Txikia

In Itxasondo staan 2 grafzerken: Txikia en Txato

Txikia

Oude persfoto van de herdenkingsmis door Piarres Larzabal in witte kerkje van Sokoa

(*) Peitxoto ’s broer werd tegen het einde van de eerste “affaire Moreno & Garcia” met vervalste papieren in ons land gearresteerd. Hij kwam vanuit Zuid-Amerika. Naar Baskische gewoonte werd hij als broer van “Peitxoto” “Peitxotín” genoemd, “de kleine Peitxoto”. Meester Paul Bekaert kon de uitlevering tegenhouden.

Eustakio Mendizábal Benito “Txikia” was van zijn 10de tot zijn 23ste levensjaar in het klooster van de Benedictijnen in Lazkao. Het klooster had faam omdat er in de zestiger jaren een aantal samenkomsten van ETA plaatsvonden. Als seminarist leerde Txikia de Baskische taal onder de knie te krijgen omdat hij er alles kon lezen wat er in Baskenland voor handen was. Maar hij leerde er ook de bergen kennen die hem later vaak het leven zouden redden bij achtervolgingen. Toen de tijd aanbrak om het priesterkleed aan te trekken (1966) vroeg hij een jaar uitstel. Hij bleef zijn studies voortzetten, maar ging tevens werken in een fabriek in Beasain. In die periode weigerde hij een boete te betalen die hij had opgelopen wegens deelname aan een manifestatie en kwam daarom enige tijd in de gevangenis terecht. Na de arrestaties van een aantal jongeren nam hij de benen. Eerst vond hij een veilig onderkomen in de abdij van Belloc, maar al spoedig dook hij onder in Baiona waar hij twee keer gearresteerd werd en tenslotte “binnenlands” verbannen naar Poitiers. Hij keerde echter meteen terug om in het zuiden “liberado” (vrijgestelde bij politie bekend) van ETA te worden voor Gipuzkoa en Nafarroa. Txikia klom op tot verantwoordelijke van de militaire vleugel van ETA. Het aantal acties steeg in deze periode tot een ongekende hoogte. De eerste ETA-actie onder zijn leiding was de ontvoering van de Duitse ereconsul, Beihl, in Donostia. Vaak wist Txikia op spectaculaire wijze te ontkomen aan politieomsingelingen. Later werd de industrieel Huarte ontvoerd. Hij werd vrijgelaten nadat hij de arbeidsvoorwaarden in zijn bedrijf verbeterde. Op 19 april 1973 (Witte Donderdag) nam Txikia de trein Bilbao-Placensia. Was de politie ingelicht? In elk station, hoe klein ook, stonden ze verdekt op wacht. Txikia had in het station van Algorta een afspraak met zijn strijdmakker, José Manuel Pagoaga, “Peitxoto”(*). Meteen probeerden ze hun achtervolgers af te schudden. Hierop ontstond een vuurgevecht en omdat het Paasvakantie is lopen er veel kinderen op straat. "Scheer je weg", roept Txikia, tussen de schoten door, “Ik word achtervolgd”. Het aantal politiemannen wordt steeds groter. Als Peitxoto een andere richting kiest laat de politie hém lopen. Na twee kilometer rennen houdt Txikia een auto staande. Omdat de chauffeur slechts drie dagen een rijbewijs heeft (en wegens de schrik) krijgt hij zijn vehikel niet meer aan de praat. De eerste politieman die vóór de auto geraakt heeft geen munitie meer! Van de tweede krijgt Txikia een kogel in de rechterslaap. Zonder nog een woord te zeggen, zal hij in een ziekenhuis in Bilbao sterven, met een pistool in de hand, één in de zak van zijn regenjas en met een patronengordel rond zijn middel. 28 jaar oud, vader van 2 zonen betaalde hij zijn idealisme met zijn leven, zoals anderen het betaalden met de cel of met verbanning. 1973, ETA zit zonder leider, maar een mythe is geboren. Op 21 april wordt hij in zijn geboortedorp, Itsasondo, begraven. Omdat de volgende dag Aberri Eguna (Dag van het Baskische Vaderland) gevierd zal worden en om manifestaties te vermijden wordt het overlijdensbericht niet uitgehangen. Daardoor zijn slechts 30 personen op de begrafenis aanwezig, politie en Guardia Civil inbegrepen!

