De Dictatuur onder Franco

        • Political language...is designed to make lies sound truthful and murder respectable,

        • and to give an appearance of solidity to pure wind...

The first step in liquidating a people is to erase its memory.

George Orwell

De bezetting door de Francogezinde troepen opende een nieuwe etappe in de geschiedenis van Baskenland. Francisco Paulino Hermenegildo Teódulo Franco y Bahamonde Salgado Pardo (zijn lange naam doet al zijn dictatoriaal gewicht vermoeden) zette, ongeacht het feit dat de oorlog in zijn voordeel beslecht werd, zijn angstaanjagende en repressieve liquidatie voort. Volgens bepaalde bronnen had de oorlog al 1.000.000 mensenlevens gekost, maar daar stopte het niet mee. In 1939 zaten er in de Spaanse gevangenissen 200.000 gevangenen, een aantal dat voortdurend opliep. Tussen april 1939 en 30 juni 1944 werden 192.684 ofwel gefusilleerd of stierven ze van ontbering (cijfer meegedeeld door het Spaanse Ministerie van Justitie).

In april 1937 had Franco zichzelf aan het hoofd van een regering geplaatst. Een decreet verplichtte de Carlisten, Falange en de onafhankelijke monarchisten zich te verenigen in één organisatie: "La Falange Tradicionalista y las Jons (Juntas de Ofensiva Nacional-Sindicalista)", ook wel de "Movimiento Nacional" genoemd. Het werd de politieke basis van een totalitair regime. Eén leider, één partij, één volk.

Het Baskisch nationalisme had een flinke dreun gekregen en daar bleef het niet bij: alle politieke partijen werden verboden, aanhangers werden geliquideerd, gevangen gezet of verbannen, alle rechten werden afgeschaft, de taal werd verboden, de gedachten werden verboden en zelfs hun vlag moest verdwijnen. Euskadi moest tot op het bot uitgeroeid en uit het geheugen gewist worden ( ...The first step in liquidating a people is to erase its memory...). Dit was het lot van de radicale provincies Bizkaia en Gipuzkoa, door Franco "verradersprovincies" genoemd. Araba en Navarra mochten wegens bewezen diensten nog wat kruimels van de vroegere rechten behouden. Maar, men kan de Baskische nationalisten vertrappen als riet, toch richten ze zich altijd weer op. Al duurde het in dit geval een 10-tal jaren.

Als in de Baskische scholen

het nationaalkatholicisme heerst

Op 29 juli 2006 verschijnt van de hand van Hilario Murua, licentiaat pedagogie en doctor in de Opvoedkunde aan de Baskische universiteit, een werk van 800 pagina’s over het onderwijs tijdens de Francodictatuur: “El magisterio y la enseñanza primaria en Gipuzkoa, 1935-1975”

Met de staatsgreep van Franco werden de dorpsscholen plots Nationale Scholen waar het nationaalkatholicisme de richtlijn was (Escuelas Rurales werden Escuelas Nacionales). De eerste maatregel die Franco doorvoerde was de nieuwe economische schikking in de Baskische provincies Araba, Bizkaia en Gipuzkoa, de zogenoemde “verradersprovincies”. Hierdoor boetten de deputaties geweldig in aan economische macht (de Conciertos Economicos werden afgeschaft) en daarvan was het onderwijs het eerste slachtoffer. Maar op de eerste plaats diende het Euskara uitgeroeid te worden. Kinderen die betrapt werden op het spreken van Baskisch kregen een ring (‘el anillo’) die moest doorgegeven worden als iemand anders werd betrapt.

Wie de ring op het einde van de dag of op het einde van de week in zijn bezit had, kreeg zweepslagen of stokslagen in de handpalmen, soms een geldboete of een andere sanctie, zoals het poetsen van de klas! Het gaat hier over kinderen jonger dan 11 jaar!

Het merendeel van de Republikeinse onderwijzers en leraren werd gefusilleerd. De “depuración” of uitzuivering was één van de obsessies van de Franquisten.

