Ontmanteling Franquisme

Is het Franco-verleden voorgoed voorbij?

Zie hieronder de lijst van fascistische elementen die in Spanje tijdens en na "La Transición" (overgang van dictatuur naar democratie) geweerd werden:

Tijdens en na de burgeroorlog kon men op grote schaal, een ongemeen brutale uitzuivering (liquidatie) van republikeinen en Baskische nationalisten meemaken.

Het minste wat mocht verwacht worden van de democratie was dat zij de fascistische stal terdege zou uitmesten en de verantwoordelijken op zijn minst voor de rechter brengen.

Lijst van fascistische elementen die in Spanje tijdens en na "La Transición" geweerd werden

1. nihil

2. nihil

3. nihil

4. nihil

5. nihil

6. .....

"Spanje is zowat de enige dictatuur die nooit uitgezuiverd werd!!! "

Dit zijn de woorden van de onlangs op pensioen gestelde Universiteitsprofessor, LUC HUYSE

(zie artikel in "DE MORGEN" hieronder)

19-11-2005

Hoe Spanje zijn Franco-verleden opgraaft

(Luc Huyse, professoremeritus, Faculteit Rechtsgeleerdheid aan de KUL)

Op vele plaatsen in de wereld zijn vensters op een pijnlijk verleden wijd open gezet.

Het was woensdag 17 maart 2005, half vijf s’ morgens. In Madrid rijdt een takelwagen de Plaza de San Juan de la Cruz op. Daar staat sinds 1959 een reusachtig ruiterstandbeeld van Generalissimo Franco. Een dik uur later blijft alleen de sokkel over. De bronzen Franco en zijn paard verhuizen naar een magazijn in de rand van de stad.

Morgen, 20 november 2005, is het precies dertig jaar geleden dat de dictator stierf. Het lijkt erop dat hij en zijn regime nu een tweede maal begraven worden. Alleen al in de hoofdstad zullen in de nabije toekomst meer dan 150 straten en pleinen van naam veranderen. De Arca de la Victoria heet nu al de Arca de la Concordia. Wat herinnert aan het franquisme moet er zoveel mogelijk uit. De Valle de los Caídos, zo'n vijftig kilometer van Madrid, is het meest pompeuze monument uit de tijd van Franco. Een ondergrondse kathedraal, het hoogste kruis ter wereld, een reusachtig atrium: alles ter ere van wie tijdens de burgeroorlog (1936-'39) aan de zijde van de generaal gevallen is. Spanje op zijn smalst. Ook die icoon ligt onder vuur.

Het ene wordt begraven, het andere opgegraven. De burgeroorlog en de jaren van terreur die volgden, hebben aan zowat 600.000 mensen het leven gekost. Het waren overwegend tegenstanders van Franco en de zijnen. Van zo'n dertigduizend onder hen is het lijk nooit gevonden. Vijf jaar geleden is een koortsachtige zoektocht naar de bijna zeshonderd verborgen en vergeten massagraven (Otsoportillo) op gang gekomen. Op tientallen plaatsen zijn lichamen opgegraven. Alfacar, vlak bij Granada, is de meest geruchtmakende locatie. Het vermoeden bestaat dat daar het gebeente ligt van Federico García Lorca, de dichter die in augustus 1936 door rechtse militairen is omgebracht. Die plek is nu het voorwerp van hevige emoties en discussies. Hem opgraven of niet? Wonden openen of niet?

Inmiddels probeert een dichtvertakt netwerk van organisaties, overkoepeld in de Asociación para la Recuperación de la Memoria Histórica, het hele verleden van Spanje onder Franco te reconstrueren. Zij identificeren slachtoffers, publiceren boeken, hebben interactieve websites, maken radio en televisie, organiseren tentoonstellingen, zetten partijen onder druk. Een uiterst gevoelig punt is de inhoud van de handboeken voor het geschiedenisonderwijs. Zolang Franco leefde, was informatie over de burgeroorlog taboe. Na zijn dood mocht die episode wel ter sprake komen, maar de boodschap was dat beide kampen, de republikeinen en de rechtse nationalisten, evenveel wreedheden hadden begaan. Recentelijk pas is er ruimte gekomen voor een relaas dat dichter bij de werkelijkheid staat.

Eerder dit jaar dan pleitte rechter Baltasar Garzón, bekend voor zijn jacht op Pinochet, voor de oprichting van een Waarheidscommissie in Spanje. Het kan niet op. Maar het heeft wel effect. De socialistische regering van premier Zapatero heeft, kort na haar aantreden, beslist dat er rehabilitatie moet komen voor wie als slachtoffer van Franco heeft geleden.

