Penitentiaire politiek

De overgang van de fascistische dictatuur van Franco naar een "democratische rechtsstaat" maakte in wezen weinig verschil uit: de repressie bleef ongemeen hard, en de gevangenissen bleven overvol. De strijd om de bevrijding van de politieke gevangenen was begonnen.

In 1977 breekt in de gevangenissen een rebellie uit over heel het land, met 35 muiterijen en een veelheid van protestacties. Nadat een honderdtal jongeren wordt afgeslagen in een verbeteringsgesticht en drie gedetineerden worden neergestoken, breekt een bloedige opstand uit: 26 gevangenen snijden zichzelf de buik open als de politie binnenstormt, anderen slikken verschillende objecten in. Eén van de gevangenen die naar het hospitaal wordt vervoerd, slaagt erin te ontsnappen. De dag daarop worden 98 gedetineerden overgeplaatst naar verschillende gevangenissen en 40 zelfverminkers verdwijnen in de strafcel. Vanaf dan en tot 1979 volgen opstanden, hongerstakingen, werkstakingen, etc. elkaar op zonder ophouden, over heel het land. Het antwoord van de staat was, zoals steeds, dubbel: enerzijds onderhandelingen, anderzijds brutale repressie. Veel gevangenen werden opgesloten in de nieuw gebouwde speciale gevangenis van Herrera de la Mancha. Het is de eerste van een reeks gevangenissen speciaal geconstrueerd om de gevangenen te observeren, te verdelen en te isoleren, waar lichamelijke en psychische terreur systematisch wordt toegepast, en waar we al de kenmerken terugvinden van een gevangenis in de gevangenis, van wat later de F.I.E.S. (*) zullen worden. In deze gevangenissen worden, in de woorden van de toenmalige Algemene Directeur van de gevangenissen, Carlos Garcia Valdès, de "onaangepasten" opgesloten, of de als meest gevaarlijk beschouwde gedetineerden. Het beheer van deze gevangenissen werd ook verzekerd door de Guardia Civil, niet door gewone bewakers. Aangekomen in Herrera de la Mancha wordt de gevangene in observatie 1ste graad (volledig isolement) geplaatst. Als hij na een periode van 3 maanden geen inbreuken heeft gepleegd, gaat hij over naar 2de graad, waar de verschillen in behandeling minimaal zijn (een beetje langer "luchten", met enkele andere gevangenen). Als de gevangene alle graden heeft doorlopen zonder inbreuken, wordt hij overgeplaatst naar een andere gevangenis.

Ondanks de zeer repressieve omstandigheden breken ook in deze speciale gevangenissen opstanden uit. Zo ondermeer in Alcalá Meco (Madrid), in het begin van de jaren '80.

Als antwoord op deze revoltes installeert de Staat de F.I.E.S, en velen zitten al 10, 15 of zelfs 20 jaar in de donkerste krochten van het Spaanse gevangenissysteem.

De F.I.E.S. werd ingevoerd via een simpele circulaire onder de verantwoordelijkheid van de toenmalige Algemene Directeur van de gevangenissen Antonio Asunción. Hoewel het Grondwettelijk Hof in 1994 het F.I.E.S. regime tijdelijk opheft, na een klacht van twee gevangenen, blijft het tot op de dag van vandaag bestaan. Het nieuwe penitentiaire reglement voorziet, onder artikel 93, een regime dat bestaat uit:

1. ISOLATIE: luchten in een individuele kooi gedurende maximaal 3 uur met maximum één andere persoon.

2. ONBEPERKT IN DE TIJD: normaal wordt het statuut iedere 3 maand herzien, maar in realiteit wordt het steeds verlengd zodat de isolatie jaren, zelfs decennia kan duren...

3. LEVENSOMSTANDIGHEDEN: volledig overgeleverd aan de grillen van het penitentiaire centrum. Men kan censuur invoeren en de briefwisseling limiteren, bezoek weigeren, enkel luchten in een kooi, volledige fouilleersessies met arbitrair gebruik van X- stralen, continue fysische en psychologische foltering, ...

