De 3de periode

De 3de periode: de jaren van GAL

Ik haal 3 gebeurtenissen aan:

    1. Het terrorisme van de "incontrolados" wordt, weliswaar op een laag pitje, verder gezet (brandstichting in een of ander bar, bedreigingen tegen personen...)

    2. Het verzenden van bombrieven naar aanhangers van de ezker abertzale in september 1989 (Concepción Morales, de moeder van de omgebrachte postbode, José Antonio Cardosa, te Rentería, dacht al die tijd dat het een aanslag was van ETA. Pas omstreeks het tijdstip van het proces vernam ze dat de brief verstuurd was van uit Binnenlandse Zaken.

    3. De aanslag in het restaurant van Hotel Alcalá te Madrid waarbij Josu Muguruza om het leven kwam.

A. Het meest verontrustend gegeven

Het meest verontrustende in de gehele geschiedenis van GAL is dat het niveau 2 intact gebleven is, het niveau waar de strategie en de operaties uitgedokterd werden. Dit niveau is niet kunnen ontmanteld worden en bijgevolg ook niet gezuiverd kunnen worden. Er is meer, bepaalde personen werden gepromoveerd naar hogere functies. Er is weliswaar een gerechterlijk onderzoek geweest, maar dan alleen op het niveau van Binnenlandse Zaken en dan nog niet ten gronde. Aan de Guardia Civil en CESID werd niet geraakt.

Laten wij niet vergeten dat het om personen gaat die al ten tijde van de UCD van Adolfo Suarez in het geweer waren, die dat tijdens de regering van Felipe González ook waren en die dat ten tijde van Aznar ook waren.

Personen als Ballestros, Martínez Torres, Galindo, Sáenz de Santamaría, Guillermo Ostos, Cándido Acebo, Casinello en nog een paar minder bekende goden hebben deel uitgemaakt van niveau 2. Zij vormden een feitelijke authentieke macht, een hermetisch afgesloten staatscel, die garant stond en staat voor continuïteit. Het is een inktzwart bezinksel van de vuile oorlog dat de straffeloosheid toedekt: "Tegen deze kanker, die bestond onder de UCD, die bestond onder de PSOE, die nog bestaat en zal blijven bestaan, om het even wie er aan de macht komt, is geen kruit gewassen en hun methodes zullen dezelfde blijven (cfr.:Sáenz de Santamaría)". Opnieuw zal geprobeerd worden een strategie, die nu latent aanwezig is in de schaduw, in werking te stellen.

B. Een doofpotoperatie

Er bestaat een pact tussen PSOE en PP om die coördinatiecellen te behouden en te beschermen tegen al te ijverige magistraten. De PSOE van Zapatero zit in de tang van de PP-chantage. De PP weet verduiveld goed hoe de mechanismen van GAL hebben gewerkt en nog werken. Daar heeft Fraga Iribarne voor gezorgd. De PSOE weet dus hoever ze te ver kunnen gaan. Aan de andere kant weet ook de PSOE dat onder de regering-UCD (bevolkt met veel lieden die nu PP zijn) de vuile oorlog begonnen is. Ze houden elkaar dus in evenwicht.

Uit de nota van CESID van 28 september 1983 is duidelijk de implicatie van de Guardia Civil en van de geheime dienst aangetoond. De grootste bezorgdheid van de Staat bestond er dan ook in dat onderzoeksdaden naar de werking van het 2de niveau in die mate gesaboteerd werden dat de betrokkenheid van het Ministerie van Defensie buiten schot bleef:

protectie, ondersteuning en promotie van Enrique Rodriguez Galindo

  • afwijzing en verzet tegen onderzoeksdaden naar de kazerne van Intxaurrondo

  • de "ley del silencia" (omerta) opleggen aan Guardias Civiles die van ver of dichtbijgetuige waren van de aanslagen

  • bedreiging van getuigen

  • bedreiging aan hen die de "trama verde", het groene spoor (Guardia Civil) moesten onderzoeken (b.v. commissaris De Federico)

  • de Comandancia de Guardia Civil, die weigert gegevens en documenten af te geven

  • zelfs de magistraat, Carlos Bueren, van de Audiencia Nacional kon niet aan de druk weerstaan en gaf de zaak Lasa en Zabala uit handen op het moment dat hij in de rechtszaal zou geconfronteerd worden met de Guardia Civil

Commissaris-generaal van de Gerechtelijke Politie

Enrique de Federico

Op 14 augustus 1996 verwijst Enrique de Federico, de commissaris-general van de gerechterlijke politie, op een expliciete manier, in een verklaring voor de rechter dat Ferrán Cardenal, de ex-directeurgeneraal van de Guardia Civil, één van de personen was geweest die het onderzoek naar de zaak "Lasa en Zabala" hebben tegengewerkt. De rechter had hem de vraag gesteld of Cardenal behulpzaam geweest was om bepaalde feiten op te lossen. Het antwoord van De Federico was: "In tegendeel".

Ook minister van Binnenlandse Zaken (1994) en Defensie (1993) in de regering González, en nu burgemeester van Zaragoza, Juan Alberto Belloch, deed al het mogelijke om het organigram van GAL geheim te houden. Hij was de auteur die weigerde de documenten van CESID aan Garzón te overhandigen.

Vrije vertaling van het artikel verschenen op 9 december 1995 in "El Mundo"

José Luis Manzanares vraagt zich af of de misdaden wel door de Rechterlijke Macht kunnen gesteaft worden

Sala zegt dat de onenigheid over de "papieren van CESID" limieten zal stellen aan het gerechterlijk onderzoek.

Het arbitragehof zal maandag de twist tussen Defensie-Garzón bestuderen

MADRID.- De beslissing die het Arbitragehof aanneemt over de twist tussen de magistraat van de Audiencia Nacional, Baltasar Garzón, en het Ministerie van Defensie (Belloch) over de zogenoemde "papieren van CESID" zal "belangrijk" zijn, omdat ze de grenzen van de gerechterlijke onderzoeken zal bepalen. Dit werd gisteren bevestigd door de voorzitter van de CGPJ, Algemene Raad van de Rechterlijke Macht, Pascual Sala.

José Luis Manzanares, vicepresident van dit instituut, gaat een stap verder door er op te wijzen dat het belangrijkste nu is te weten of die misdaden door de Rechterlijke Macht kunnen bestraft worden.

C. De zwakke schakel

De zwijgplicht, op alle niveaus, was dus alomtegenwoordig. "Secreto oficial", "ocultaciόn", "opacidad"..."Officieel geheim" (staatsraison), "verhulling", "ondoorschijnendheid"...waren in de media schering en inslag. Het vonnis van het Arbitragehof werd op 14 december 1995 bekendgemaakt: "Het Hof laat de beslissing om de documenten al dan niet te overhandigen in handen van de regering".

Alhoewel we dus nooit de volledige waarheid zullen te weten komen, zijn er toch een paar factoren die een licht op de hele zaak werpen. De voornaamste oorzaken van die ontknoping zijn:

Ø het werk van bepaalde onderzoeksjournalisten

Ø de rivaliteit tussen de politiekorpsen en de inlichtingendiensten

Ø de vastberadenheid van Baltasar Garzón

Ø de vaststelling dat het staatsterrorisme bepaalde vooraanstaande en hooggeplaatste protagonisten, met publieke fondsen, heeft verrijkt, terwijl anderen helemaal niet in de staatspot konden graaien

Een geval apart is Juan Alberto Perote (*). Uit onvrede met zijn ontslag had hij kopieën van de documenten van CESID openbaar gemaakt. Kopieën van documenten waren echter niet rechtsgeldig.