In het witte kerkje van Sokoa, in Noord-Baskenland, werd later een zieledienst gehouden. Piarres Larzabal, “Zoro de Sokoa”, Pastoor van Sokoa en secretaris van Anai Artea spreekt in zijn homilie vriendelijke woorden:

“Eustakio was niet het model van een klassieke held. Hij was een poëet, een bertsolari.

De afwezigheid van persoonlijke ambitie, zijn eenvoud, zijn oprechte en totale toewijding bezorgde hem vele vrienden waaronder niet weinig priesters.

Maar … Mendizábal stierf met een pistool in de hand. Hij leidde aanslagen en ontvoeringen. Ze noemden hem een “Baskische Guerrillero”. We weten dat het Christendom geweld veroordeelt. Maar laten we “geweld” niet verwarren met “antwoorden op geweld.”

Het 1ste grafzerk is van: Eustakio Mendizábal Benito “Txikia”

Filmpje: Txikia 1973

Meteen na de dood van Txikia werd de vraag gesteld of er verraad in het spel kon zijn. Een ETA-woordvoerder in Noord-Baskenland ontkende dit ten stelligste: “We kunnen wel eens een geschil hebben, een onenigheid, maar ons geschil met de politie is groter dan alle oceanen samen.” Betaalde Txikia zijn treinticket met “vuil geld”, afkomstig van ETA-acties en werd dit zijn dood?

Eustakio Mendizábal was boven alles een Baskische nationalist, een plattelandsrevolutionair. In hem konden zich zowel de fabrieksarbeider als de boerenjeugd terugvinden. “Om revolutionair te zijn moet je poëet wezen”, was één van zijn stellingen. De Baskische taal was een obsessie voor hem.

De politie-inspecteur die Txikia Mendizabal een kogel door het hoofd schoot, José Ramón Morán, verloor twee jaar later het leven. In een ETA-actie in … Algorta!!!

Txikia was, na Etxeberriata, de tweede ETA-dode…

Txato

Toen hij op 2 augustus 1985 van zijn werk naar huis terug reed, werd hij door een moordcommando van GAL doodgeschoten. Hij was 43 jaar oud.

Juan Mari Otegi Elizegi, “Txato” werd op 21 april 1942in Itsasondo geboren. Hij was al erg jong betrokken bij de Ikastolas, de volksdansgroep en het jeugdhuid. Hij startte de discussiegroep “Oargi” op. Van beroep was hij koperslager, maar in zijn vrije tijd hielp hij op de ouderlijke boerderij of studeerde hij elektriciteit en elektronica. In 1973 trad hij toe tot ETA maar twee jaren later, op 33-jarige leeftijd, diende hij de wijk te nemen naar het Noorden. Samen met vier andere vluchtelingen huurde hij een flat in Bayonne. “Txato”, zo genoemd door de grootte van zijn neus, trok in 1982 met zijn vriendin, Karmele, naar een boerderij in Donibane Garazi-St.-Jean Pied de Port. In de zomer van 1984 begon hij te werken in de coöperatieve Denek in Arrosa. De activiteiten van GAL zorgden ervoor dat hij inmiddels nog maar af en toe het huis verliet.

Het 2de grafzerk is van: Juan Mari Otegi Elizegi “Txato”.

