Getuigenis 2002

Getuigenis uit 2002

TAT heeft voor het jaar 2002 de getuigenis van 109 aanklachten neergeschreven. Wij hebben er lukraak 1 getuigenis uit overgenomen.

Vier vermoedelijke Etarras werden op 7 mei 2002 gearresteerd in Bizkaia door de Guardia Civil omdat vermoed werd dat zij zouden toetreden tot een ETA-commando. Tot nu toe zouden ze een ondergeschikte rol gespeeld hebben als schakel tussen de directie van ETA in Frankrijk en liberado's (door ETA betaald en geficheerd door de politie) in Hegoalde. De operatie had plaats in verscheidene woningen in de straten Calle Letraujua en Calle Aguirre Solarte van Lekeitio. De arrestanten waren Miren Agurtzane Uriarte Bustinza, Patxi Xabier Ascaso Errasti en José Ramón Revilla Arbaiza. De vierde, Aritz Zabaleta Jauregi, werd opgepakt in de Calle de Iturribide in Bilbao..

Miren Agurtzane Uriarte Bustinza

“De arrestatie gebeurde thuis op 7 mei 2002 omstreeks 02:00u. Die dag was mijn vriend Patxi Xabi Ascasso ook aanwezig. Ik had de bel niet gehoord, wel de stem van Xabi die riep “Agur, Agur” (afkorting Agurtzane). Ik werd bijzonder nerveus toen ik hem door de deur zag binnenkomen, de handen in lucht en met vier wapens op hem gericht. Het waren Guardia Civiles en ze lazen het aanhoudingsbevel voor. Er werd geen geweld gebruikt toen ze mij vergezelden door alle kamers.

Ik werd in een wagen gestopt, moest het hoofd buigen en de ogen sluiten. Er waren 4 Guardias in de wagen en ik zat op de achterbank met naast mij elk een Guardia. Ik had net plaats genomen toen een van hen me vroeg: “Hola Agurtzane, wat kan jij ons vertellen? Weet jij wie we zijn?” Ik antwoordde positief. “Met ons wordt er niet gelachen, dat weet je wel. Blijf maar rustig want we hebben vier lange uren voor de boeg, dus tijd genoeg om ons alles te vertellen”. Ik antwoordde dat ik nergens van wist en geen idee had van wat ze van mij wilden. Nu begonnen ze lij te slaan en te beledigen: “Hoerenjong, slet, snol. Denk jij werkelijk dat wij iemand arresteren die niets op de kerfstok heeft? Wij zijn niet zoals de Ertzaintza die mensen aanhouden en een paar dagen later vrijlaten. Wij weten alles en jij zult ons dat bevestigen. Doe je dat niet dan sta je wat te wachten. Wij kunnen stoppen, je eens goed bewerken, doen met je wat we willen en dan achterlaten in de bergen. Je weet heel goed dat dit voor ons gemakkelijk is. Je herinnert je toch de zaak Basajaun? Of je nu wilt of niet, met verloop van tijd zal jij toch alle vragen beantwoorden. Wij hebben spelletjes genoeg in petto. Eens zien, open je benen maar”. Een paar handen rukten mijn benen van elkaar en overal op mijn lichaam werd ik betast. Intussen bleven zij vragen op mij afvuren, vragen waar ik echt niet kon op antwoorden. Dat namen ze niet en begonnen hevig op hoofd en lichaam te slaan. Regelmatig deden ze alsof ze halt hielden en vertelden dat dit een geschikte plek was voor interessante spelletjes. Maar onmiddellijk trokken ze terug op. Dat duurde zo het hele traject naar Madrid.

In Madrid aangekomen, moest ik nog altijd met de ogen geblindeerd heel wat trappen afdalen, waarbij ik mijn hoofd gebogen moest houden. Er werd lij gezegd hoe ik moest stappen. Daar was eigenlijk geen enkele reden toe, want later moest ik dat niet meer doen. De bedoeling was mij te desoriënteren. Ik werd in een cel geplaatst en moest rechtop blijven staan zonder tegen de muur te leunen. Ik moest mijn dikke jas uitdoen en bleef staan in mijn bloes, terwijl het ijzig koud was. Veel later kwamen ze mij halen en werd ik naar een kamer gebracht. Ik moest op een stoel plaatsnemen en ik weet niet meer hoeveel maal de bolsa (plastiek) over mijn hoofd getrokken werd. Nadien moest ik mij volledig uitkleden en uitputtende oefeningen doen, constant door de knieën buigen, enz. Ik werd gewaarschuwd dat ze het beste met mij voorhadden, maar als ik niet zou antwoorden op hun vragen, zij de echte folteraars zouden roepen.

De eerste dagen lieten zij mij niet slapen, en als ik toch eens de gelegenheid had, werd ik na een poosje uit mijn cel gehaald. Nu waren er andere Guardias aan de beurt. Zij tierden hun vragen, trokken mij bij de haren en riepen: “Hoer, slet, moordenares...” Ik ondervond een geweldige haat en werd hardhandig geslagen.

Terug naar de cel en terug naar een andere kamer. Alles begon opnieuw van vooraf aan. Van af de tweede of de derde dag werden de folteringen erger. De bolsa (plastiek zak), la bañera (onderdompelen in vuil water), slagen over het hele lichaam. Om het even wat ik antwoordde, het was nooit goed. Ze werden woedend. Ze trokken mijn kleren van het lijf en gooiden mij op de grond. Ze dreigden om mij een vloeistof te laten innemen en dat een van hen mij zou penetreren. En zij introduceerden een vloeistof in mijn anus. Ik verging van de pijn en doorstond doodsangsten. Op de koop toe kreeg ik nog een sessie slagen te verwerken. Er kwam iemand de kamer binnen, ik moest mij aankleden en ik werd terug naar mijn cel gebracht.

De volgende dag moest ik een document ondertekenen. Ik vroeg of ik mocht weigeren en dat werd positief bevestigd, maar de gevolgen zouden nog veel erger zijn dan wat ik tot nu toe had meegemaakt.

Uiteindelijk werd ik naar de Audiencia Nacional gebracht. Voor de rechter verklaarde ik gefolterd te zijn geweest, maar hij stelde geen vragen".

>>>>>>>>