Pepe Rei

JOSÉ BENIGNO REI, “PEPE REI”

José Benigno Rei “Pepe Rei” is journalist, en hoewel afkomstig uit Galicië vestigde hij zich in Baskenland. Hij verrichte journalistieke werk bij “La Voz de Euskadi” en bij tijdschriften zoals “Interviú”. Eind van de jaren 80 werd hij hoofdredacteur bij de krant “EGIN”, waarvan het 1ste nummer op 29 september 1977 verscheen. Het is een blad met een lange geschiedenis van invallen en rechtszaken tegen journalisten.

De aanklacht luidde in dat soort gevallen vrijwel altijd samenwerking met de gewapende organisatie ETA en de flinterdunne bewijsvoering werd vrijwel altijd onderuit gehaald. De equipe van Pepe Rei deed aan onderzoeksjournalistiek, en klaagde de politieke en de economische corruptie aan, evenals de corruptie in verscheidene politiekorpsen, de drugstrafieken bij de Guardia Civil (La red Galindo) en de duistere activiteiten van de doodseskaders van ultrarechts (GAL). Na de sluiting van de krant “Egin” richtte hij het tijdschrift “Ardi Beltza” (zwart schaap) op en werd hoofdredacteur. Voor het in het openbaar brengen van al deze feiten zal Pepe Rei zwaar boeten.

01 december 1993

Op 1 december 1993 viel de Ertzaintza binnen op de zetel van “Egin”. Een oververtegenwoordigd aantal van meer dan 20 Ertzainas kwamen de installaties van de krant “Egin” te Hernani (Gipuzkoa) en Bilbao (Bizkaia) overhoop halen met een huiszoekingsbevel van een magistraat Carlos Bueren van de uitzonderingsrechtbank, Audiencia Nacional. Zij namen 10 kisten met documentatie in beslag uit de kantoren van de hoofdredacteur onderzoeksjournalistiek Pepe Rei, van de gedelegeerd bestuurder Ramón Uranga en van het hoofd van de administratie Iñaki Zapirain. De Ertzainas waren op zoek naar documenten die de krant in verband zouden kunnen brengen met aanslagen, gepleegd door ETA. De operatie was het gevolg van de analyse van de “papeles de Almorza”, documentatie gevonden bij de arrestatie te Parijs op 6 augustus 1993 van Carlos Almorza “Pedrito de Andoain”. In die documenten werd informatie teruggevonden over de samenstelling en de activiteiten van bepaalde ondernemingen, en de krant had die gegevens, zoals veel kranten, gemeld in hun uitgave. Carlos Almorza “Pedrito de Andoain” was in het bezit van een fotokopie met de gegevens, en de oorspronkelijke documenten zouden in het kantoor van Pepe Rei liggen .

Bij bepaalde bronnen van de politie werd opgemerkt dat er toch bijzonder ernstige twijfels gerezen waren over het feit dat de krant de gegevens zou doorgespeeld hebben aan ETA (de informatie was trouwens overal te verkrijgen), en dat ETA die gegevens zou gebruikt hebben om aanslagen te plegen.

Maar er moest een zondebok gevonden worden. De recente aanslagen op ondernemingen die meewerkten aan de controversiële snelweg “Autovía de Leitzaran” of de A-15 (die door prachtig natuurgebied zou aangelegd worden), om Pamplona en San Sebastián te verbinden in minder dan 50 minuten, moesten kost wat kost verantwoordelijken en daders opleveren.

24 augustus 1994

Op 24 augustus 1994 decreteert magistraat Carlos Bueren de arrestatie van Pepe Rei, en beschuldigt hem van “medewerking met ETA”. Pepe Rei moest al in december 1993 verhoord worden, maar hij had net een hartoperatie achter de rug en moest nog revalideren. Dat verklaart de lange periode tussen de huiszoeking en de uiteindelijke arrestatie.

Pepe Rei verscheen voor de Audiencia Nacional, in het gezelschap van zijn advocaat Álvaro Reizábal. Hij verklaarde gedurende het anderhalf uur durende verhoor dat hij absoluut geen medewerker was van ETA en dat hij de zijn handschrift op de fotokopie van Almorza niet herkende. Over de informatie die hij verzameld had over 4 ondernemers, betrokken bij de aanlag van de snelweg van Leizarán, verklaarde hij dat hij die gegevens in een kast zaten, en dat iedereen van de redactie er toegang tot had. Magistraat Bueren beweerde over 3 kaligrafische onderzoeken te beschikken waarin stond dat het handschrift van Pepe Rei was.

Omwille van zijn gezondheidstoestand werd Pepe Rei naar een penitentiair hospitaal verwezen. Drie maanden later werd hij in vrijheid gesteld.

