens de Spaanse Justitie niet kon bewezen worden dat Perret actief deelnam aan de ontvoering en dat niet kon bewezen worden dat ‘Naparra’ verdwenen is en dood.

Op een berg boven Lizartza kreeg Miguel Etxebarria Alvarez een sobere gedenksteen in een weide, van waaruit hij een prachtig zicht heeft over de Baskische groene “jachtvelden” waarvan hij zoveel hield.

Getuigenissen

Gaby Mouesca in “La Nuque raide”: Twintig jaar na de feiten is alles onveranderd. Geen sprankeltje hoop, Popo blijft onvindbaar. Terwijl alle middelen ondernomen werden om de betrokkenen of verdachten van betrokkenheid bij de fusillade in het nauw te drijven, werd niet langer naar Popo gezocht! Dit leek eerder verdacht. De rijkswacht liet uitschijnen dat Iparretarrak achter de verdwijning van Popo zat. Ook de media bewaarden het stilzwijgen over deze verdwijning alsof de verdwijning van militanten enkel afschuw kon wekken wanneer dit in het Chili van de jaren zeventig of het Zuid-Afrika van de Apartheid gebeurde. De gelijkenissen met wat “Pertur” overkwam zijn angstvallig gelijklopend.

Filipe Bidart in de krant Egunkaria (04-02-2000): “Wij hebben op je gewacht Popo, gewacht op een teken. We hebben je, lange tijd, gezocht in de Landes, in Bordeaux, overal. Dikwijls zonder de veiligheidsvoorschriften in acht te nemen. Naarmate de dagen, weken en maanden voorbij gingen moesten wij wel tot de vaststelling komen dat het ondenkbare gebeurd was, geloven wat wij weigerden te geloven: dat de politie je te pakken had gekregen, hardhandig ondervraagd, gefolterd tot ter dood om je uiteindelijk te dumpen in een gat. Onze twijfels werden zekerheid toen we ontdekten dat de politie de opsporingsberichten, met jouw foto, die overal op de openbare gebouwen geplakt waren, had laten weghalen. Voor ons was dit het bewijs dat zij wisten dat je nooit zou terugkomen.”

Bron: “gara.net” , “nun-da-popo.hautetfort.com”, “amnistia.net”

en “pagespersoorange.fr/francis.etcheverry”

08 december 2008

Vandaag, 8 december 2008, zou Popo Larre 46 jaar oud geworden zijn. Vandaag is het 25 jaar gelden dat hij voor het laatst gezien werd. Vandaag is een verschrikkelijk einde gekomen aan het hermetische stilzwijgen van de Franse Justitie. De Franse Justitie heeft bij monde van de Speciale Rechtbank te Parijs kurkdroog verklaard dat Popo Larre officieel dood is, en dat de zoektocht (die er nooit geweest is) naar de jongen wordt opgeheven. De zaak is afgesloten.

Voor wie de Franse taal beheerst, ziehier een artikel in het Frans, van de Baskische journalist Allande Socarros:

Il y a 17 ans Popo Larre, militant d'Iparretarrak, disparaissait

Les silences de la raison d'Etat

Par Allande Socarros, journaliste basque

Mardi 21 mars 2000

Le 7 août 1983, à la sortie du camping Lou Pantaou à Léon dans les Landes, une fusillade opposait quatre militants de l'organisation clandestine Iparretarrak (IK) à deux gendarmes. L'un des militaires était mortellement touché et le second légèrement blessé à une main. Les militants d'IK, eux, prenaient la fuite dans la R4 des gendarmes puis, un peu plus tard, s'emparaient d'une voiture de vacanciers et réussissaient finalement à échapper au dispositif de gendarmerie immédiatement déployé.

Cependant, des quatre militants abertzale seuls trois parvenaient à échapper ainsi aux gendarmes. Le quatrième militant, dès le début de la fusillade, s'enfuyait, au vu de nombreux témoins, en direction de la forêt qui entoure le camping de Léon. Dès cet instant, plus personne ne reverra Jean-Louis Larre 'Popo', si ce n'est ceux qui ont eu raison de lui et ont maintenu, depuis 17 ans, un lourd et terrible secret.

La chape de silence se brisera néanmoins ce mercredi 22 mars 2000 avec le procès de 4 militants d'IK devant la Cour d'Assises Spéciale de Paris. Devant un jury uniquement constitué de juges professionnels sont donc appelés à comparaître Filipe Bidart, Gabi Mouesca, Ttotte Etxebeste... et Popo Larre!

Longues et vaines recherches

Pour Iparretarrak les choses sont tragiquement claires. Popo Larre n'a pu, en aucune façon, échapper au dispositif et à la traque des gendarmes dans une forêt landaise qui s'est refermée sur lui comme un piège mortel. A la suite de l'arrestation, le 1er mars 1984 à Bayonne, de Gabi Mouesca, lors de laquelle son chauffeur Didier Laffitte était tué d'une balle tirée dans le dos par un inspecteur de la Police Judiciaire, l'organisation clandestine accusait clairement l'Etat français et plus précisément les gendarmes d'avoir intercepté Popo Larre, lui avoir fait subir "les pires brutalités et tortures" pour, à la fin des fins, le faire disparaître.

17 ans sont passés, ponctués par une procédure singulièrement longue et durant laquelle 145 scellés sur 167 ont "disparu" dans la nature, "perdus" par les services de l'administration judiciaire. Le temps a fait son oeuvre d'anesthésie des consciences et le procès du 22 mars servira déjà à raviver les mémoires défaillantes, à comprendre combien reste grande la souffrance d'une famille confrontée à un impossible deuil. A rappeler aussi qu'Iparretarrak n'est pas resté inerte lorsqu'il devint évident que quelque chose de terrible était arrivé à Popo Larre.