Pastoors liepen soms openlijk met een revolver rond en meer dan eens namen ze deel aan de fusillades. Wie hieraan ontsnapte werd “uitgezuiverd” (gefusilleerd) of, degenen die meer geluk hadden, werden het land uitgewezen. Meteen na de oorlog werd Baskenland overspoeld door militairen die amper gestudeerd hadden.

Het onderwijzend personeel dat vanuit Burgos, Logroño, Valladolid of Zaragoza kwam, was boven de 50 jaar en had van onderwijspedagogie niet veel kaas gegeten. Om de baan te krijgen was het voldoende “tijdens de Rode Dictatuur” (de 2de Republiek van 1931 tot 1936) vastgezeten te hebben, weduwe of weduwnaar te zijn van een “door de Roden gefusilleerde”, vrijwilliger geweest te zijn in het Legioen of “gedeserteerd te zijn naar de overkant” of “ouder van een groot gezin te zijn”, eerder dan iets af te weten van pedagogie of onderwijs. Ze werden erg slecht betaald en gemiddeld kreeg een Guardia Civil, een politieman of een andere ambtenaar een derde méér betaald. In 1965 kreeg een onderwijzer 303 peseta’s terwijl voor de huur van een woning 2.500 peseta’s moest betaald worden. Tot hun verbijstering stelden ze vast dat de kinderen in de Baskische dorpen geen Spaans spraken! Een verordening van 7 december 1936 verplichtte binnen de 48 uren alle berichten, aankondigingen of affiches met de letters “k”, “tx” of “b” (in plaats van de als “b” uitgesproken letter “v”) te verwijderen op boete van 500 peseta’s. De 3 kleuren van de Ikurriña mochten niet gecombineerd worden en Baskische voornamen bestonden niet meer. Tot de nieuwe vakken hoorde de “vorming in de nationale burgerzin”. In de klassen moesten naast het schoolbord foto’s van Franco, van José Antonio Primo de Rivera (oprichter van de fascistische Falange), van de Maagd Maria en de nodige kruisbeelden hangen. En op een goed zichtbare plaats mocht uiteraard de Spaanse vlag niet ontbreken. Toen een aantal priesters een manifest schreef ten voordele van de Baskische Taal werden ze gestraft (gevangenis van Zamora). Dit gebeurde in … 1970!

Ook voor de vrouwen had het nationaalkatholicisme wat in petto: “Dios, patria, hogar”, God, vaderland en haard! Vrouwen aan de haard. Wie toch wilde studeren, moest het grootste deel van de tijd ten dienste staan van de “Servicio Social”, een soort sociale dienst die alleen de “goeden” ter hulp snelde. Zoniet mochten de studies vergeten worden, werd geen rijbewijs afgeleverd en mocht er in geen enkel centrum gewerkt worden.

Verhelderend is ook de verklaring van José Permatín, één van de ideologen van het nieuwe regime en auteur van het in 1938 verschenen werk: “Qué es lo nuevo…”.

Zegt Permatín: ”De Spaanse nationaliteit is gebaseerd op het katholieke ideaal en het fascisme is de fusie tussen Staat en Natie; als gevolg hiervan moet Spanje, als het nationaal wil zijn, ook fascistisch zijn”. Commentaar overbodig!

Bron: blog “gernika.wordpress.com”

De regering in ballingschap te Parijs had al zijn hoop gesteld op de tussenkomst van de internationale gemeenschap, vooral van de Amerikanen. President in ballingschap Aguirre verzinnebeelde een groeiend pro-amerikanisme. Vergeefs zoals later bleek. In 1947 leidde hij vanuit Parijs een algemene staking op 1 mei, onder de richtlijnen van de "Consejo Vasco de la Resistencia". De oproep werd opgevolgd door een 30.000 stakers (bijzonder veel in de gegeven omstandigheden). Het antwoord van de regering was massaal ontslag. Ook in 1947 werd de "Ley de Suseciόn" goedgekeurd, waarbij Spanje terug een koninkrijk werd en die terzelfder het leiderschap van Franco verzekerde.