22 april 1997

In april 1997 volgde dan het proces voor de Audiencia Nacional. Het vonnis van de rechtbank liet duidelijk verstaan dat er wel degelijk een misdrijf was gepleegd (documenten overhandigen aan ETA), maar dat ook iedereen bij de krant “Egin”, of zelfs buitenstaanders, aan de fotokopieën van de 16 ondernemers konden geraken. Er kon echter niet bewezen worden dat de documenten ter plaatse ontvreemd werden en nog minder dat Pepe Rei de dader was. Hij werd dan ook vrijgesproken.

Velen vroegen zich af waarom al die ophef nodig was: iedereen, ook ETA, wist van af de start van de werkzaamheden welke ondernemingen er betrokken waren bij de aanleg van de controversiële snelweg.

In 1982 werd hij ook al eens gearresteerd in San Sebastián, omdat hij zijn woonst ter beschikking van een Etarra gesteld had. Hij werd hiervoor niet veroordeeld.

15 juli 1998

Op 15 juli 1998 deed de Spaanse justitie een inval bij het dagblad “Egin” en de radiozender “Egin Irratia”. Hierbij werden negen mensen gearresteerd en werden drukpersen en zendapparatuur onklaar gemaakt. Op last van onderzoeksrechter Garzón werden beide media voor onbepaalde tijd verboden, beschuldigd van “instrument in het misdadige netwerk van ETA-KAS”. Pepe Rei zette na de sluiting zijn journalistieke werk verder. Hij schreef zijn arrestaties toe aan het opeisen van zijn recht op vrij meningsuiting, “expresión de sus opiniones”, en hij werd trouwens door de politie nog altijd beschouwd als medewerker van ETA, hoewel dit nooit kon bewezen worden.

Hij had de vermetele moed zijn reportages uit te geven in boekvorm. Zo stelde Pepe Rei op 28 september 1999 in Donostia het boek: "Garzón, la otra cara", aan de pers voor waarin hij de duistere zaken van de magistraat aan het daglicht brengt, o.a. de 200 aanklachten van foltering waaraan hij geen enkele aandacht besteedde. In die reportages, in boekvorm uitgebracht, heeft hij het over de sluiting van de krant Egin (Egin investigación), over Baltasar Garzón (Garzon, la otra cara), over de drugstrafiek bij de Guardia Civil van generaal Galindo (La red Galindo), over zijn eigen verblijf in de gevangenis (Carabanchel), over Xabier Arzalluz ‘El Jesuitá), over het staatsterrorisme (Alcalá 20-N), over de Spaanse desinformatiepers (Colegas), over politieke corruptie (La cloaca Vasca) en over de kazerne van de Guardia Civil in Intxaurrondo (Intxaurrondo, la trama verde).

08 maart 1999

Op 8 maart 1999 was het weer van dat. Hij werd in het centrum van San Sebastián, op een parkeerplaats, gearresteerd door de Policía Nacional en overgebracht naar Madrid op bevel van magistraat Baltasar Garzón van de uitzonderingsrechtbank Audiencia Nacional. Nu werd hij niet meer beschuldigd van medewerking, maar van “integratie bij ETA”. De magistraat was van oordeel dat Pepe Rei “informatie, verkregen tijdens zijn werkzaamheden als onderzoeksjournalist, ter beschikking stelde van ETA, voornamelijk gegevens over 6.551 personen (Ertzainas, militanten van de PP, militanten van de PNV en agenten uit de kazerne van Intxaurrondo)”. Toevallig allemaal personen die in zijn boeken voorkwamen. Maar volgens Garzón stonden die gegevens op de harde schijf van zijn pc (nogal wiedes, als je reportages maakt, zet je die toch eerst op je pc). Trouwens iedereen kon een kijkje nemen op die pc, want hij gebruikte geen wachtwoord. Toch werd hij opgesloten, maar 3 maanden later werd hij vrijgelaten na het betalen van een borgsom van 15.000.000 peseta’s. Hij gaat terug aan de slag en in januari 2000 verschijnt het eerste nummer van het maandelijkse tijdschrift "Ardi Beltza" (het zwarte schaap). De alarmfase wordt op maximum gezet, en de desinformatiemedia ontketenen een moddercampagne waarin het blad gecriminaliseerd wordt en in verband gebracht wordt met ETA.

19 januari 2001

Op 19 januari 2001 wordt Pepe Rei nog eens op bevel van Baltasar Garzón gedagvaard omdat hij de voorwaarden van zijn invrijheidstelling onder borg zou geschonden hebben. Hij had zijn werkzaamheden bij "Ardi Beltza" hervat, en dat was voldoende om hem te betichten van recidive (objecten voor ETA aanduiden).

Gelijktijdig werd hij ook opgeroepen door magistraat Juan del Olmo om verklaringen af te leggen in verband met de poging tot aanslag op de journalist Luis del Olmo, die op een video te zien was (gemaakt door Pepe Rei?) getiteld: “Periodistas, el negocio de mentir” (Journalisten, handel in leugens).