Wat is er zo vreemd aan dat collectieve kijken naar het verleden? Omdat het komt na zeventig jaar zelfgekozen geheugenverlies. Tot in 1977, toen Spanje de democratie invoerde, was het gevaarlijk om over de burgeroorlog en zijn nasleep te praten. Nadien was er het door alle partijen onderschreven pact van de stilte.

Het einde van het Francotijdperk kwam in drie stappen. In november 1975 sterft de dictator. Zeven maanden later benoemt koning Juan Carlos de hervormingsgezinde Adolpho Suárez tot premier. En dan, op 15 juni 1977, zijn er de eerste democratische verkiezingen. Ondertussen was een zeer brede meerderheid gevonden om het verleden te laten rusten. Angst voor een nieuwe broederstrijd en de zucht naar verzoening vroegen om een gemeenschappelijk zwijgen. Trouwens, Portugal had net getoond hoe het niet moest. Dat land had zich drie jaar eerder bevrijd van zijn repressief regime. De Junta de Salvação Nacional die het land aanvankelijk leidde, koos voor de harde hand. Zo'n 20.000 militairen en burgers gingen de gevangenis in of werden verbannen. Chaos was het gevolg. Spanje zag de rommel bij de buren en sloeg een andere weg in. Zowat de hele politieke klasse, communisten en gematigde Basken incluis, wilde de bladzijde omdraaien. De archieven van de geheime politie werden verzegeld. Het geschiedenisonderwijs hield het gat in het geheugen intact, jaar na jaar. Ook bleef zowat iedereen op post, zelfs de meest getrouwe aanhangers van Franco en zijn dictatuur. Van processen was er al helemaal geen sprake.

De 'reforma pactada' was een mirakelmaker. Spanje gleed als het ware probleemloos de wereld van de stabiele democratieën binnen. Jaar na jaar, regering na regering deed het 'complot van de stilte' zijn werk. Het land keek in de spiegel en zag dat het goed was.

In de late jaren negentig kwamen de eerste vragen. Was Spanje nu niet volwassen genoeg om zonder vrees de confrontatie met het verleden aan te gaan? Was de tijd niet gekomen om de jacht op enkele mythes te openen? Vijf, zes jaar later zitten er al heel wat gaten in de muur van de stilte.

Hoe komt dat? Waarom precies nu, een kwarteeuw na datum? Antwoord nummer één: de internationale context is veranderd. Op vele plaatsen in de wereld zijn vensters op een pijnlijk verleden wijd open gezet. Dat is gebeurd in een dertigtal waarheidscommissies, van Argentinië tot Zuid-Afrika. Banken in Europa en Noord-Amerika gingen in hun kluizen op zoek naar door hen 'vergeten' Joodse tegoeden. Nederland hield, meer dan een halve eeuw na datum, een diepgaand gewetensonderzoek over zijn militaire optreden in wat nu Indonesië is. Guy Verhofstadt liet een commissie uitzoeken of België schuld heeft aan de moord op Patrice Lumumba. En er is de herontdekking van lang geleden leed: de zigeuners in de Holocaust, de aboriginals in Australië, de 'native Americans' in de Verenigde Staten, de zwarten in de rubberplantages van Leopold II, de slachtoffers van de slavernij. Het moment is eindelijk gekomen, hoort men nu zeggen, om te praten over schuld en boete voor wat in een ver verleden is voorgevallen. Of om, minstens, de herinnering aan al die pijn in bewaring te nemen. Spanje kon niet achterblijven. Zeker niet nu een van zijn toprechters, Baltasar Garzón, een cruciale rol ging spelen in het Chileense drama rond Pinochet. Druk kwam er recent ook vanuit Amnesty International, dat in een zeventig bladzijden tellend rapport Spanje vroeg de waarheid onder ogen te zien.

Tegelijkertijd zijn ook in Spanje zelf de kaarten anders gaan liggen. Vrees was in 1977 dé drijfveer om het verleden de rug toe te keren. Die hevige schrik voor een nieuwe burgeroorlog was niet ongegrond. Integendeel. De periode 1975-'80 was gewelddadig: honderden politieke moorden, tientallen doden bij manifestaties. Bovendien had veertig jaar terreur onder Franco een klimaat verwekt dat, zeker in kringen van slachtoffers, de neiging om rekenschap te vragen sterk onderdrukte. Rond de eeuwwende zijn die bronnen van angst grotendeels droog gevallen. Het risico op een hernieuwde explosie is, mede door de Europese inbedding van het land, om zo te zeggen verdwenen.