(*) Juan Alberto Perote

De Spaanse James Bond

Deze man die waarschijnlijk de bezitter is van de meest waardevolle geheimen uit de moderne Spaanse geschiedenis, heeft "wetenswaardigheden" in zijn geheugen opgeslagen die meer dan één regering aan het wankelen kan brengen. In de gespecialiseerde pers wordt hij dan ook "el James Bond Español" genoemd. Afkomstig van Valladolid trad hij in 1959 toe tot de militaire academie in Zaragoza, wat hem in 1970 naar de Servicio Secreto, de geheime dienst, bracht. Vanaf 1981 kwam hij aan het hoofd te staan van de Grupo Especial de los Agentes Operativos van CESID, een speciaal opgeleide groep voor geheime operaties.

Transcriptie naar het Nederlands van een paar vragen uit een interview

Bron: generacionxxi

In het document met besluiten over de vuile oorlog, samengesteld door CESID, wordt verwezen naar "de persoon die de strijd tegen het terrorisme in zijn totaliteit leidt". Wie is die persoon?

Dit document heb ik opgesteld, en werd later de stichtingsakte genoemd. Er worden geen namen vermeld omdat het een theoretisch document is, maar er is niet de minste twijfel dat die persoon diegene is die de hoogste verantwoordelijkheid draagt. Dat heb ik ook aan het Hooggerechtshof verklaart. Wie kan de beslissing nemen om op een agressieve manier te opereren in een ander land, zoals Frankrijk? Wie kan opdracht geven om daar te moorden en de wetten te verkrachten? De president van de regering.

In uw boek ontkent u betaald te zijn geweest door Mario Conde. Blijft u daarbij?

Ik was de meest gecontroleerde, de meest ondervraagde persoon in Spanje van de laatste jaren. Als er ook maar 1 illegale peseta bij mij zou gevonden zijn, dat had dit allang op de eerste pagina van de kranten gestaan. Ik onderhoud wal een goede relatie met hem.

Zohaast men op de hoogte was van uw contacten met Mario Conde (Spaans financier), spraken de media over chantage, zelfs over samenzwering...

Was er chantage? Ja, maar dan ten opzichte van mij. Toen mijn advocaat ontboden werd op Moncloa (Wetstraat 16), werd hem gezegd: "Uw cliënt zit in de gevangenis, en als hij niet zwijgt, zal hij er doodrotten. Maar als hij belooft te zwijgen, dan komt hij vrij". En ze lieten me gaan. Later toen ik bij Garzón verklaringen moest afleggen, en niets zei over de documenten, maar wel over het feit dat in sommige documenten verwezen werd naar "Pte.", tekende ik mijn doodsvonnis. Ik werd terug gearresteerd en ik kan u verzekeren dat ik heb afgezien. ("Pte." werd door Garzón beschouwd als de gebruikelijke afkorting voor "Presidente".)

Men beweert dat u over meer dan 3000 documenten beschikt.

Wel, ik heb 23 microfiches met daarop 1200 folio's van fotokopieën. Van die 1200 zijn er 1000 die tot niets dienen. Natuurlijk zijn er de andere, die mijn relatie weergeven met de directeur over het functioneren en het operatieve van de zaak. Niemand heeft ze gezien, noch gelezen.

Wie gaf de opdracht tot de "Operatie Mengele"?

Over die operatie heeft de Minister van Defensie uitdrukkelijk gezegd dat het Centrum (CESID) daar geen uitstaans mee had. Ik heb voor de rechter verklaard dat we effectief in de omgeving van de menselijke miserie hebben gewerkt, in de drugverslaving, en dat ik geen weet heb van enige dode.

Operación Mengele

In september 1996, als gevolg van publicaties in de krant "El Mundo" op 16 en 17 september 1996, werd één van de chefs van Spaanse geheime dienst, luitenant-generaal Javier Calderón in beschuldiging gesteld.

De aanklacht luidde: de ontvoering van drie bedelaars, daklozen (waarvan 2 verslaafden) met het oogmerk een krachtige drug op hen uit te testen, die later zou gebruikt worden tegen ETA. Eén van hen is door de tests gestorven. De opdracht voor de ontvoeringen werd opgedragen aan 5 agenten, waarvan alleen het pseudoniem werd bekendgemaakt: Don Emilio, Losada, Porto, Zarca en Ureña.

Op dat moment, onder de regering van de PSOE, waren de twee hoogst verantwoordelijken voor de CESID, generaal Emilio Alonso Manglano en tweede in rij, generaal Javier Calderón.

Schrik voor diefstal

Ex hoge ambtenaren van de verdwenen Cesid, nu CNI-Centro Nacional de Inteligencia, vrezen nog altijd dat diefstallen kunnen plaatsvinden, zoals gebeurde op 25 december 2002. Toen werd er ingebroken in het huis van de ex-secretaris-generaal van CESID, generaal Aurelio Madrigal Díez. Vanaf het ogenblik dat Juan Alberto Perote de dienst verlaten had, met 1245 confidentiële microfiches, gebeurden vreemde "aanslagen" op woningen van topfunctionarissen behorende tot de geheime dienst, altijd gecamoufleerd als gewonen inbraken. De slachtoffers vermoeden dat CESID zelf niet vreemd is aan het "binnendringen" in private woningen.

D. Het proces GAL

Spaanse staatsterroristen in de beklaagdenbank

De rechtszaak waarvan sprake behandelt de eerste actie die de Grupos Antiterroristas de Liberación (GAL) opeisten, met name de ontvoering van de Franse zakenman Segundo Marey. Op 4 december 1983 werd de man in zijn woning in het Frans-Baskische Hendaia ontvoerd, in een auto gesleurd en over de Spaans-Franse grens gesmokkeld. Daar werd hij enkele dagen vastgehouden in Basauri, nabij Bilbo. De ontvoering van Marey, die overigens niets te maken had met de ETA, was eigenlijk een vergissing. De kidnappers dachten immers dat ze het vermoedelijke ETA-lid Mikel Lujua Gorostiolageïdentificeerd hadden. De operatie werd uitgevoerd door enkele kleinere vissen, maar als verbindingsman trad José Amedo op, een agent van de Guardia Civil in Bilbo. Hij en zijn collega Michel Dominguez legden contacten met agenten van het Franse politiekorps (o.a. van de Police des Aires et des Frontières) die inlichtingen leverden over mogelijke doelwitten, rekruteerden allerlei handlangers waaronder enkele Portugese huurmoordenaars en betaalden de onkosten met geld uit geheime staatsfondsen. De coördinatie was echter in handen van Francisco Álvarez, politiechef van Bilbo tot zijn promotie tot chef van de Spaanse antiterroristische dienst MULC, en Miguel Planchuelo, op het moment van de feiten chef van de politie in Bilbo. Voor politieke ruggensteun konden zij dan weer rekenen op Julian Sancristobal, de civiele gouverneur van Biskaje en latere directeur van de Staatsveiligheid, en Ricardo Damborenea, de secretaris-generaal van de socialistische PSOE in Biskaje.

Al deze lieden hebben hun betrokkenheid in dit GAL-dossier reeds bekend voor onderzoeksrechter Eduardo Moner van het Hooggerechtshof (Tribunal Supremo). Dat is niet het geval voor PSOE-kopstukken als Rafael Vera, de toenmalige staatssecretaris voor de Staatsveiligheid, en José Barrionuevo, de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken. Ook zij zitten nu op de beklaagdenbank en worden door de andere verdachten aangeduid als de directe opdrachtgevers. Trouwens, Damborenea verklaarde eerder tegenover onderzoeksrechter Baltasar Garzón, en later ook tegenover de pers, dat de Spaanse ex-premier Felipe González op de hoogte was en akkoord ging met het opzetten van de GAL-structuur. González kon de dans echter ontspringen. Tegen hem loopt geen onderzoek meer in dit verband.

Vera en Barrionuevo rekenen alvast op een vrijspraak omdat er buiten de (erg bezwarende) verklaringen van de andere verdachten weinig hard bewijsmateriaal tegen hen zou bestaan. De onderzoeksrechters concentreerden zich vooral op het gebruik van geheime fondsen van het ministerie van Binnenlandse Zaken voor de financiering van de GAL-activiteiten. De andere verdachten (Sancristobal, Damborenea, Alvarez, enz.) wilden in het GAL-dossier Marey hun mond wel opendoen, omdat het slachtoffer na tien dagen vrijgelaten werd. Zij konden ook moeilijk anders dan overgaan tot bekentenissen nadat Amedo en Dominguez waren beginnen praten en hen hadden verraden. Amedo en Dominguez werden loslippig nadat ze veroordeeld werden voor hun betrokkenheid bij de GAL-aanslagen op het café Batxoki in Baiona (8 februari 1986) en op barLa Consolation in Donibane Lohitzun of St.Jean-de-Luz (10 juli 1984). Bij de aanslag op de Batxoki werden zes personen, o.a. twee meisjes van 4 en van 5 jaar, zwaargewond door de kogels van de GAL.

Behoort de ontvoering van Marey niet tot de zwaarste misdaden van de GAL, dan wijst het dossier toch op de betrokkenheid van de hoogste politieke verantwoordelijken binnen de Spaanse staat. Bovendien bleek de ontvoering een efficiënt chantagemiddel tegenover de Franse instanties. In haar eerste communiqué eiste de GAL de ontvoering op en eiste ze de vrijlating van Francisco Javier Lopez, Sebastián Lopez, José Maria Rubio en Jesus Alfredo Gutierrez. Deze vier Spaanse agenten waren in Frans-Baskenland gearresteerd na een poging om de Baskische vluchteling José Maria Larretxea te kidnappen. Vier uur na de vrijlating van de Spaanse agenten door Frankrijk werd Segundo Marey vrijgelaten.

Ook andere belangrijke dossiers over de activiteiten van de GAL komen binnen afzienbare tijd in de gerechtszalen. In die gerechtelijke onderzoeken doken eveneens de namen op van hoge politici, functionarissen en officieren van de Guardia Civil. In tegenstelling tot de zaak Marey hulden de beschuldigden zich bij ondervragingen over deze dossiers in stilzwijgen. Het gaat in die dossiers immers om moordzaken waarbij ze dus zwaardere straffen riskeren. We geven enkel de beruchtste zaken:

· In de zaak 'Onaderra' (de aanslagen op Ramon Onaderra, Bixente Perurena en Angel Gurmindo en de moord op Christian Olaskoaga in 1983-1984) werden onder meer de volgende personen in beschuldiging gesteld: Luis Roldán (gewezen gouverneur van Navarra en gewezen directeur-generaal van de Guardia Civil), José Sáenz de Santamaría (legergeneraal en directeur van de Guardia Civil tussen 1983 en 1986), Enrique Galindo (generaal van de Guardia Civil en gewezen commandant van de beruchte Intxaurrondo-kazerne van Donostia) en Juan Alberto Perote (de gewezen chef Operaties van de Spaanse geheime dienst CESID).

· Het dossier 'Lasa en Zabala' zal in Baskenland wellicht de meeste emoties losweken. In wat wellicht de eerste GAL-operatie was, werden de twee vluchtelingen Joxean Lasa en Joxi Zabala ontvoerd in Baiona (16 oktober 1983), vastgehouden en gemarteld in overheidsgebouwen in Donostia, ten slotte vermoord en begraven in het Zuid-Spaanse Alicante. Toen de stoffelijke resten van de twee in maart 1995 ontdekt werden en na drie maanden per vliegtuig overgebracht naar Baskenland, verbood de overheid elke demonstratie aan de luchthaven. De menigte die verzameld was voor een laatste eerbetoon werd met geweld uiteengedreven door de ordediensten. Bij de begrafenis verhinderden agenten van de autonome Baskische politie Ertzaintza op een provocerende manier de toegang tot het kerkhof van Tolosa. Later, bij incidenten tijdens een protestbetoging in Donostia, werd een oudere manifestante (Rosa Zarra) dodelijk verwond door de Ertzaintza. Op de lijst van verdachte figuren o.a. de volgende namen: Rafael Vera (cfr. supra), Julen Elgorriaga (ex-gouverneur van Gipuzkoa), Enrique Galindo (cfr. supra), Felipe Bayo Leal en Enrique Dorado Villalobos (Guardia Civil-agenten in dienst in Intxaurrondo).

· Bij de GAL-aanslag op de 'Monbar', een kroeg in Baiona (25 september 1985), werden vier Baskische vluchtelingen neergeschoten door GAL-huurlingen. Het gerechtelijk onderzoek richt zich op Emilio Alonso Manglano (gewezen directeur van de CESID) en Juan Alberto Perote (cfr. supra).

De steeds verscherpte politionele repressie, waarvoor de PSOE-regering meteen bij haar aantreden koos, degenereerde dus in de creatie van de parapolitionele terreurgroep GAL. Nochtans waren er voor de nieuwe PSOE-regering andere opties begin jaren '80. Het ware mogelijk geweest met een aantal vertrouwenwekkende maatregelen ETA aan de onderhandelingstafel te krijgen. Een aantal maatregelen drongen zich trouwens sowieso op wilde men over Spanje als een normale democratische rechtsstaat spreken. Zo was er na de verdwijning van het Franco-regime nooit een zuivering geweest van de magistratuur, de ordediensten en het leger. Dat was de deal die tijdens de Transición was gemaakt. Franco-getrouwen controleerden vanaf 1975 de eerste post-Franco-regeringen en de door Franco benoemde koning Juan Carlos werd staatshoofd.

De electorale overwinning van de PSOE in 1982 bracht geen breuk teweeg in dat beleid. De partijtop van de PSOE koos integendeel voor de repressieve continuïteit. Ze zag er zelfs geen graten in daarbij een beroep te doen op schimmige individuen die reeds tijdens de Franco-dictatuur hadden deelgenomen aan parapolitionele operaties tegen antifascistische militanten van ETA. Zo had Jean-Pierre Cherid (GAL), die op 19 maart 1984 omkwam bij het plaatsen van een bom, reeds hand- en spandiensten verricht voor een anti-Baskisch doodseskader tijdens de nadagen van het Franco-regime.

Onder de dodelijke slachtoffers van de GAL bevonden zich vermoedelijke ETA-leden. Maar ook inwoners van Frans-Baskenland die niets te maken hadden met ETA, zoals de Frans spoorwegarbeider Leyba. Ook Baskische militanten die niet tot ETA behoorden werden geviseerd en vermoord. Zo ontplofte op 24 juli 1987 een bom onder de auto van de Spaans-Baskische antimilitarist Garcia Goena, die naar Frans-Baskenland was gevlucht om een gevangenisstraf wegens dienstweigering te ontlopen. Twee jaar eerder, op 20 november 1984, had de GAL Xanti Brouard, kinderarts en parlementslid voor Herri Batasuna, vermoord in zijn kabinet.