’s Avonds, omstreeks 20:00u werd Pepe Rei overgebracht naar de gevangenis van Acala-Meco, waar een wetsdokter de vaststelling deed, en bevestigde, dat Pepe Rei 4 by-passes had. Op 29 januari 2001 zal hij nog eens verhoord worden, samen met 4 van zijn medewerkers, in verband met een veronderstelde financiering van ETA-KAS.

29 januari 2001

Pepe Rei, Manuel Aramburu, Inmaculada Berriozábal, Manuel Inchauspe en Iker Beristain moesten op 29 januari 2001 verschijnen voor de rechtbank i.v.m. de veronderstelde financiering van ETA. Zij dienden verscheidene wrakingen in tegen Baltasar Garzón omwille van vooringenomenheid en directe of indirecte belangen. De wraking van Pepe Rei was gebaseerd op het feit dat Garzón ten aanzien van zijn persoon een onweerlegbare en manifeste vijandschap aan de dag legde, omdat hij hem hard had aangepakt in zijn boek: “Garzón, la otra cara” (Garzón, het andere gezicht). Dit wat betreft de vooringenomenheid. Wat betreft de persoonlijke belangen verwees Pepe Rei naar de intieme vriendschap tussen de magistraat en de journalist Luis del Olmo. De verdediger van Rei klaagt ook de lekken naar de pers aan, waarbij het geheim van het onderzoek geschonden werd (o.a. gegevens uit het persoonlijke dagboek van Garzón die in de pers verschenen), en wees op de vertragingsmanoeuvres van Garzón.

Intussen bevestigde Garzón de opsluiting van Pepe Rei, hoewel hij, alvorens de wraking werd behandeld, hij zijn taak als onderzoeksrechter doorgaf aan zijn opvolger Guillermo Ruiz Polanco. Ook magistraat Guillermo Ruiz Polanco vroeg de verdere opsluiting. Op 2 maart 2001 wordt Pepe Rei, na hartklachten, overgebracht van het ‘Centro Penitenciario Madrid II’ eerst naar het ‘Hospital Príncipe de Asturias’ in Alcalá de Henares en later naar het ‘Hospital, 12 de Octubre’ te Madrid.

Op 2 april 2001 blijft Pepe Rei voor Baltasar Garzón ontkennen dat hij samenwerkt of behoort tot ETA, en vraagt opnieuw de wraking van de magistraat, omdat hij uit wraak handelt (hij was meermaals onderwerp in artikelreeksen van “Ardi Beltza”. Hij klaagde ook zijn slechte gezondheidstoestand aan en het feit dat zijn toestand verergerde. De wraking werd verworpen.

Op 6 april 2001 wordt Rei opnieuw opgenomen in het ziekenhuis, en op 24 april 2001 moet hij terug naar de cel, en op 27 april 2001 kondigt Garzón de sluiting van Ardi Beltza aan.

De beschuldiging tegen Rei zal veranderen van "contact met ETA" in "deel uitmakend van ETA".

29 maart 2001

Op 29 maart 2001 publiceert Garzón een gerechtelijk dossier waarin staat dat “Ardi Beltza” uitgegeven door José Benigno Rei ‘Pepe Rei’, een “instrument is ten dienste van de gewapende organisatie, die dezelfde strategie verder zet als ten tijde van ‘Egin’, maar nu met een grotere intensiteit en meer direct van vorm. Het is een adequaat element om objectieven (voor ETA) aan te duiden”. In de laatste 14 nummers van het maandblad zou Pepe Rei over een tijdspanne van iets meer dan 1 jaar 400 personen hebben geïdentificeerd. Van deze 400 zouden er 140 op een lijst van ETA staan. Er zou een symbiose aan de gang geweest zijn tussen het maandblad en het informatieblad “Zutabe” van ETA. Hieruit concludeert Garzón dat het niet meer om “samenwerking met ETA” gaat, maar om regelrecht lidmaatschap of “deel uitmakend van ETA".

13 juni 2001

De Vierde Afdeling van de Rechters van Strafrecht zegt dat Pepe Rei werd gearresteerd zonder dat er aanwijzingen van delict waren. De verdediging van Rei eist de seponering of de vrijspraak. De Rechters van Stafrecht bekeken bovendien de Video: “Periodistas, el negocio de mentir” (Journalisten, handel in leugens)en de 10 eerste nummers van Ardi Beltza en vonden daarin geen enkele provocatie tot het stellen van daden van terrorisme. Pepe Rei bleef steeds binnen de grenzen van de vrije meningsuiting en hij kan dus niet beschuldigd worden "van het signaleren van objectieven" aan ETA. Bovendien is het "signaleren" geen juridisch-strafbaar feit. Zodoende wordt de thesis afgewezen als zou Rei tot ETA behoren, noch zou hij de journalisten die hem aanklagen, bedreigd hebben. Het vonnis maakt ook melding van het feit dat ETA de journalist Pepe Rei niet nodig had om aanslagen te plegen. Het vonnis vermeldde ook dat het Hof de ideologie van “Ardi Beltza” begrijpt: de verdediging van de hypothese van Izquierda Abertzale om een onafhankelijke Baskische staat te construeren. Het is niet omdat ETA dezelfde hypothese hanteert door middel van geweld, dat iedereen met dezelfde ideologie op dezelfde hoogte kan gesteld worden als ETA”.