En de schaduw die Franco ook na zijn dood over Spanje had geworpen, is uitgevlakt. Daarnaast is er het effect van de ervaringen van twee ver van elkaar staande generaties. Vele getuigen die als adolescenten de ontsporingen van de dictatuur aan de lijve hebben ondervonden zijn zeventig, tachtig jaar oud. Zij hebben altijd gezwegen. Niet verteld waar, bijvoorbeeld, massagraven te vinden zijn. Nu hun einde in zicht is, willen zij die informatie redden. Aan de andere kant is er de generatie van de jonge veertigers. Hun houding tegenover de erfenis van het oude regime is afstandelijker, minder krampachtig. Zij waren niet eens vijftien toen met Franco zijn regime stierf. Nu hun leeftijdsgroep de politieke arena bemant, vallen de overheidsgrendels rond het verleden stilaan weg.

“Memory and Amnesia. The Role of the Spanish Civil War in the Transition to Democracy”, (2002), is een boek van Paloma Aguilar, onderzoeker aan de Universidad Nacional de Educacíon and Distancia. De muur is nog niet gesloopt, zegt zij. Aan de rechterzijde zijn de meeste aarzelingen te vinden. Wie deze doos van Pandora opent, speelt met vuur, laat men er nog steeds horen. Maar achter dat argument gaat een veel grotere vrees schuil. Onder Franco viel alle schuld voor de burgeroorlog op zijn tegenstanders. Dat was de officiële versie van de feiten. Na zijn dood is de geschiedenis herschreven: beide kampen waren evenzeer schuldig. Openheid van zaken zal onvermijdelijk aantonen dat ook dat een mythe is, dat het oude regime de zwaarste verantwoordelijkheid draagt.

Maar ook in linkse kringen waren twijfels rond. Daar zijn het vooral de ouderen die terughoudendheid prediken. Zij doen dat omdat hun angst voor een herhaling van de bloedige strijd niet weg is. Zij zijn tegelijkertijd beducht voor onthullingen over de ontsporingen die, zeventig jaar geleden, in het republikeinse kamp zijn voorgevallen.

Er is ook nog de uitstaande schuld tegenover wie onder Franco geleden heeft. De overlevenden van de terreur en de familie van wie vermoord werd, vragen om eerherstel. Pensioenkwesties moeten een oplossing vinden. Opgegraven slachtoffers moeten een laatste rustplaats krijgen. En er is Guernica, symbool bij uitstek. Maar de precieze waarheid over wat er in Guernica is gebeurd, blijft achterwege. In april 1977, ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van het bombardement, is er een onderzoekscommissie van start gegaan. De Duitse regering heeft inzage gegeven in haar militaire archieven. De mist is echter nog niet helemaal opgeklaard.

Het pact van de stilte uit 1977 heeft zijn eigen erfenis gecreëerd. Het is de verwekker in Spanje van een politieke cultuur waarin verborgen agenda's, verdoken afspraken, ontduiking van verantwoordelijkheid en debatangst tot op vandaag de toon zetten.

Het is zeer de vraag of een opgelegd geheugenverlies daadwerkelijk rust en verzoening baart. Spanje is niet het enige land dat een demonstratie van het tegendeel levert. Kijk naar wat er gebeurd is in Argentinië. Na de val, in 1983, van de militaire dictatuur is besloten om het verleden te vergeten. De nood aan verzoening was een van de beweegredenen. Het heeft niet geholpen. Dat er tijdens de 'vuile oorlog' (1976-83) 30.000 mensen zijn verdwenen, wekt nog dagelijks verbijstering, woede en een luide schreeuw om gerechtigheid. Sinds de zomer van 2003 is dat verleden ook officieel weer tot leven gewekt. President Nestor Kirchner, het Huis van Afgevaardigden en de Senaat hebben de amnestiewetten van 1986 en 1987 nietig verklaard. Het Hoogste Gerechtshof heeft die stap rugdekking gegeven. Eind 2003 dan is een Archivo Nacional de la Memoria opgericht. Documenten, beelden en voorwerpen moeten er de wreedheid van de junta tonen. Drie maanden later viel de beslissing om de Escuela de Mecanica de la Armada, het meest gevreesde folterhol in Buenos Aires, om te bouwen tot museum, als eerbetoon aan wie er leed en stierf. En nog elke donderdag stappen de dwaze moeders rond op de Plaza de Mayo, op zoek naar de kinderen van hun verdwenen kinderen.

Het 'Spaanse model', het complot van de stilte, heeft in de jaren '80 en '90 op vele plaatsen in de wereld indruk gemaakt. Met het verstrijken van de tijd weten we dat de strategie van het zwijgen in het beste geval voor een onbloedige regimewissel kan zorgen. Dat is niet niets.

Maar het verleden komt terug, altijd en overal.