Interview met Peitxotín,

de broer van Peitxoto

Enrique Pagoaga Gallastegui, “Peixotín”

de zwerftocht van een 'gedeporteerde'

Enrique Pagoaga Gallastegui, “Peixotín”, één van Basken die hun gedwongen ballingschap wilden opheffen en in mei 1996, vanuit zijn ballingsoord Venezuela naar Iparralde (Frans-Baskenland) wilde terugkeren, strandde in Zaventem, waar hij met valse papieren werd gevat. Na zijn vrijlating heeft hij zijn plannen om naar Baskenland terug te keren voorlopig opgeborgen. Thans verblijft hij te Brussel, wat “Meervoud” de kans gaf met hem terug te blikken op een bewogen levensgeschiedenis. Daarbij valt het op dat de lotgevallen van Pagoaga niet anders waren tijdens dan wel na het Franco-tijdperk. Er is een hardnekkige continuïteit in de repressie, waarbij de "socialistische" regimes zowel in Spanje (Felipe González!) als in Frankrijk (Mitterrand!) zich ontpoppen als hardvochtige verdrukkers die de grondbeginselen van de rechtsstaat zonder meer naast zich neerleggen.

- Stamt u uit een nationalistische familie ?

Enrique Pagoaga: Wij waren een boerenfamilie in Arrasate of Mondragón (in de provincie Gipuzkoa). Mijn vader werd tijdens de burgeroorlog gedwongen om in dienst te gaan bij de "nationalen" (franquisten) om tegen de Basken (de Republiek) te strijden. Omdat hij kreupel was, moest hij echter niet deelnemen aan de gevechten. Hij moest instaan voor de munitietransporten. Een broer van mijn moeder werd ter dood veroordeeld wegens dienstweigering in 1936. Dergelijke ervaringen zijn natuurlijk tekenend. Vandaar dat ikzelf en mijn broers algauw en vanzelfsprekend aan het Baskisch verzet gingen deelnemen.

- Dat was dus nog onder de Franco-dictatuur?

Enrique Pagoaga: Ja, in 1974 - ik was toen twintig jaar oud - werd ik voor het eerst in hechtenis genomen, wegens "propaganda-activiteiten". Na twee maanden werd ik op vrije voeten gesteld, en ben dan naar Iparralde, Frans-Baskenland gevlucht. In 1976 keerde ik terug naar Hegoalde (Spaans-Baskenland) waar ik de strijd voortzette. Ik werd weerom gearresteerd, en zonder veroordeling werd ik samen met vier anderen uitgewezen naar Denemarken. In dezelfde beweging werden nog vijf Basken naar België en vijf anderen naar Duitsland verbannen. Een soortgelijk lot ondergingen de "zes van Burgos" eerder in 1970: dit schijnproces dat door de franquisten was opgezet, en dat leidde tot de terdoodveroordeling van zes Basken. Ook zij werden, onder internationale druk, niet terechtgesteld, maar verbannen.

- Maar lang bent u niet in Denemarken gebleven?

Enrique Pagoaga: Neen, nog hetzelfde jaar keerden de ballingen terug. Dit gebeurde tijdens de Marcha por la Libertad, een vrijheidsmars kriskras door Euskadi. Daar kwamen de Basken voor het eerst massaal op voor Baskische onafhankelijkheid. De ballingen eisten ook het recht op om in Baskenland te kunnen blijven. Er kwam een algemene gratiemaatregel en daarop verbleef ik één jaar te Arrasate. Op een dag merkte ik echter dat ik gevolgd werd door de politie. Ik wist aan een omsingeling te ontsnappen en vluchtte ijlings terug naar Iparralde. Tot '78 was ik, net als de andere Basken aldaar, door Frankrijk als een politiek vluchteling erkend. Dit was natuurlijk een doorn in het oog van Madrid, dat Iparralde beschouwde als het "Heiligdom van de ETA". Met medeweten van de Franse politie werd het Spaans-Baskisch Bataljon ingezet. Dit was een voorloper van de GAL die vier jaar later lelijk zouden huishouden in de milieus van Baskische vluchtelingen. Dat Spaans-Baskisch Bataljon heeft in '78 Argala vermoord, en was ook verantwoordelijk voor de aanslag op mijn broer, José Manuel Pagoaga “Peixoto” (zie foto), die sedertdien blind is. Vanaf 1979 werden de Frans-Spaanse relaties ook officieel herzien. Voortaan werden niet meer alle Basken erkend als politiek vluchteling. Daarmee verloor ook ik mijn statuut. Zeven Basken werden aan de Spaanse politie overgedragen. Van een aantal anderen werd de bewegingsvrijheid ingeperkt: zij moesten zich binnen de grenzen van een welbepaald departement ophouden. Net als anderen nam ik uit eigen beweging de wijk naar een derde land, in mijn geval was dat Venezuela.