Pas wanneer Frankrijk met een versnelde procedure overging tot het massaal uitleveren van Baskische verdachten aan Spanje hielden de aanslagen van de GAL-Grupos Antiterroristas de Liberación op. En pas na revelaties door onderzoeksjournalisten nam de Spaanse justitie het initiatief tot ernstige gerechtelijke onderzoeken naar de GAL. Daarbij werd ze gehinderd door zowel de PSOE als de, sinds 1996 regerende, Partido Popular (PP). Zo verhinderde zowel de linkse PSOE-regering van González, als de rechtse PP-regering van Aznar, de inzage door onderzoeksrechter Garzón van geheime documenten van de CESID. De inhoud van die documenten, relevant in het onderzoek naar GAL, was reeds bekend omdat de gewezen chef Operaties van de Spaanse geheime dienst CESID, Juan Alberto Perote (cfr. supra), uit onvrede met zijn ontslag, kopies van de documenten openbaar had gemaakt. De kopies van de documenten waren echter niet rechtsgeldig.

Waarom net de nieuwe regering Aznar de voor de PSOE bezwarende CESID-documenten geheim wou houden, bleek na nieuwe revelaties in de pers. Generaal José Sáenz de Santamaría (cfr. supra) had ermee gedreigd een boekje open te doen over de parapolitionele moordcommando's tijdens de UDC-regeringen (juni 1977-oktober 1982) in het geval dat de CESID-documenten werden overhandigd aan onderzoeksrechter Garzón. Enkele gewezen UDC-ministers, die na het verdwijnen van de UDC in 1983 waren overgegaan naar de Partido Popular, hadden tijdens hun ministerambt zelf een 'vuile oorlog' tegen de ETA gevoerd.

Overigens wordt het democratisch imago van de Spaanse staat niet alleen geschonden door de GAL-affaire. Ook na de laatste GAL-aanslagen waren er nog voorbeelden van staatsterrorisme. Op 20 november 1989 pleegden Angel Duce (agent van de Policía Nacional), Felipe Bayo Leal (cfr. supra) en Juan de Dios Rubio (leider van een uiterst-rechtse groepering) een aanslag op parlementsleden van Herri Batasuna in het Madrileense hotel Alcala. Daarbij wordt Josu Muguruza gedood en Iñaki Esnaola zwaar gewond. Uit bekentenissen aan onderzoeksrechter Garzón blijkt de betrokkenheid van de CESID, van de Guardia Civil en van politiecommissaris Antonio Andrade (verantwoordelijke van de Mobiele Brigade van Madrid).

Daarnaast zijn er de continue rapporten over mishandelingen en martelingen in Spaanse commissariaten en kazernes. Maar er is ook het politieke kader. Dat een democratische meerderheid in Baskenland tijdens officiële referenda de Spaanse grondwet verwierp, neen zei tegen toetreding tot de NAVO, enz., werd genegeerd door Madrid. Minimalistische afspraken tussen de belangrijkste Baskische regeringspartij PNV en de opeenvolgende Spaanse regeringen in Madrid werden niet nagekomen. Dit alles vergrootte het geloof van radicale Baskische nationalisten in parlementair reformisme binnen de Spaanse staat niet. Wellicht verklaart deze vaststelling in grote mate waarom een belangrijk deel van de Baskische bevolking koos en kiest voor de verderzetting van een revolutionaire strategie, inclusief de verderzetting van de gewapende stadsguerrilla met al zijn zinloos bloedvergieten.

Tot dusver is er slechts één poging ondernomen om via onderhandelingen tot een politieke oplossing van het gewapende conflict te komen: de onderhandelingen tussen ETA en de PSOE-regering in Algerije (1989). Toen ETA in april 1995 opnieuw een voorstel tot onderhandelingen lanceerde, was de reactie in Madrid er een van afwijzing. Ook de aantredende PP-regering van Aznar weigerde elke aanzet tot dialoog. Integendeel: de enige resterende communicatiekanalen tussen Madrid en de ETA via Harry Burnes (Jimmy Carter-foundation) en de Argentijnse Nobelprijswinnaar voor de Vrede Perez Esquivel, werden afgebroken. Daartegenover stond de groeiende wil tot onderhandelingen binnen politieke, syndicale, religieuze en andere sectoren van de Baskische gemeenschap.

