Twee jaar conservatief beleid

De mislukking die de regering Azaña te beurt viel, na de verkiezingen van november 1933, liet veronderstellen dat de Republiek, uitgeroepen door een linkse sociale basis, een ruk naar rechts zou teweegbrengen. Dit was vooral te wijten aan de onenigheid van het Spaanse volk met de resultaten van de Republiek tot nu toe. Het gevolg was een breed gedragen stemonthouding bij het linkse electoraat. Zo begon de periode genaamd de "Conservatieve periode van twee jaar."

Met de oproep tot vervroegde verkiezingen, voorzien in november 1933, stoomde rechts zich klaar om de macht te grijpen. In 1931 zagen de rechtse kandidaten zich hoofdzakelijk gedwarsboomd door een gebrek aan eenheid wat niet bevorderlijk was voor een kiesstelsel dat brede coalities bevoordeelde. Nu was hun hoop gericht op een nieuwe brede coalitie, de CEDA (Spaanse Confederatie van Autonome Rechtse Partijen). De CEDA was de eerste katholieke partij in Spanje en haar leider was José María Gil Robles. De linkerzijde lanceerde zich in de campagne als verdediger van de realisaties van hun regering, maar zoals in 1931 met rechts was gebeurd, kwamen zij nu ook in verdeelde slagorde op. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het resultaat van de verkiezingen het rechtse blok als overwinnaar aanduidde.

De CEDA werd de grootste partij in het parlement en Gil Robles het idool van conservatief Spanje. Onder de gekozen afgevaardigden waren zowel rechts als links vertegenwoordigers van een politiek extremisme.

De verschijning in de kamer van twee Falangisten en een communist was de eerste waarschuwing dat de Spaanse maatschappij in een spiraal van radicalisering terecht was gekomen. De Republiek nam een bocht naar rechts, het hervormingsproces werd verlamd. De linkerzijde was gealarmeerd, ervan overtuigd dat achter Gil Robles de dreiging van het fascisme was opgedoken. In 1934 verspreide het fascisme zich over Europa, werden parlementaire democratieën vervangen door dictaturen. De Spaanse socialisten vreesden dat hetzelfde zou gebeuren in Spanje als CEDA aan de macht was. Om de gemoederen te bewaren werd een centrumregering gevormd, geleid door de leider van de Radicale Partij, Alejandro Lerroux. CEDA, Gil Robles en zijn aanhangers steunden Lerroux, maar namen geen deel aan de regering, ook al was het de grootste partij. Gil Robles hoopte op een ideale gelegenheid om de macht te grijpen. Intussen werd de vervanging van religieuze scholen door lekenscholen uitgesteld, werd de landbouwhervorming grotendeels verlaten en was er een brede politieke amnestie voor de samenzweerders van 1932.

De situatie werd steeds verwarder en verwarder. Gezien de aarzelingen van de president van de Republiek om de amnestiewet uit te vaardigen t.b.v. de samenzweerders van 1932, waaronder generaal Sanjurjo, trad Lerroux in mei 1934 af en werd hij vervangen door een andere radicaal, Ricardo Samper, die veel minder steun in het parlement had. Door de aanhoudende zwakte van de regering trok Gil Robles op 4 oktober de steun van CEDA aan de regering-Samper in, die ontslag nam. Alcalá Zamora had niets anders gedaan dan opnieuw zijn formatie aan te bevelen aan Lerroux, maar Gil Robles eiste daarop dat drie van zijn partijleden minister zouden worden. Dit was meer dan genoeg voor de socialisten, die bleven geloven dat Gil Robles een soort Mussolini was, die tegen de constitutionele macht in opstand zou komen.

In Madrid riep de UGT-Unión General de Trabajadores (algemene arbeidersbond) op tot een algemene staking. In Barcelona schatte de president van de Generalitat, Lluís Companys, de situatie verkeerd in en kondigde de "Catalaanse staat" af. Maar de opstand werd met dezelfde snelheid neergeslagen als waarmee het begon. De revolutionaire beweging faalde in het hele land, met één uitzondering: Asturië. De garnizoenen in Asturië waren machteloos om het revolutionaire offensief te stoppen en er braken zware gevechten uit. Alle steden en dorpen in het mijnbouwbekken werden onderworpen aan een revolutionaire comité, dat zich gelijktijdig met de reorganisatie van het gebied als met de gewapende strijd moest bezig houden. De overheid, vastbesloten om de opstand de kop in te drukken, moest de koloniale troepen, de Moren en het Legioen laten overkomen van Afrika naar het vasteland. De generaals Francisco Franco en Manuel Goded coördineerden het offensief van uit Madrid. Het Legioen en de Moren slaagden vrijwel direct in hun opzet. Gesteund door de luchtmacht werd Oviedo bevrijd. Gijón viel oktober 10, en de 15 dagen durende opstand kon in de kiem worden gesmoord. De socialistische leider van de revolutie Ramón González Peña diende zijn ontslag in. Belarmino Thomas, de leider van de mijnwerkers aanvaarde de nederlaag, maar liet niet na commentaar te leveren op Ramón González Peña die volgens hem de sleutel tot mislukking was geweest.

Bijna 2.000 mensen stierven in de Asturische revolutie, sommigen werden zonder proces geëxecuteerd, duizenden republikeinen en socialisten uit heel Spanje werden opgesloten. De opstand mislukte vooral vanwege een gebrek aan samenhang, maar de linkerzijde had hier een waardevolle les geleerd. In de komende twee jaar zou de wens voor amnestie voor hun gevangen kameraden bijgedragen tot een brede alliantie aan de linkerkant.

Maar de regering bleef in diskrediet en was in opspraak gekomen. De straf voor de rebellen van 1934 verhoogde de eerste verdeeldheid binnen centrum-rechts. Gil Robles en de CEDA waren medestanders van de toepassing van een aantal doodvonnissen. Alcalá Zamora herinnerde aan de gratie die verleend werd aan de samenzweerders 1932 en aan het niet uitvoeren van de straffen, zodat de ministers van CEDA hun steun voor de radicale regering van Lerroux terugtrokken, maar in maart 1935 werd CEDA gedwongen om vijf nieuwe ministers te leveren met onder andere Gil Robles als minister van Oorlog. Maar in oktober 1935 stortte het kabinet in als gevolg van het schandaal van de "zwarte markt", waarin Lerroux slecht uitkwam (betalen van smeergeld en corruptie). De Radicale Partij viel uit elkaar en op 4 januari 1936 moest de president het Parlement voor de tweede keer ontbinden. Nieuwe verkiezingen waren gepland voor 16 februari.

>>>>>>>>>