- Toen was er dus nog geen sprake van "deportatie".

Enrique Pagoaga: Neen, dat kwam later: toen Mitterrand aan de macht kwam, beloofde hij spoedig werk te maken van de erkenning van het statuut van de Baskische vluchtelingen. Achteraf bleek echter dat dit een list was om de ondergedoken Basken te verlokken om zich kenbaar te maken en te laten registreren. Ook ik ben in de val gelopen: in 1982 keerde ik naar Iparralde terug, waar ik dan aan de slag ging als arbeider in een schoenfabriek. Ik leefde er met vrouw en kinderen, in alle openheid, in de mening dat er inderdaad spoedig een definitieve regeling zou komen. In mijn vrije uren zette ik mij in voor SEASKA, de beweging die in Iparralde ijvert voor de bouw, de pedagogische invulling en erkenning van de Baskische scholen (Ikastolak).

Vanaf 1983 begon de GAL (Grupo Antiterrorista de Liberación) te opereren in Iparralde. Daarbij werden 27 Basken vermoord. De Franse regering gaat steeds nauwer met Madrid samenwerken, er worden 150 Basken overgedragen aan de Spanjaarden. De samenwerking houdt ook in dat Frankrijk meedoet aan de deportatiepolitiek, die het Baskisch verzet in Frankrijk definitief moest breken: Basken worden aldus uitgezet naar Venezuela, de Dominikaanse Republiek, Ecuador, Gabon enz. Ikzelf werd in 1987 gedeporteerd naar Algerije. U moet weten dat het ging om een administratieve aanhouding: nooit heb ik een aanhoudingsbevel gezien, en nooit ben ik van wat dan ook beschuldigd.

- In Algerije werden op dat ogenblik gesprekken gevoerd tussen ETA en de Spaanse regering...

Enrique Pogoaga: Iets voordien was Txomin Iturbe naar Gabon gedeporteerd. Daar was zijn veiligheid niet verzekerd. Algerije bood zijn gastvrijheid aan Txomin aan, die door de Algerijnse autoriteiten als "strijder" wordt erkend. Algerije werpt zich op als bemiddelaar. Daarop volgen gesprekken tussen een ETA-delegatie (waaronder Txomin Iturbe, die echter kort nadien in een auto-ongeval aan zijn einde komt, waardoor de geheime onderhandelingen in de bekendheid raken) en een Spaanse regeringsdelegatie, die de onderhandelingen spoedig doet springen en de belofte van bescherming van de delegatieleden niet nakomt: door politieke druk op Algerije worden de aldaar verblijvende Basken aan Spanje vrijgegeven. Zo werd ook ik met een Spaans militair vliegtuig terug naar Frankrijk gevoerd. Van daaruit werd ik op een vliegtuig naar Venezuela gezet.

- Welke status genoot u daar?

Enrique Pagoaga: In Venezuela werden wij beschouwd als 'emigranten', dus niet als vluchtelingen of iets dergelijks. Bovendien beschikten wij niet over onze papieren: de Spanjaarden hadden die ingehouden en hadden bij de Venezolaanse overheden onze identiteit geaccrediteerd. In Venezuela bezaten wij een vrijgeleidebrief, waarmee we ons maandelijks bij de politie moesten melden. We kregen ook geen toegang tot de Venezolaanse nationaliteit en waren een soort Spaanse "krijgsgevangenen" extra muros. Dit wordt treffend geïllustreerd door het feit dat verschillende Basken in ballingschap door Spaanse politiemensen werden ondervraagd en gefolterd, onder meer was dit in Ecuador het geval voor Angel Aldana en Alfonso Etxegarai. Nadien werden deze nog eens overgevlogen naar respectievelijk de Dominikaanse Republiek en Sao Tomé.

- Hoe kwam u in Venezuela aan de kost?

