Kale Borroka 3

Een universitaire leerstoel

Het politieke en gewapende conflict dat Euskal Herria verscheurt en de belangen die de negatie hiervan met zich meebrengen, zijn zo paranoïde dat ze zelfs in het middelpunt van de belangstelling komen te staan bij een gevestigde waarde als de Universiteit “la Complutense” te Madrid. Mikel Buesa Blanco, broer van de in februari 2000 door ETA vermoorde Baskische socialistische leider Fernando Buesa, heeft aan de universiteit van Madrid een leerstoel “Economie van het Terrorisme” opgericht. Tot september 2007 was Mikel Buesa Blanco ook voorzitter van het Foro de Ermua.

Volgens een studie, door die leerstoel afgeleverd in januari 2008, grepen er meer dan 800 acties van “Kale Borroka” plaats sinds ETA in maart 2006 het staakt-het-vuren afkondigde (en beëindigde op 6 juni 2007) met een geschatte schade van 7.000.000 euro’s tot gevolg. Zonder al te veel gegevens vrij te geven, verwijst de studie naar 527 acties in 2007, tegenover 275 in 2006. Als voorbeeld moeten de maanden januari 2007 (78 acties), februari en september 2007 (43 acties), mei 2007 (115 acties) en oktober 2007 (62 acties) dienen als bewijsmateriaal.

Zelfs Europol (European Police Office: een multinationale onderzoeksorganisatie van de politiediensten van de Europese Unie) heeft zich voor een eerste maal toegelegd op het kwantificeren van de gevolgen van “Kale Borroka” in Euskal Herria. De resultaten van Europol komen in de verste verte niet overeen met de resultaten van de studie uitgevoerd door de leerstoel “Economie van het Terrorisme”. In april 2008 informeerde de onderzoeksorganisatie dat er in het jaar 2007 in Euskal Herria 254 sabotageacties waren (tegenover 527 van de fameuze leerstoel van Mikel Buesa Blanco).

Ook de krant “Gara” had een rekensommetje gemaakt. Voor de periode tussen 24 maart 2006 en 6 juni 2007 (begin en einde van het staakt-het-vuren) komen zij tot een aantal van 211 acties van straatprotest (vergelijk met de 800 van de fameuze leerstoel van Mikel Buesa Blanco).

Maar het meest interessante is wellicht de evolutie van hoogtes en laagtes in de acties en daaraan gekoppeld de oorzaken. Grafieken tonen aan dat de maanden september en december 2006 en de maanden januari en april 2007 hoog scoorden. De reden hiervoor vinden wij terug in anonieme communiqués die de acties opeisen. Het in brand steken van een autobus in Barakaldo en de aanval op het station van EuskoTren in Errenteria in september 2006 bijvoorbeeld, waren het gevolg van de toestand waarin Iñaki de Juana Chaos verkeerde (hongerstaking) en het herschrijven van artikel 70 (Doctrine Parrot) van het Strafwetboek van 1973 voor Baskische politieke gevangenen. De reden voor de acties in januari 2007 moest gezocht worden in de 2de hongerstaking van Iñaki de Juana Chaos, de juridische en politieke aanvallen tegen Izquierda Abertzale en de beslissing van het Hooggerechtshof om de jongerenorganisatie Segi als terroristisch te bestempelen (met een 20-tal arrestaties tot gevolg).

Het is overduidelijk dat “Kale Borroka” geen terrorisme is. De opeising van de acties is altijd gerelateerd aan een politiek feit. Zelfs de regimepers, die altijd vooringenomen de acties wilde depolitiseren en als zuiver terroristisch bestempelde, moet nu (zij het indirect) toegeven dat de oorzaken een zuivere politieke grondslag hebben. De reportage in de krant “Público” eindigt zelfs met een (ongewild) understatement van Baltasar Garzón: “De acties van straatgeweld zijn exponentieel gestegen met 465.2%, na de arrestatie van de Mesa Nacional (de leiding) van Batasuna in oktober 2007”.

Zelfs na deze objectieve vaststelling blijven niet weinig politici en niet weinig kranten volhouden aan de thesis dat ETA, jongeren gebruikt om terreur te zaaien (met zware gevangenisstraffen en hoge boetes tot gevolg), terwijl overduidelijk is dat het straatprotest een zuivere politieke finaliteit heeft.

Vooringenomenheid van de media

De rol van de communicatiemedia en de terminologie die zij gebruiken om te verwijzen naar het straatprotest is op zich al politieke geladen en verraadt een diepliggend politiek probleem tussen de Spaanse en Franse staat aan de ene kant en Euskal Herria aan de andere kant. Politiek geladen omdat het vermoeden van onschuld bij de communicatiemedia schittert door afwezigheid. Systematisch, en zich steeds beroepend op één bron (de veiligheidstroepen), worden jongeren bij voorbaat beschuldigd, jongeren die dan later als gevolg van een oorverdovend gebrek aan bewijzen moeten vrijgelaten worden. Ook valse voorstellingen van feiten wordt niet uit de weg gegaan. Bij een politieoperatie in Donostia werd volgens de kranten een jongere voor feiten van “Kale Borroka” opgespoord. Naam en toenaam werden in grote letters op de voorpagina’s gebombardeerd, met de vermelding dat hij op de vlucht geslagen en ondergedoken was. De waarheid was dat die jongeren niet aan de acties kon hebben deelgenomen, omdat hij net op dat moment door de Guardia Civil ondervraagd werd voor andere feiten.