De volgende maanden blijven de acties in en buiten de gevangenis voortduren. De reactie van de Staat blijft uiteraard niet uit. Enerzijds is er de ongemeen harde repressie: massale overplaatsingen, censuur, afranselingen, folteringen..., de communiqués van de gevangenen zijn alarmerend, er vallen zelfs enkele doden. Anderzijds is er een leugenachtige mediacampagne: de gevangenen worden als gevaarlijke misdadigers voorgesteld. Op 24 april 2000 wordt een bombrief gestuurd naar de "journalist" J.M. Zuloaga van de krant 'La Razón', zeer actief in het verspreiden van leugenachtige artikelen over de strijd.

De penitentiaire politiek tegen de Baskische politieke gevangenen varieerde in de loop van vele jaren in functie van de strategie die de Spaanse staat onderhield t.o.v. Euskal Herria. Na het beroven van de collectieve en politieke rechten, maakten zij ook een einde aan het overduidelijke politieke karakter van hun inzet. Ze werden behandeld als gevangenen van gemeen recht, maar dan veel erger, en niet langer als politieke gevangenen.

1. Het militaire regime (1978-1981)

In 1978 werden alle Baskische politieke gevangenen verdreven uit de gevangenissen van Euskal Herria (het thuisland) en overgebracht naar de beruchte gevangenis van Soria. Hier werd hen een bijzonder hard gevangenisregime opgelegd. De controle over de politieke gevangen werd in handen gegeven van een speciaal departement van de Spaanse Guardia Civil, en niet zoals gebruikelijk in handen van penitentiaire bedienden. Uitlokkingen veroorzaakten afranselingen en de toestand was bijzonder ernstig. Maar de vastberadenheid van de politieke gevangenen was niet te breken, alle mishandelingen ten spijt. Er werd dan besloten een groot gedeelte van de politieke gevangenen over te brengen naar El Puerto de Santa Maria (1032 km verwijderd van Donostia-San Sebastián). En hoewel de controle hier wel door penitentiaire bedienden gebeurde, was de toestand even erg: repressie en het militariseren van de gevangenisomstandigheden: incomunicado-detentie, isolement, controle van alle communicatie, verbod om in het Euskara te praten…

2. Maximaal beveiligde gevangenissen (1982-1986)

In 1982 werden 100 politieke gevangenen vanuit Soria overgebracht naar Alcalá Meco, een beruchte en hoog beveiligde gevangenis van Madrid. Een jaar later wordt het grootste gedeelte van de politieke gevangenen overgebracht naar Herrera de la Mancha en de vrouwelijke gevangenen naar Carabanchel. Zij worden allemaal als “uiterst gevaarlijk” gecatalogiseerd en de behandeling was dan ook navenant. De enige mogelijkheid die de politieke gevangenen voorgeschoteld krijgen is spijtoptant worden of de totale vernietiging. Maar de politieke gevangenen antwoordden op die sinistere strategie met ongehoorzaamheid en actief verzet. Door de langdurige acties, soms tot 10 maanden lang, werd de regering genoodzaakt af te zien van deze strategie en over te stappen op een ander middel.

3. De verspreiding of de “dispersión” (1987- )

Het besef door de Spaanse regering dat het Collectief van Baskische Politieke Gevangenen niet klein te krijgen was, en de mislukking van de vredesonderhandelingen met ETA (1986-1989) te Algiers, waren voor de regering de aanleiding om nog harder toe te slaan. In nauwelijks een paar dagen regende het van geruchten dat Baskische politieke gevangenen versleept werden naar gevangenissen over het hele land, zo ver van huis als maar enigszins kon. En inderdaad, op 15 mei 1989 bevestigde de toenmalige minister van Justitie, Enrique Múgica Herzog, de aanzet van een nieuw penitentiair beleid, genoemd “La Dispersión”, de verspreiding. Op 22 mei 1989 werd deze strategie door de regering van Felipe González officieel bekrachtigd. Terwijl de PNV vandaag afstand doet van de verspreiding, waren ze toen in hun nopjes, want Herri Batasuna was een te duchten tegenstrever. Zo verklaarde Xabier Arzalluz, PNV-voorzitter, op 16 augustus 1989: “Deze politiek schendt de mensenrechten van de gevangenen niet”.

Zelfs in een en dezelfde gevangenis werden de Baskische politieke gevangenen, als ze met meer dan 2 waren, van elkaar gescheiden. Hierdoor werd de controle persoonlijk en de bedoeling bleef, ten koste van alles, het collectief te vernietigen. Tot op de dag van vandaag heeft de regering gefaald. Het EPPK - Collectief van Baskische Politieke Gevangenen (Euskal Preso Politikoen Kolektiboak) blijft even sterk en de steun van de bevolking wordt groter en groter.

Het EPPK zorgt ervoor dat het leven van de gevangenen minder zwaar wordt: een abonnement op de krant, een cadeautje, een advocaat, financiële steun voor onvermogende familieleden, georganiseerde busreizen naar de gevangenissen in het Zuiden, etc… Na 19 jaar blijkt dat de politiek van de verspreiding totaal mislukte.

Madrid en Parijs weten verdomd goed waar de knoop gebonden ligt.

Het “Colectivo de Presos Políticos Vascos” heeft op 17 februari 2008 zijn bedenkingen weer over de toestand in Euskal Herria, na het afspringen van de vredesonderhandelingen in 2007, via een communiqué dat in de krant Gara openbaar werd gemaakt. Zij doen een dubbele oproep om de huidige nefaste toestand te overstijgen.

1. De 1ste oproep doen zij aan de Spaanse en de Franse regering. Zij vragen hen verantwoordelijkheid op te nemen om de nodige stappen te zetten die vooralsnog ontbreken: de integratie van Nafarroa Garaia, Bizkaia, Araba en Gipuzkoa, aan de ene kant, en Lapurdi, Nafarroa Beherea en Zuberoa, aan de andere kant, door middel van politieke akkoorden die het autonomiestatuut moeten concretiseren en die het Baskische volk het recht moeten toekennen om zelf te beslissen.

2. De 2de oproep doen zij aan het Baskische volk. Zij vragen hen om zich blijvend te positioneren ten voordele van de erkenning van dit volk en om zelf te beslissen over de toekomst, opdat het politieke kader dat zal worden uitgewerkt werkelijk democratisch zou zijn, met rechten voor Euskal Herria en voor de Baskische bevolking.

Het Colectivo de Presos verduidelijkt dat de analyse van de huidige politieke context hen teruggebracht heeft naar de mislukte vredesonderhandelingen van 2007. De vastberaden wil en de projecten van iedereen werden samen met het badwater weggegooid of althans verborgen gehouden. Nog nooit had men zo dicht gestaan bij de erkenning van de rechten van Euskal Herria, maar de Spaanse regering en de PNV keerde dit politieke akkoord de rug toe, een akkoord dat die rechten moest concretiseren. Zij onderstrepen dat er alleen een oplossing van het conflict mogelijk is, als de regering het “autonomiestatuut van de vier” goedkeurt, het politieke gegeven dat Gipuzkoa, Bizkaia, Araba en Nafarroa één zijn.

Het Colectivo de Presos verwerpt de “hoja de ruta”, het routeplan, van de Lehendakari Juan José Ibarretxe, die in oktober 2008 een volksraadpleging wil houden, maar dan alleen in Araba, Bizkaia en Gipuzkoa. Het is een schaamlapje om de eigen belangen veilig te stellen. Een schaamlapje waarbij de handen in onschuld gewassen worden. Het is schone schijn. Het initiatief zoekt in feite een politiek akkoord tussen PNV en PSOE om een hervormd statuut voor de Baskische gemeenschap uit werken dat, eenmaal ondertekend, alle deuren voor een onafhankelijkheidsoptie definitief dichtklapt. Het mooiste bewijs van dit op handen zijnde traject van een politiek pact, is het opvoeren van de repressieve strategie tegen de onafhankelijkheidsbeweging. Dit geeft een extra dimensie aan dit pact, het is niet alleen politiek, maar ook militair.