Enrique Pagoaga: Ik werkte er in verschillende restaurants. Vandaar dat ik overweeg hier in Brussel een restaurant te beginnen. In die tijd ben ik ook van mijn vrouw gescheiden. Dat lag echter niet aan onze relatie, maar ons huwelijk werd onmogelijk gemaakt door het feit van de ballingschap, de afstand, de onzekerheid. Dat geldt overigens voor verschillende huwelijksrelaties van ballingen.

- Voor u op Zaventem werd aangehouden, was u op weg, samen met tien andere ballingen, om terug te keren naar Baskenland. Hoe komt het dat daar zoveel tijd is over heen gegaan?

Enrique Pagoaga: We waren de gegijzelden van de Spaanse regering. Veel bewegingsruimte hadden we niet. Het is normaal dat we ons in de eerste plaats bekommerden over onze concrete situatie, hoe we daarin ons bestaan konden verzekeren. Vervolgens vormden we een kleine gemeenschap van lotgenoten. De beslissing om terug te keren, althans de elf mensen die dit uiteindelijk deden hebben we collectief genomen: van die elf waren er vijf afkomstig uit Venezuela, vijf uit de Kaap-Verdische Eilanden en één uit Algerije.

Bovendien voelden we de grond te heet worden onder onze voeten: twee weken voor ik vertrok werd één van de Basken aangehouden door de Venezolaanse Interpol, ook alweer zonder aanhoudingsbevel.

- Uw plan om de terugkerende Basken in Baiona te vervoegen, mislukte vanwege uw aanhouding in Zaventem. Wat bent u nu van plan?

Enrique Pagoaga: Er bestaat geen gerechtelijk dossier tegen mij in Spanje, mijn uitlevering wordt evenmin gevraagd. Toch wil ik, gezien de manier waarop ik door de Spaanse autoriteiten ben behandeld, niet naar mijn dorp terugkeren. De ballingen die in Baiona hun opwachting maakten, zijn door de Franse gendarmerie aan Spanje overgedragen, een aantal van hen zijn weerom gehouden zich niet buiten de grenzen van een bepaald Frans departement te begeven. Voorlopig blijf ik dus maar in Brussel. Ik zal een cursus Nederlands volgen, en dan zien we wel... Mijn kinderen komen mij dezer dagen bezoeken. Het is alweer twee jaar geleden dat ik ze nog gezien heb. Ze zijn 12 en 14 jaar oud...

- De krant 'La Vanguardia' meent te weten dat u de woordvoerder bent van de terugkerende Basken die door de 'historische Eta' zouden zijn belast met een missie om de huidige ETA-leiding en ook de partij Herri Batasuna te overhalen tot een meer inschikkelijke opstelling en met name ook zouden moeten aandringen op een verlenging van het bestand dat ETA kort geleden voor een week had afgekondigd.

Enrique Pagoaga: Dat is pure overheidspropaganda. Ik heb geenszins de bedoeling de ETA-lijn te beïnvloeden of die van Herri Batasuna. Men stuurt dergelijke berichten de wereld in om een ingebeelde scheidslijn bloot te leggen tussen de 'harden' en de 'zachten', en om de beweging zijn kracht te ontnemen. Die kracht bestaat precies in de continuïteit tussen zij die, vroeger, onder Franco, het verzet in gingen, en dit bleven doen tot een nieuwe generatie de wacht overnam. Men noemt ons dan gemakshalve "terroristen". Maar wat voor "terreur" hebben wij dan gepleegd? Onze werkelijke "terreur" bestaat erin dat wij opkomen voor onze rechten, dat we willen ademen in ons eigen huis. Men doet het voorkomen alsof wij ons vergenoegen in geweldpleging, maar wij willen niets liever dan vrede, de wapens neerleggen en onze eigen samenleving opbouwen. Dat recht op zelfbeschikking wordt door Spanje wel erkend in Oost-Europa en in alle landen van de wereld, behalve in Euskadi!

Interview door Bernard Daelemans, verschenen in “Meervoud”, nummer 21, september - oktober 1996.