Ainsi, dans une tribune libre parue dans le quotidien Egunkaria (04-02-2000), Filipe Bidart évoquait ainsi les jours et les semaines qui suivirent l'affrontement de Léon: "Nous t'avons attendu Popo, attendu que tu nous fasses signe; puis nous t'avons cherché Popo, longtemps, très longtemps, dans les Landes, à Bordeaux, ailleurs, parfois au mépris des règles les plus élémentaires de sécurité, mais à mesure que les jours, les semaines et les mois passaient, nous avons dû nous résoudre à imaginer l'inimaginable, à croire ce que nous refusions de croire. Que les flics t'avaient attrapé, sauvagement interrogé, torturé même, jusqu'à la mort et qu'enfin ils t'avaient jeté dans un trou. Nos doutes se sont mués en certitude lorsque nous nous sommes aperçus que les flics avaient retiré des lieux publics ta fiche de recherche; cela a été, à nos yeux, leurs aveux flagrants, la preuve qu'ils savaient que tu ne reviendrais plus".

L'étrange affaire Pascal Dumont.

Dans sa lettre ouverte, Filipe Bidart évoque également la très étrange affaire Pascal Dumont, un jeune homme de la région bordelaise disparu à la même époque que la fusillade du camping de Léon. Un corps rejeté par la mer quelque deux semaines après l'affrontement du 7 août 1983 sera découvert sur la plage de Lacanau-Océan, un corps totalement méconnaissable mais que les parents de Pascal Dumont furent quasi-contraints de reconnaître comme étant celui de leur fils. Quelques temps après l'enterrement, les parents du jeune girondin demandèrent l'exhumation du corps afin d'expertises poussées visant à une identification formelle. Une demande plusieurs fois réitérée et à chaque fois repoussée par les autorités judiciaires compétentes.

Une bien curieuse attitude, propice à toutes les interrogations et, en particulier, celle de savoir si véritablement le corps enterré comme étant celui de Pascal Dumont est bien le sien. Et si des expertises montraient - aujourd'hui cela serait possible avec l'ADN - que ce ne sont pas les restes mortels de Pascal Dumont qui ont été enterrés sous son nom, il faudrait bien répondre à un certain nombre de questions comme, par exemple: qui est réellement le corps porté en terre comme celui de Pascal Dumont ?, pourquoi aurait-on eu recours à une telle supercherie? qu'est alors devenu Pascal Dumont? Pourrait-il s'agir de Popo Larre? Ces questions là seront sans doute posées lors du procès du 22 mars et on verra alors quelle sera l'attitude des juges et du procureur.

A la suite des accusations d'Iparretarrak, la famille de Popo Larre porte plainte et se constitue partie-civile. L'antenne P.J. de Bayonne se livre alors à un semblant d'enquête dont je fus personnellement un des témoins. En effet, alors que je me trouvais en villégiature à la Maison d'Arrêt de La Santé à Paris, je reçus, en février 1989, la visite du commissaire Marc Pasotti, chef - à l'époque - de l'antenne P.J. de Bayonne, qui me posa la question suivante: "avez-vous connu Jean-Louis Larre?". Il ne me fut même pas nécessaire de mentir pour répondre par la négative. Par contre je profitais de cette visite surprenante pour préciser, qu'à mon sens, la police ne cherchait pas vraiment dans la bonne direction et qu'il fallait plutôt qu'elle s'intéressât à ses collègues de la maréchaussée. La moue dubitative du commissaire Pasotti me fit instantanément comprendre que, de ce côté là, la Police Judiciaire ne ferait pas grande investigation.Ils ont beau se détester cordialement, pils ont le même employeur et ils servent les même intérêts...

La rumeur ignoble et les zélés zélateurs

Le commissaire Pasotti me demanda aussi - c'était peut être essentiellement ce qui expliquait sa démarche - si, par hasard, Popo Larre n'avait pas été éliminé par IK, pour le punir de s'être enfui lors de l'affrontement de Léon! Une rumeur très opportunément colporté en Pays Basque Nord, dès les premiers mois de la disparition de Popo... Plutôt que de répondre par le mépris, ce qui aurait été amplement justifié, je lui rétorquais que c'était bien mal connaître la mentalité d'Iparretarrak.

Si l'on admet comme plausible que la rumeur selon laquelle IK avait supprimé Popo soit partie de la gendarmerie, tout au moins de certains de ses services, sa diffusion, en revanche, doit beaucoup aux milieux opposés à un processus de lutte abertzale autonome en Pays Basque Nord.

Qu'avez-vous fait de Popo?

La rumeur insidieuse n'allait pas tarder à faire long feu car elle ne résistait pas à la plus élémentaire des réflexions. Cependant, le souvenir de la disparition de Popo a eu à subir l'épreuve du temps qui passe et, en faisant traîner la procédure judiciaire au delà de toutes les limites connues, la "justice" française savait sans doute ce qu'elle faisait. Il n'est pas à exclure en outre que le pouvoir judiciaire comptait sur l'usure du temps pour se prémunir d'une mise en accusation trop vivace.

Le procès du 22 mars doit pouvoir servir à retourner l'accusation.

On peut faire confiance à Filipe Bidart, Gabi Mouesca et à Ttotte Etxebeste pour dire tout cela, et pour poser encore une fois publiquement la question: qu'avez vous fait de Popo?