Het discours en de terminologie die bepaalde media gebruiken, zijn voorwerp geweest van een analyse in de studie: “Al filo de la (in)comunicación” (ISBN: 84-245-0931-5), van de hand van de professoren Petxo Idoiaga en Txema Ramírez de la Piscina (Professoren van de EHU-UPV (Euskal Herriko Unibertsitatea-Universidad del País Vasco).

In die studie erkennen de professoren de systematische drang naar het spectaculaire bij de beschrijving van Baskische radicale jongeren: “apéndices del terror (aanhangsels of slippendragers van de terreur), los chicos del molotov (de molotovkinderen), marginalidad juvenil (marginale jeugd), nazi-comunistas (naziecommunisten)”.

De academici onderstrepen ook dat er blijvend wordt vastgehouden aan het officiële profiel (door de veiligheidstroepen de wereld ingestuurd): jongeren die daden van straatgeweld plegen, zijn voorbestemd om dit te doen, omdat ze noch min, noch meer “sociaal onaangepast”, drugsverslaafd en van nature pyromanen zijn.

Zo staan de zaken nu. Na de preventieve arrestaties gepatenteerd door binnenlandminister Rubalcaba, na de eliminatie van de vereiste bewijslast door de uitzonderingsrechtbank Audiencia Nacional en na de borgstelling van die schendingen door de media, worden de procedures op hun kop gezet. Niet de rechtbanken moeten de schuld van een arrestant bewijzen. Het volstaat lid te zijn bij een jongerenorganisatie (b.v. Segi). En aangezien Segi door het Tribunal Supremo als terroristisch werd bestempeld, kan die jongere dan ook niets anders dan terrorist zijn. Het volstaat aan acties van “Kale Borroka” te hebben deelgenomen, om ook van terrorisme te worden beschuldigd, want “Kale Borroka” is een complement van de gewapende strijd van ETA (dat heeft in de kranten gestaan!)

De paradox is dat een arrestant zijn eigen onschuld moet bewijzen. Maar met toepassing van wat folterpraktijken, bekent een jongere (om het even wie trouwens) om het even wat.

Zolang er agressie is, zal er strijd (borroka) zijn

Waarom maken vooral radicale jongeren gebruik van straatgeweld? Om dat te weten te komen, moeten we alleen maar de communiqués nalezen die naderhand werden verspreid.

In mei 2006 bevestigt een informant dat hij verf tegen de gevels van verscheidene batzokis (PNV-verzamelplaatsen, clublokalen) gooide. Hij verantwoordde die daad als volgt: “Als protest tegen de repressie die de PNV doorlopend voert tegen Baskische jongeren. Met die houding werpt de PNV meer obstakels op tegen het vredesproces”.

In juni 2006 werd de zetel van het militaire bestuur in Vitoria-Gasteiz aangevallen “om de recente arrestaties aan te klagen”.

In augustus 2006 werd de zetel van de PSE (de Baskische socialisten) te Vitoria-Gasteiz aangevallen “omwille van de houding die de partij heeft met de PSOE”.

In september 2006 verhevigen de acties van Kale Borroka “omwille van de verergering van de toestand van Iñaki de Juana Chaos tijdens zijn hongerstaking). Op 17 september 2006 wordt in Barakaldo zelfs een autobus in brand gestoken om dezelfde reden en omwille van het niet vrijlaten van gevangenen die er hun straf volledig hebben opzitten”.

Eind oktober 2006 wordt in Lasarte een wagen van “Correos”, de Post, in brand gestoken, “als antwoord tegen de agressie die Izquierda Abertzale ondervindt en tegen de negatieve houding van de PSOE in het vredesproces”. Een paar dagen later was het de beurt aan de zetel van EiTB “om de mediatieke intoxicatie van de pers aan te klagen”.

In november 2006 wordt de zetel van de PSE (Baskische socialisten) in de wijk Txurdinaga te Bilbao aangepakt “als antwoord op de aanvallen tegen de Herriko Tabernas door de Guardia Civil”. Deze informant voegt hier aan toe: “De strijd van het volk zal iedere keer oplaaien als er agressie tegen Euskal Herria gepleegd wordt.”

Een verhelderend communiqué werd verspreid naar aanleiding van een aanval tegen het gemeentehuis van Berango in januari 2007: “De politieke noodzaak om deze acties (Kale Borroka) te moeten uitvoeren, doet niemand met plezier. Burgers zijn nooit het objectief geweest van onze politieke strijd. Waar nodig worden zij, met excuses, verwittigd om hun huizen tijdelijk te ontruimen. Wij willen ten alle prijze vermijden dat er gewonden vallen.”

Na een aanval, in april 2007, tegen de zetel van de PSE te Cruces, met als gevolg een grootscheepse razzia, werd volgend communiqué verspreid: “De Spaanse Inquisitie, die de mond vol heeft van het woord democratie, vernederen en vernietigen de persoonlijkheid van de gearresteerden door middel van foltering”.

>>>>>>>>