Zaligverklaring

498 martelaars van de

“Spaanse

Burgeroorlog”

worden

zalig verklaard door paus Benedictus XVI

Een ongewoon plaatje in de arena van Pamplona

(Bron: Noticias de Navarra)

Goede martelaars en slechte martelaars

Martelaar, afkomstig van het Grieks “martys”, betekent in algemene zin een persoon die gestorven is voor een bepaalde zaak.

Op 28 oktober 2007, werden op het Sint-Pietersplein in Rome 498 priesters, vermoord in de Spaanse Burgeroorlog, op het altaar van het martelaarschap geheven. Zij streden allen in de “Santa Cruzada”, de heilige kruistocht tegen de wettelijke republiek, of ze kozen de “goede kant”. Daarom zijn ze ook goede martelaars.

De Madrileense prelaat Rouco Varela heeft het immers gezegd: “El amor a Dios produce mártires y no violencia”, “De liefde voor God brengt martelaren voor en geen geweld”.

De aartsbisschop van Toledo, prelaat Isidro Gomá y Tomás heeft het gezegd: “¿La guerra de España es una guerra civil? No; una lucha de los sin Dios [...] contra la verdadera España, contra la religión católica”, ”Is de Spaanse oorlog een burgeroorlog? Neen, het is de strijd van goddelozen [...] tegen het werkelijke Spanje, tegen de katholieke religie”.

De vele diepgelovige Baskische priesters die tegen kerkhofmuren meedogenloos terechtgesteld werden door de soldaten van de Heilige Kruistocht, omdat zij Baskische nationalist waren of omdat zij aan de “verkeerde” kant stonden, zijn slechte martelaars, zij verdienen het niet zalig verklaard te worden, het zijn geweldenaars. Wie aan de “goede” kant stond, is de goede martelaar.

Een glorierijke dag

28 oktober 2007

Toch werden er in Baskenland, in tegenstelling tot in Spanje, door deze “geweldenaars” geen kerken in brand gestoken. Die “geweldenaars” waren immers Basken, wel links, maar van huize uit heel katholiek, en zij zouden nooit hun eigen kerken in brand steken! Een soldaat schrijft vanuit Gernika (voor de aanval) naar huis dat hij het zo erg vind dat ze hen als communisten afschilderen!

Het begon op 1 juli 1937

Op 1 juli 1937, zeventig jaar geleden, sloot de hoogste hiërarchie van de Spaanse katholieke Kerk een Bloedpact met de Francodictatuur onder de titel “Brief van de Spaanse Bisschoppen aan de bisschoppen van de wereld aangaande de Zaak van Generaal Franco”. Het pact was, op verzoek van de dictator, uitgetekend door kardinaal Isidro Gomá y Tomás en werd ondertekend door al de andere Spaanse bisschoppen, behalve Mateo Múgica en Francesc Vidal i Barraquer. Die twee moedigen die niet toevallig een Baskische of een Catalaanse naam dragen!

De Spaanse Kerk wilde de herinnering aan haar “martelaars” laten voortleven met “iets meer” dan begrafenisceremonies en monumenten en vroeg niet minder dan hun heiligverklaring! Pius XII wilde echter niet weten van een ongedifferentieerde en massale heiligverklaring van duizenden “gevallenen voor God en voor Spanje”. De opvolgers van Pius XII, Johannes XXIII en Paulus VI lieten zich evenmin voor de fascistische kar spannen. Paradoxaal genoeg wierp de ingreep wél vruchten af, lang nadat Franco naar de eeuwige jachtvelden was vertrokken en in Spanje de zogenaamde “democratie” hersteld was. De zaken namen een keerpunt met Johannes Paulus II, de goedheilige man uit Polen, die in 1982 aan de Spaanse bisschoppen kond deed dat hij werk ging maken van de zaligverklaringen van de martelaars van “de religieuze vervolgingen in Spanje”!

Op die manier werd de Spaanse Kerk in volle 21ste eeuw het enige instituut dat de overwinnaars van de Burgeroorlog bleef eren en de familieleden van de duizenden door de dictatuur vermoorde mensen (waaronder zeer veel katholieke Basken) bleef krenken en vernederen! Voor wie niet helemaal op de hoogte is van deze geschiedenis: de Burgeroorlog kwam er als “regelrechte” aanval, een “coup”, een “rebellie” op een democratisch verkozen, republikeinse regering in Spanje.

Op het St.-Pietersplein werden “498 martelaars uit de 20ste eeuw in Spanje” zalig verklaard, omdat ze “heldhaftige getuigen van het Evangelie waren”! Volgens de woordvoerder (van het Vaticaan) gaat het niet om “een georkestreerde daad tegen iemand” en is het enkel “een feest van het geloof en een daad van gerechtigheid, een christelijk feest van VERZOENING!” Ongetwijfeld ging het weer over de “Kruistocht” en de “Heilige en gezegende Oorlog” en de daaropvolgende “triomf van onze wapens, met op de punt van de bajonetten van onze soldaten de kiemende olijftak.” De toenmalige bisschop van Vitoria Gasteiz, Lauzurica, riep het katholicisme uit tot de godsdienst van het dictatoriale regime toen hij het verband legde: ”Wie Spanje zegt, zegt Kerk. