Piarres Larzabal

PIARRES LARZABAL

(1915-1988 )

EL "ZORRO DE ZAKOA"

Hij werd geboren in Azkaine-Ascain op 5 mei 1915. Zijn vader, Alexandre Larzabal en zijn moeder, Maria Carrera, waren respectievelijk afkomstig uit Urruña en Bera. Hij zag zijn vader pas op 3 jarige leeftijd, toen zijn vader terugkeerde van Wereldoorlog I. Zijn grootvader langs vaderskant was naar het Noorden gevlucht om de Spaanse militaire dienst te ontlopen. Zijn grootvader langs moederskant diende om dezelfde reden de omgekeerde richting nemen! Hij had geen goede herinneringen aan de leerkrachten en aan de school in Azkaine. In 1926 zette hij voor 2 jaar zijn studies verder aan het college van Hazparne. De leerkrachten uit Hazparne, zowel als uit Azkaine, verboden hem Euskara te spreken.

Tussen 1928 en 1933 deed hij zijn studies tweede graad aan het seminarie te Uztaritze. Daarna moest hij naar Parijs om zijn militaire dienst te vervullen. Tijdens zijn dienstplicht studeerde hij filosofie, theologie en ziekenzorg.

Hij kwam er ook in contact met het theaterleven. In 1934 publiceerde hij in het tijdschrift “Gure Herria” zijn eerste toneelstuk in het Euskara: “Irri eta Nigar”. Op 19-jarige leeftijd had hij al een belangrijk theatraal oeuvre bij elkaar geschreven. Na zijn studies in Parijs zag hij van dicht bij de Spaanse Burgeroorlog aan de andere kant van de Muga, de grens. Zo werd Aitzol,eveneens priester én schrijver door de Francotroepen opgepakt en gefusilleerd, nadat hij bij Larzabal had ondergedoken gezeten.

In 1939 werd hij pastoor benoemd in Hazparne. Een paar maanden later brak de 2de Wereldoorlog uit en moest hij naar het front. Na de inval van de Duitse troepen in Frankrijk trad hij tot de Weerstand toe. Dit bracht hem in concentratiekampen in Tsjecho-Slowakije, Polen en Duitsland. In een gevangenenkamp in Duitsland werd hij ernstig ziek en door tussenkomst van het Rode Kruis werd hij naar Zwitserland overgebracht. Eenmaal hersteld keerde hij terug naar Hazparne.

Hij richtte avondlessen in voor de jonge landbouwers en arbeiders, en beleefde er naast momenten van intens geluk ook harde momenten. Een bepaalde dag waren de Duitsers blijkbaar gezapig aan het wandelen, toen zij zonder enige aanleiding 2 jongeren die bij hem waren neerschoten.

Hij stichtte theatergroepen, werkte mee aan vrijwel elke publicatie in het Baskisch en zelfs aan de stichting van een boerenvakbond in Noord-Baskenland. In 1951 werd hij aangesteld in Zokoa-Socoa (net buiten Saint-Jean-de-Luz) waar hij het witte kerkje bouwde (zie foto). Maar vanuit zijn parochie ontwikkelde hij een enorme activiteit. Zo verleende hij zelfs steun aan de antikoloniale opstand tijdens de Algerijnse Oorlog. In 1960 was hij één der stichters van Embata, de politieke beweging die later in het tijdschrift "Enbata" zou uitmonden. In 1968 stond hij met Telesforo Monzón aan de wieg van Anai Artea, de organisatie die de ETA-vluchtelingen in het Noorden opving na hun vlucht. (Waarschijnlijk kreeg hij toen de sympathieke bijnaam “Zoro de Zokoa”). Ook werd hij lid van Euskalzaindia, de Baskische Academie.

Tijdens het beruchte Burgosproces (1970), toen de Duitse ereconsul Beihl in San Sebastián ontvoerd werd, trad Larzabal op als tussenpersoon. Hij liet zich “Minister van Binnenlandse Zaken van een Vrij Baskenland” noemen. Toen later bleek dat Beihl in een pastorie in Zuberoa had gezeten, werd het duidelijk dat “Zoro” er wel eens meer van wist. Intussen waagde hij het niet meer de Muga naar het Zuiden over te steken, uit schrik gearresteerd te worden. Toen Frankrijk ETA-strijders aan Spanje begon uit te leveren, stuurde Larzabal alle eretekens die hij in de Weestand verdiende terug naar Parijs.