Sinds het einde van de onderhandelingen heeft zich in ijltempo een “de facto” uitzonderingstoestand in Euskal Herria voltrokken, met een tsunami aan wegcontroles, niet te tellen aanhoudingen, politieke schijnprocessen, isolement, foltering…

Op 26 april 2007 klaagt Etxerat de verharding van de penitentiaire politiek aan. Volgens Etxerat is de dood van 22 personen (geschreven 2008) de grootste graadmeter van de negatie van de Spaanse regering voor de rechten op gezondheidshulp. Het is de laatste schakel in een lange, permanente en herhaalde schending. De toepassing van uitzonderingsmiddelen tegen de Basken is een voortdurende negatie van hun rechten. Ook het gebrek aan interesse van heel veel medische gevangenisfunctionarissen leidt naar een niet te verantwoorden gebrek aan professionalisme. Deze wrede werkelijkheid kan in volgende punten samen gevat worden:

Afwezigheid van medische bijstand

Etxerat wijst op de evidentie van afwezigheid van medische bijstand met als gevolg een verergering van de gezondheidstoestand soms met de dood tot gevolg. Als voorbeeld halen zij de dood van Igor Angulo en Roberto Saiz aan in 2006. Hij klaagde al geruime tijd over pijn in de borststreek, werd op 12 februari 2006 onderzocht op de cardiologische dienst van het Hospital Gregorio Marañón, waar hij een elektrocardiogram kreeg en goed bevonden werd voor verdere gevangenisdienst. Hij kreeg een behandeling tegen luchtwegeninfectie.

Naast de weigering op aanwezigheid van een vertrouwensarts, die de toestand terdege zou kunnen opvolgen, wordt bij de overbrenging naar medische centra alle intimiteit overboord gegooid, en de zieke gevangene wordt geboeid vervoerd, onderhevig aan de gebruikelijke mishandelingen. Terwijl in een beschaafde rechtstaat een doodzieke gevangene wordt vrijgelaten, lapt de Spaanse rechtstaat de echte wetten aan zijn laars. Nochtans voorziet het strafwetboek dat ernstig zieke en ongeneeslijk zieke gevangenen, volgens artikel 92, moeten vrijgelaten worden. Dit artikel wordt enkel en alleen niet toegepast op Baskische politieke gevangenen. En als dit uitzonderlijk toch eens gebeurt, als de gevangene zo zwaar ziek is, dan staat in een tijdspanne van minder dan 20 dagen na vrijlating de lijkkist al klaar.

Op vandaag (mei 2008) staan 13 Baskische politieke gevangenen op het dodenlijstje, politieke gevangenen met een ongeneeslijke ziekte, en toch weigert men ze vrij te laten.

De politiek van de verspreiding

De politiek van de verspreiding van de gevangenen is een compendium van mishandelingen en onrechtvaardigheden. Die strategie werd voor het eerst toegepast in Spanje, ruim 20 jaar geleden (op 22 mei 1989 geratificeerd) en kreeg uiteindelijk ook navolging in Frankrijk. De gevolgen hiervan zijn schrijnend. Tientallen familieleden raakten zwaar gewond in verkeersongevallen bij het verre bezoek aan hun kind, vader, moeder, zuster, broer, en op vandaag (mei 2008) nadert de teller stilaan de 20 dodelijke ongevallen. In 2007 waren 452 Baskische politieke gevangenen opgesloten in 49 verscheidene gevangenissen in Spanje met een gemiddelde afstand van 625 km van Euskal Herria, en in Frankrijk telde men 150 gevangenen verspreid over 30 gevangenissen, met een gemiddelde afstand van 806 km van Euskal Herria. In Euskal Herria zelf telde men 16 gevangenen. In januari 1996 al keurde het Europese parlement een resolutie goed tegen de verspreiding. De ‘International Observator of Prisons’, de ‘European Committee for the Prevention of Torture’ en de ‘Human Rights Commission of the United Nations’ hebben allemaal de politiek van de verspreiding streng veroordeeld.