Op 17 november 1952 werd Spanje toegelaten tot de UNESCO, op 27 augustus 1953 werd een Concordaat met de Heilige Stoel ondertekend, op 26 september van dat zelfde jaar werd een militair en economische pact afgesloten tussen Madrid en Washington en in december 1955 werd Spanje toegelaten tot de Verenigde Naties. Tussen 1948 en 1954 leidde Franco persoonlijk de onderhandelingen die Juan, erfgenaam van koning Alfonso XIII op de troon moesten brengen. In juli 1969 werd Juan Carlos de Borbόn y Borbόn, die intussen kapitein geworden was aan de Academia Militar de Zaragoza, aangeduid als opvolger van Franco.

De strategie van de oppositie om Amerika te betrekken in hun verzet werd een zwanenzang. In 1947 ontstaat de "Koude Oorlog". In 1950 herroept de UNO de resolutie tot terugtrekking van de ambassadeurs, en versoepelt de diplomatieke boycot. In 1953 worden onderhandelingen aangeknoopt in het kader van de plaatsing van militaire basissen op Spaans grondgebied. Het anticommunisme van de Amerikanen had voor Franco de poort naar Europa wijd opengezet. De economie kon er maar wel bij varen.

De jaren 50 zijn van essentieel belang voor de verdere ontwikkeling van het Baskisch nationalisme (het gekraakte riet richtte zich terug op). In de jaren 50 was het luxejacht van Franco aangemeerd in de Baai van San Sebastián. De volgende dag al was het jacht omringd door tal van drijvende panelen waarop de Ikurriña was geschilderd. In de ogen van Franco een nooit geziene provocatie.

In het voorjaar van 1951 brak in Barcelona een staking uit, ook wel “La huelga de tranvías de Barcelona” (de tramstaking van Barca) genoemd. Alhoewel de staking in eerste instantie gericht was tegen de schaarste en voor een hoger loon, mondde de staking al vlug uit in een algemene staking tegen de Francodictatuur. Ook in Baskenland kwam het verzet op gang.

Vanaf 1950 kende EGI-Euzko Gaztedi Indarra (jongerenorganisatie van de PNV en voor de oorlog gekend als Juventud Vasca) vanuit ballingschap een opflakkering. De bedoeling was het Baskisch Nationalisme nieuw leven in te blazen, te revitaliseren als het ware. Hun opdracht bestond erin het ontmoedigde Baskische Nationalisme te versterken. Hun clandestiene activiteiten werden gecontroleerd door de lijn die de PNV wilde volgen. Ze zaten met andere woorden in de tang van de conservatieven, maar kregen toch een serieuze aanhang. Tijdens het academisch jaar 1951-52 scheurde een kleine groep studenten van de Jezuïetenuniversiteit van Deusto (Bizkaia) zich van hen af en richten de organisatie EKIN op. De oprichting van die studentenbeweging vond haar oorsprong in wat sommige analisten de lange vakantie van de PNV noemde (bedoeld wordt de leiders in ballingschap in Parijs). Na de tegenslag met Amerika en na het einde van WO II valt het niet weg te cijferen dat de leiding van de PNV de ideologische en organisatorische greep op haar leden was kwijtgeraakt. Vijf jaar lang hadden ze documenten, telegrammen en boodschappen in codetaal verzonden naar Westerse geheime diensten in de ijdele hoop dat die landen Spanje niet zouden erkennen (net alsof er geen andere bekommernissen waren).

EKIN moest de leegte opvullen, die nagelaten werd door de EAJ-PNV (Eusko Alderdi Jeltzalea-Partido Nacionalista Vasco, opgericht in 1895) (*) en na het verdwijnen van de politieke partij EAE-ANV (Eusko Abertzaleen Ekintza-Acción Nacionalista Vasco, onafhankelijkheidspartij en republikeins, opgericht in 1932).