In 1978 schreef hij: “De strijd die ik met de pen en met het woord voer is ten voordele van ETA. Ik wil hun objectieven bekend maken en verspreiden, maar ik wil ook vechten tegen de vijanden van ETA.” Toen hij in 1979 op de hoogte werd gebracht van de aanslag op zijn vriend “Peitxoto”, werd hij het slachtoffer van een blijvende gedeeltelijke verlamming.

Kort vóór zijn dood (op 12 januari 1988) bleek dat de industriëlen uit het Zuiden hun “revolutionaire belastingen” in zijn kerkje kwamen “overmaken”! Ze moesten enkel vragen naar “señor Oxia”.

De parochie Zokoa

Toen Piarres in 1951 aangesteld werd als pastoor van Zokoa beschikte hij noch over een parochiehuis, noch over een kerk. Terwijl ze de kerk aan het bouwen waren, leefde hij in een klein huisje “El Sol” genaamd, die de kerk van Urruña geërfd had van de eigenaar. Hij kocht het terrein van de gemeente, creëerde een parochieassociatie en zorgde voor de nodige financiële middelen. De eerste samenkomsten en misvieringen werden gehouden waar hij ook maar plaats vond. In 1952 werd de eerste steen ingewijd, in 1954 kon hij het eerste vormsel toedienen onder het pas geconstrueerde dak en in 1959, als het volledige interieur was ingericht, kon hij het eerste doopsel toedienen. Ondanks dat vele werk bleef hij maar toneelstukken en boeken schrijven. Hij publiceerde nog altijd in “Gure Herria” en later ook nog in “Herria”. Bij het uitbreken van de oorlog in Algerije in 1959 schreef hij een artikel tegen de oorlog en werd hiervoor samen met de directeur van het tijdschrift, Piarres Laffite, voor de rechtbank gedaagd. Er volgde geen veroordeling.

In 1960 werkte hij mee aan radioprogramma’s, in het Euskara, vanuit de Casino van Biarritz: zijn woorden, zijn geïmproviseerde verzen en de muziek van Mixel Labeguerie kenden een groot succes. Het programma werd 8 jaar lang uitgezonden.

In datzelfde jaar 1960 werd ook Enbata opgericht, de eerste politieke partij en het eerste tijdschrift van de nationalisten in Iparralde. Piarres Larzabal was één van de oprichters.

De pastoor van de vluchtelingen

In 1969 is de associatie “Anai Artea” ontstaan, meer bepaald in Donbane Lohizune , die als objectief had de vluchtelingen te helpen in het zoeken naar logement, naar medische assistentie en te helpen bij de administratieve rompslomp. Kortom, alle mogelijke steun bieden. Initieel was het een huis dat dienst deed als toevluchtsoord voor politieke vluchtelingen uit Hegoalde. De oprichter waren: Pierre LARZABAL (secretaris), Telesforo MONZON (voorzitter), Jean BARRENETCHE, Angel ARREGUI, Jean LARREGAIN, Jean FAGOAGA, Paul FAGOAGA, François ETCHEZAHARRETA en Pierre HALSOUET.

In de jaren 70-80 stonden Zokoa en zijn parochie in het brandpunt van een mediatieke belangstelling, als gevolg van de uitsluiting, de moorden van BVE, de hongerstakingen en de begrafenissen van vele politieke vluchtelingen. Het was alom gekend dat in het kerkje van Zokoa huwelijken werden ingezegend van mannen en vrouwen die de repressie uit Hegoalde ontvlucht waren en die er trouwens ook hun kinderen lieren dopen. In 1979, ernstig ziek, moest Piarres Larzabal noodgedwongen de pastorie van Zokoa verlaten.

Hij stierf op 11 januari 1988, en de homilie, die hij 8 jaar eerder zelf geschreven had, werd voorgelezen door zijn vriend de priester Roger Idiart.