Maar er is meer. Naast deze geografische spreiding is er ook een spreiding binnen de gevangnissen zelf. Als er meerdere Basken samen zitten (het gemiddelde is ongeveer 9 per gevangenis), dan worden zij van elkaar gescheiden in afzonderlijke modules, zodat ze nooit contact met elkaar kunnen hebben. Op 8 juli 2009 zal Jose Mari Sagardui “Gatza” 29 jaar in de gevangenis zitten en nog altijd wordt hij in een afzonderingsmodule geplaatst, waar hij trouwens, in totaliteit, 11 jaar van zijn gevangenisleven heeft doorgebracht

Om deze uitzonderingstoestand in goede banen leiden, is een doeltreffende (?) logistieke ondersteuning nodig. Gevangenen worden van gevangenis naar gevangenis “versleept”, onder bovenmenselijke omstandigheden (geen ventilatie, zwaar geboeid, extreme temperaturen, de transfers duren soms 18 uren zonder dat de gevangenen de wagen mag verlaten). Velen verliezen tijdens die transfers ook het bewustzijn, of worden ziek. Dat er af en wat mishandeling om de hoek komt kijken, is niet ongebruikelijk. Families worden in het ongewisse gelaten, weten niet waar hun verwante zich bevindt. En als er uiteindelijk toch een bericht komt en de familie haast zich naar de nieuwe bestemming, is de kans groot dat er geen transfer heeft plaatsgehad. Er zijn gevallen bekend van transfers die dagen aan één stuk hebben geduurd.

De advocaten moeten het hele land doorreizen om hun cliënten te kunnen bijstaan, en zij besteden meer tijd in de wagen dan in de bezoekerscel. Het is hen trouwens ook niet toegestaan om hun cliënten in groep bij te staan. Een paar dagen voor het proces bij de uitzonderingsrechtbank, de Audiencia Nacional, van start gaat, worden de gevangenen al uit de gevangenis gehaald om hen naar Madrid te brengen (rondjes rijden). Hoe een advocaat op die manier een stevig onderbouwd pleidooi kan voorbereiden, is een raadsel.

De pesterijen houden hier niet mee op. Baskische politieke gevangenen worden regelmatig bezoeken ontzegd, worden kranten en boeken ontzegd en worden niet toegelaten samen een andere Baskische gevangene te communiceren. Soms worden ze van zes tot acht maanden aan één stuk in totale afzondering gehouden. Advocaten en leraars mogen in de handen wrijven als ze al een toestemming krijgen om met een gevangene te praten, maar dan moet het wel in het Spaans zijn. De eigen taal, het Euskara, is verboden.

Sinds 1981 zijn al 11 Baskische gevangenen gestorven in de cel, 3 in Frankrijk en 8 in Spanje. Maar ondanks afpersing, mishandelingen en onzinnige en onwettelijke verspreiding zijn de Spaanse en de Franse autoriteiten er niet in geslaagd de wil en het moreel van de Baskische gevangenen te breken.

Levenslange veroordelingen

De Spaanse en de Franse autoriteiten hebben repressieve middelen ten overvloede. Maar alsof dat al niet voldoende is beschikken zij over emblematische uitzonderingsrechtbanken: de Audiencia Nacional in Madrid en de Section 14 in Parijs, en over een strafwetgeving die zij op maat van hun wensen ‘ad hoc’ aanpassen. De repressie moet immers totaal zijn.

Terwijl levenslange opsluiting wel in de Franse wetgeving is voorzien, is dat niet het geval in Spanje. Daar moest dus een mouw aan gepast woden. Het Hooggerechtshof, El Tribunal Supremo, gaf toestemming om de maximumstraf van 30 jaar op te trekken naar 40 jaar in 2006. Om in de buurt van een levenslange celstraf te komen werden verscheidene artikelen uit het strafwetboek ‘ad hoc’ aangepast. Zo werden de in de wet van 1973 voorziene strafverminderingen afgeschaft, en eigenlijk al toegepast vanaf 1996.

De mogelijkheid om na 3/4 of 2/3 van de straf vrij te komen, werd niet op Baskische politieke gevangenen toegepast. Deze mogelijkheid werd voor de Baskische politieke niet toegepast op de maximumstraf van 30 jaar, maar op de straf uitgesproken bij de veroordeling. Dit ging van een paar honderd tot een paar duizend jaar. Om de rechtgeaarde magistraat, die de wet naar behoren wilde toepassen een hak te zetten, werd dan maar in de schoot van de uitzonderingsrechtbank Audiencia Nacional, een “Juzgado Central de Vigilancia Penitenciaria” (een centrale magistratuur die de voorwaardelijke invrijheidstelling zou behandelen) opgericht.