(*) De EAJ-PNV werd in 1895 opgericht door Sabino de Arana y Goiri. Arana was fel anti-Spaans en wilde een zuivere Baskische staat. Arana overleed in 1903 op 38-jarige leeftijd en zijn broer, Luis de Arana y Goiri werd partijvoorzitter. Ramón de la Sota, leider van een gematigde groep binnen de EAJ-PNV werd tijdens een partijcongres in 1908 tot voorzitter van de partij gekozen. Luis Arana scheidde zich met een groep radicalen van EAJ-PNV af. De getrouwen van De la Sota wijzigden de partijnaam (1921) daarop in CNV-Comunión Nacionalista Vasco en sprak zich uit voor samenwerking met conservatieve Spaanse partijen. De la Sota sprak zich ook uit voor autonomie in plaats van onafhankelijkheid.

De groep rond Arana (de Aberri-groep, genoemd naar een gelijknamige krant) bleef voorstander van een onafhankelijk Baskenland. Na de staatsgreep van generaal Miguel Primo de Rivera in september 1923 werden alle politieke partijen verboden. De CNV en de Aberri-groep gingen ondergronds. Eind 1930 fuseerden de beide partijen weer tijdens het partijcongres van Bergara en namen de oude naam EAJ-PNV aan. Het partijcongres van Bergara bracht echter geen eenheid, omdat een groep zich weigerde bij de nieuwe EAJ-PNV aan te sluiten en zij richtten de EAE-ANV (Eusko Abertzaleen Ekintza-Acción Nacionalista Vasco) op. De ANV streefde naar samenwerking met de socialisten en republikeinen. Voor de EAJ-PNV was samenwerking met de socialisten toen nog ondenkbaar.

Onder de stichters van EKIN vermelden wij Federico Krutwig Sagredo "Sarrailh”, Benito del Valle, Alvarez Emparanza (beter bekend onr zijn strijdersnaam "Txillardegi", een intellectueel en universiteitsprofessor. Hij werkte jarenlang bij de Brusselse firma Hanon. Hij was bij de groep "Branka", en Madariaga, Iulen (verbleef zes jaar illegaal in ons land).

In jaar 1952-1953 nam de invloed van EKIN toe, vooral in de studentenmilieu's van de universiteit van Bilbao. De leden waren universiteitsstudenten die geen binding hadden met de EAJ-PNV (Eusko Alderdi Jeltzalea-Partido Nacionalista Vasco). Een jaar later verbond de EKIN-groep uit Bizkaia zich met een soortgelijke groepering uit Gipuzkoa en ontstond de EKIN-TALDEA (actiegroep). Hun radicalisme uitte zich vooral in het voeren van clandestiene propaganda in de vier Spaans-Baskische provincies. Hun eerste acties bestonden erin Ikurriña's (Baskische vlaggen) aan te brengen. Bovenop een rots in Zarautz kon je jaren geleden nog zo'n rotsschildering zien (*). Verder schreven ze slogans: o.a. "Zazpiak Bat" of "de zeven (provincies zijn), één", in bepaalde literatuur ook (4+3=1) genoemd. Enkele jaren geleden verscheen een boek met oude politieverslagen van de Guardia Civil, waarin vermeld stond hoeveel keer op een bepaalde nacht, hoeveel maal dezelfde slogans werden geschilderd en… welke grootte de letters hadden...In dat soort acties zou verandering komen in de loop van de zestiger jaren.

(*) Baskische bergbeklimmers riskeerden meer dan eens hun eigen leven. Tot voor een enkele tientallen jaren was er op de enorme rotswand van de Santa Barbaraberg, boven Zarautz nog een verweerde geschilderde Ikurriña te bespeuren. Vandaag is daar niets meer van te zien. De tijd heeft haar rol gespeeld. Maar op 10 juli 2005, hebben 3 schilders zich via het materiaal van bergbeklimmers naar beneden gelaten en hebben ze op dezelfde plaats het teken van het dichterbij brengen van de gevangenen (Euskal Presoak) geschilderd. De rotsschilderij is overal van op het strand heel goed te zien.

Rotsschildering in Zarautz, overal te zien van op het uitgestrekte strand

>>>>>>>>