Pepe Rei vernam via de TV dat hij zou vrijgelaten worden tegen betaling van een borgsom van 2.000.000 peseta’s. Bij het verlaten van de gevangenis beschuldigde hij Garzón ervan dat hij hem 150 dagen had gegijzeld uit pure wraak.

Garzón vernam de “ontkenning” door het Hof met verbijstering, en veronderstelde dat bepaalde magistraten onvoldoende kennis hadden van de zaak, en dat dit de aanleiding was tot de vrijlating. Ook de Asociación de Víctimas del Terrorismo, slachtoffers van het terrorisme, reageerden verontwaardigd. Zij beweren dat niet alle bewijsstukken in aanmerking werden genomen, en verklaren dat ze Pepe Rei schuldig blijven vinden en voort jacht op hem zullen maken.

06 februari 2002

Op 6 februari 2002 bevestigde de Audiencia Nacional de “ampliación”, de uitbreiding van de aanklacht van 29 maart 2001: van “samenwerking” naar “lid”, en verwierp hiermee het beroep dat Pepe Rei hiertegen had ingespannen. Zij erkennen nu wel de verantwoordelijkheid van Pepe Rei bij het signaleren van objectieven ten behoeve van ETA. Een bocht van 180°. Het Hof geeft als argumentatie op dat in eerste instantie de vrijspraak er kwam omdat er maar sprake was van 2 gevallen (de journalist Luis del Olmo en de familie Delclaux-Zubiría), wat moeilijk te bewijzen viel, maar dat dit aantal nu uitgebreid is naar 140 personen (politici, ondernemers, militairen, magistraten en leden van de veiligheidstroepen). Er is ook de vaststelling dat veel van die namen, zo niet allemaal, in het ETA-schrijfsel “Zutabe” verschenen zijn.

21 augustus 2002

Pepe Rei werd in kritieke toestand opgenomen in de “Unidad de Cuidados Intensivos del Hospital de Donostia”, intensieve verzorging, na een auto-ongeval. Hij bevond zich in coma, maar begon na een poos uit eigen beweging terug te ademen. De toestand bleef kritiek.

12 juli 2006

De ex-director Pepe Rei van "Ardi Beltza" (het maandblad werd 2001 gesloten en verboden) en twee journalisten worden op 12 juli 2006 gedagvaard in Donostia omwille van het schrijven van een artikel: “Corrupción, altos mandos de la Ertzaintza protegen al 'Clan de la Rosa'', dat de Ertzaintza koppelt aan een prostitutienetwerk en drugstrafiek in Euskadi.

Een hooggeplaatste Ertzaina, met naam en voornaam vernoemd in het maandblad, zou de “clan van Rosa” (een groep souteneurs) beschermd hebben. De clan controleerde tientallen clubs en konden rekenen op de medewerking van de Ertzainas om controles te vermijden.

Niet de betrokkenheid van de Ertzainas werd onderzocht, wel de kwalificatie van het misdrijf: laster, schending van de privacy, eerroof…Zij werden alle drie veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten, tot 15 maanden gevangenisstraf, tot een boete van 6.480 euro’s elk en tot schadeloosstelling van 9.000 euro aan de Ertzainas.

03 december 2004

Supermagistraat Baltasar Garzón had intussen verscheidene gerechtelijke dossiers samengebundeld in één monsterdossier, genoemd Sumario 18/98 (zie rubriek: "Politieke processen 5). Hoewel al die gerechtelijke dossiers eigenlijk los van elkaar stonden, hadden ze dezelfde karakteristieken. Ze volgden dezelfde lijn van redenering: “Ze zijn allemaal van ETA”.

Op 3 december 2004 eiste het openbare Ministerie van de uitzonderingsrechtbank Audiencia Nacional gevangenisstraffen tussen de 10 en de 51 jaar voor 62 beschuldigden, onder wie dus ook Pepe Rei waartegen 12 jaar geëist werd. Het proces zou één van de grootste monsterprocessen worden ooit in de uitzonderingsrechtbank gehouden en het startschot werd gegeven op 21 november 2005 te Madrid.

Pepe Rei is nooit in Madrid geraakt. Hij was te ernstig ziek en werd ook niet opgeroepen.