Veel Baskische gevangenen (een 40-tal), veroordeeld onder de Código Penal (strafwetboek) van 1973 zouden in 2006 of 2007, na 15 of 20 jaar cel wettelijk kunnen vrijkomen. De Juzgado Central heeft er anders over beslist. Zij moeten in cel creperen.

De Franse staat kent dus wel een levenslange opsluiting, maar na 15 jaar kan een gevangene die woonplaats en werk heeft, in voorwaardelijke vrijheid worden gesteld, maar de Baskische politieke gevangenen Frederic Haramboure, Jakes Esnal en Jon Parot moeten in de cel blijven, hoewel zij aan die voorwaarden voldoen.

Ook de straffen tegen de Basken werden in Frankrijk verstrengt door de wetten Perben I en II (Dominique Perben was minister van justitie van 2002 tot 2005) en de wet Sarkozy. De strafmaat voor het delict “behorende tot ETA”, wat dat ook moge betekenen of wat ze er ook van maken, werd opgetrokken van 10 jaar naar 20 jaar. Het gaat hier dus niet om aanslagen, maar om het vermoeden van te behoren tot. Als gevolg van deze wetten zijn op vandaag 144 Baskische politieke gevangenen die niet kunnen vrijkomen, hoewel zij hun straf volledig hebben uitgezeten.

Incomunicado-opsluiting

Volgens het Spaanse gerecht is het noodzakelijk om een speciale wetgeving op te stellen die justitie mogelijk maakt snel in te grijpen bij verdenking van terrorisme. Daarom heeft Spanje de ‘Incomunicado’-wetgeving ingevoerd. Die houdt in dat iemand die verdacht wordt van terrorisme, zonder proces voor vijf dagen in totale afzondering kan worden gezet op beschuldiging van terrorisme. De wetgeving is opgenomen in artikel 520 bis en 527 van het Strafwetboek.

De incomunicado-maatregel zorgt niet alleen voor veel kritiek bij de Baskische bevolking, ook internationale organisaties zoals Amnesty International en Human Right Watch hebben scherpe kritiek geuit op de wetgeving. Ze verdenken de Spaanse overheid ervan martelpraktijken in de hand te werken door de totale isolatie van de buitenwereld. Ze pleiten voor het plaatsen van controlecamera’s om misbruik tegen te gaan.

Een jonge man van 28 jaar wordt door de Guardia Civil opgepakt voor terrorisme. Na drie dagen ‘incommunicado’ is het duidelijk dat hij hoe dan ook niets te maken heeft met de ETA. Het hoofd van de man is voor bijna de helft dikker geworden, omdat de politie hem keer op keer met het hoofd tegen de muur van zijn cel sloeg. Als hij terug op krachten komt, spant hij een proces aan tegen de agenten in kwestie

Resultaat: De jonge man krijgt terug een proces. Volgens de Guardia Civil heeft hij zelf drie dagen lang zijn hoofd tegen de muur geslagen om op die manier een proces te winnen.

Honderdtwintig uren zonder slapen, op een onbekende plaats, zonder bijstand van een vertrouwenspersoon (advocaat of dokter), geblinddoekt en naakt tussen je folteraars die je met zevenen tegelijk allerlei vragen en beschuldigingen toeschreeuwen, daarbij voortdurend geslagen worden, met vuisten, telefoonboeken, stokken, regelmatig een plastic zak over het hoofd getrokken krijgen tot tegen de verstikking aan, ontelbare keren ondergedompeld worden in een bad vol uitwerpselen, honderd vijftig keren door de knieën moeten buigen tot aan de volledige uitputting, daarbij omvallen en bij de haren weer rechtgetrokken worden, om opnieuw te beginnen, nat gemaakt worden terwijl je de klemmen van de elektroden hoort knetteren, een revolver die vlak naast je oor wordt afgeschoten of een revolver die op je slaap wordt gezet waarna je enkel een klik hoort, op handen en voeten staan, terwijl ze je genitaliën bewerken. Plots bijkomen op een stoel, terwijl je polsslag wordt genomen en waarbij je hoort zeggen: “Hij was bijna weg”. Dat is incomunicado-opsluiting.