Na de recente bloedige moordaanslagen op gemeenteraadsleden van de Partido Popular en de ongemeen zware gevangenisstraffen voor het partijbestuur van Herri Batasuna wegens het verspreiden van het ETA-vredesvoorstel, zijn de posities van beide kanten wellicht harder dan ooit. De begrijpelijke en terechte verontwaardiging over de recente ETA-aanslagen brengt opiniemakers, en dus de publieke opinie, al snel in de verleiding om de repressieve houding van de regering Aznar collectief als de enig mogelijke te bestempelen. Ondanks het Noord-Ierse voorbeeld, dat bewijst dat het anders kan. Het GAL-dossier, om maar één voorbeeld te noemen, bewijst de werkelijkheid complexer is dan het zwartwit-beeld van Spanje dat bijvoorbeeld "De Standaard"-correspondent Robert Bosschart koestert. In oude westerns werden cowboys geportretteerd als de goeden, en de indianen als gruwelijke monsters. Dat bleek niet zozeer een fabeltje, dan wel een mentale intoxicatie om het imperialisme waarop de Verenigde Staten zijn gesticht, ethisch te verantwoorden. De 'goede' cowboys bleken heel wat gruwelijkheden en onrechtvaardigheden op hun kerfstok te hebben. De vergelijking met Baskenland is snel gemaakt.

Artikel van Piet De Zaeger, uit "Meervoud", Nr. 38, juni-juli 1998

E. Einde van het staatsterrorisme?

De operaties van GAL stopten plots op het ogenblik dat Frankrijk een akkoord ondertekende waarin de uitlevering van ETA-leden aan Spanje werd goedgekeurd (la loi anti-terroriste du ministre de l’Intérieur français Charles Pasqua en 1986). Het objectief was bereikt. Meer nog, Frankrijk vervoegde het clubje van de contraterroristen:

Ø antiterroristencellen werden opgericht: DNAT-Division Nationale Anti-terroriste, UCLAT-Unité de Coordination de Lutte Anti-terroriste, DST-Direction de la Surveillance du Territoire, DCRG-Direction Centrale des Renseignements Généraux en DCPJ-Direction Centrale de la Police Judiciaire.

Ø uitzonderingsrechtbanken kregen hun plaats: Parquet de la 14ème section, la PJ-DNAT, brigade spéciale antiterroriste, au sein de la Police Judiciaire

Ø antiterroristen-rechters, les juges anti-terroristes, klonen van Baltasar Garzón zagen het levenslicht: Le Vert, Houyvet, Coire en Fragnolli

De bloedbaden zijn verdwenen, maar het staatsterrorisme is blijven bestaan, zij het in een veel geraffineerdere en subtielere vorm. Wetten worden naar eigen goeddunken aangepast, partijen en kranten worden verboden, bijeenkomsten worden verboden, bijzonder verdachte "zelfmoorden" van gevangenen worden gemeld, macroprocessen zijn schering en inslag, preventieve opsluitingen, delicten worden uitgevonden, de strategie van het levenslang rotten in de cel wordt, in strijd met het Strafwetboek, toegepast.

>>>>>>>>

Eind mei 1998 begon het eerste proces m.b.t. de 'Grupos Antiterroristas de Liberación' (GAL), waarbij ook politieke verantwoordelijken op de beklaagdenbank zitten. De mysterieuze terreurgroep pleegde tijdens de jaren tachtig tientallen bloedige aanslagen, voornamelijk in Frans-Baskenland. Daarbij vielen 26 doden en talrijke gewonden. Doelwit: door middel van aanslagen, op naar Frans-Baskenland gevluchte ETA-militanten, de Franse staat onder druk zetten om hen uit te leveren. Ondertussen staat het vast dat de Spaanse ordediensten betrokken waren bij de creatie, de logistieke ondersteuning en de concrete opdrachten van de GAL-commando's. Wellicht vormt het GAL-dossier het 'mooiste' voorbeeld van staatsterrorisme in de recente West-Europese geschiedenis.