De socialist Zapatero is er in geslaagd de vorige president, Aznar, van de troon te stoten. Van die 730 (verspreid over heel Spanje en Frankrijk) zijn er 169 die al ¾ van hun straf hebben uitgezeten (en moesten dus volgens de eigen Spaanse wetgeving al vrijgekomen zijn), en 55 zitten er in totale afzondering.

Achter die cijfers gaan nog andere drama’s schuil: terminale en ongeneeslijk zieke Baskische politieke gevangenen blijven opgesloten, het Hooggerechtshof is zo creatief geweest dat veel straffen uiteindelijk neerkomen op levenslange opsluiting, de gevangenen worden verspreid over het gehele land en liefst zo ver mogelijk van huis (tot meer dan 1.000 km), de ontoereikendheid of zelfs weigering van medische bijstand (gecamoufleerd door valse diagnosen), soms jarenlange afzondering, de verruwing van de behandeling en de familie die nog eens extra gestraft wordt door de afstand (bijna 20 doden voor een gevangenenbezoek van 20 minuten).

Spreiding en afzondering

Eén van de functies van een gevangenis is de afzondering van een veroordeelde uit de maatschappij, voor een bepaalde periode. Voor Baskische gevangenen komt daar nog de spreiding bovenop, ver weg van huis (wat in tegenspraak is met internationale rechtregels). Een maatregel die niet alleen de veroordeelde treft, maar ook familie en vrienden. Maar hier houdt het niet op, naast de afzondering uit de maatschappij, wordt ook nog eens de afzondering in de eigen cel toegepast. Om dit duidelijker te maken, halen wij het voorbeeld aan van 55 gevangenen, die maanden en jaren aan één stuk, 24u op 24u hun cel niet mogen verlaten, geen enkele contact mogen hebben met medegevangenen, hun eten toegeworpen krijgen in hun cel (40 in Spanje, 13 in Frankrijk en 2 in Canada). Wij herinneren er aan dat in dit laatste land de gevangene Bittor Tejedor op 9 februari 2008 alle woede van de cipiers over zich heen kreeg, toen in de aanpalende cellen een opstand was uitgebroken.

Zwaar zieke gevangenen en medische wanpraktijken

Askatasuna heeft al meermaals alarm geslagen over de toestand waarin zwaar en ongeneeslijk zieke gevangenen zich bevinden. Askatasuna klaagt aan de er automatisch en systematisch een negatief resultaat wordt gegeven bij mogelijke vrijlating, en dit onder een regering van de PSOE, die zegt progressief te zijn. Het gebrek aan medisch toezicht en soms de weigering ervan, is één van de oorzaken van die ziektes. Levenslange opsluiting is, sinds de tussenkomst van het Hooggerechtshof (onder politieke druk) één van de slagzinnen van de socialistische partij geworden, de partij die zichzelf aanmatigend de partij van de rechtvaardigheid noemt. Momenteel voeren 9 politieke gevangenen de lijst met ongeneeslijke ziektes de lijst aan: Jon Agirre Agiriano, Bautista Barandalla, Angel Figeroa, José Ramón Foruria, Mikel Gil Cervera, Marilo Gorostiaga, Gotzone López de Luzuriaga, Juan José Rego Vidal Josu Uribetxebarria Bolinaga.

Voeg daarbij nog 3 gevangenen die psychologische ziekteverschijnselen vertonen. Uit respect voor hun privacy worden geen namen genoemd.

Dat deze gevangenen een bijzondere soort beproeving moeten doorstaan, bewijst het aantal dat uit het leven stapte: 8 in totaal. Ten minste, als we de officiële versie van zelfmoord mogen geloven, wat in sommige gevallen door feitenmateriaal wordt tegengesproken (Igor Miguel Angulo Iturrate).

Askatasuna vraagt zich af: “Wat is toch de oorzaak dat een evenwichtig persoon zich genoodzaakt ziet om zo maar uit het leven te stappen?” Askatasuna geeft zelf het antwoord: “De gevangenis, de uitermate lange periode van opsluiting en een concrete penitentiaire politiek!”

Een ander heikel punt is het gebrek aan medische verzorging. Het gaat hier niet om de verzorging van een kleine snijwonde. Door gebrek aan medische verzorging zijn al 6 Baskische politieke gevangenen overleden: Juan José Crespo Galende, Joseba Asensio, Juan Karlos Alberdi, Mikel Zalakain, Pello Mariñelarena en Roberto Sainz Olmos.

En dan zijn er nog diegenen die het geluk van de vrijlating mochten proeven, maar die een paar dagen later (hooguit een week), als gevolg van het gebrek aan medische verzorging, overleden: Josu Retolaza, Jabi Gorostiza, Santi Díez Uriarte, Esteban Esteban Nieto, Kepa Miner, Jean Louis Maitia en Juan José Etxabe.

Houding van de politie bij verplaatsingen

Los van het feit dat verplaatsingen heen en terug naar het hospitaal (afhankelijk van het feit of er voldoende politie voorhanden is, anders blijven ze waar ze zijn) de ziekte nog verergeren, is het schrijnend te moeten vaststellen dat die ongeneeslijk zieke gevangenen allemaal met de handen op de rug geboeid het traject moeten afleggen. Een typisch voorbeeld hiervan overkwam de Catalaanse gevangene Laura Riera. Zes maanden zwanger, en een risicovolle zwangerschap volgens de artsen van het hospitaal. De artsen drongen er steeds op aan dat ze met een ambulance zou vervoerd worden (wegens het risico), maar ze stopten haar in een politiecombi met de handen op de rug geboeid. Bovendien werd ze nog van de gevangenis van Valencia versleept naar die van Tarrasa, en nu verblijft ze in Soto del Real, zwaar ziek en constant misselijk.

Deze denigrerende houding van de Guardia Civil is nog meer uitgesproken bij vrouwelijke gevangenen, en in het bijzonder bij de consulten op de Gynaecologie. Drie gevangen vrouwen van de Parijse gevangenis Fleury-Merogis, namelijk Mertxe Chivite, Marilo Gorostiaga en Aitziber Sagarminaga moesten de aanwezigheid van de politie tijdens het gynaecologische onderzoek dulden, beledigingen en beschimpingen inbegrepen. De Baskische politieke gevangene Idoia Martínez, op haar beurt, moest in een Madrileens ziekenhuis bevallen (maart 2007) terwijl de deuren van de verloskamer open moesten staan en de Guardia Civiles, onder de kenmerkende commentaar, de hele geboorte stonden gade te slaan.

De doctrine van het Spaanse Hooggerechtshof

De stapel van vernederingen en pesterijen is voor de “rechtvaardige socialisten” nog niet hoog genoeg. Willekeurig worden wetten aangepast, vooral als er verkiezingen op komst zijn. De maximum straf van 30 jaar werd in 2006 opgetrokken naar 40 jaar. De straffen moeten volledig uitgezeten worden (geen strafvermindering meer), en als de betrokkene voor verschillende feiten veroordeeld werd, worden deze niet meer als één geheel beschouwd, maar als afzonderlijk. In sommige gevallen gaat men zelfs zo ver om na een eerste veroordeling er een tweede aan toe te voegen (30 jaar volgens het oude regime + 40 jaar in het nieuwe regime voor een tweede feit + 40 jaar…), levenslang dus! Tweeëntwintig politieke gevangenen (waarvan er nu al 18 volledig hun straf hebben uitgezeten, maar niet vrijgelaten worden) komen onder dit huiveringwekkende zwaar van Damocles terecht: José Ignacio Gaztañaga, Txomin Troitiño, Joseba Artola, Jesús Bollada, Patxi Gómez, Antxon López, Txerra Martínez, Koldo Hermosa, Peio Etxeberria, Kandido Zubikarai, Jon Agirre Agiriano, Andoni Alza, Kepa Rezabal, Fernando de Luis, Jon Ander Urkizu, Luis Mari Azkargorta, Juan Mari Gabirondo, Pakito Lujanbio, Jose Mari Beristain, Unai Parot, Jabier Zabaleta en Santi Arrospide.

Intussen zijn de nodige stappen gezet om nummer 23, José Félix Zabarte, dezelfde smerige loer te draaien.

(Bron: vrij vertaald en bewerkt naar een artikel van Gari MUJIKA, in Gara)

>>>>>>>>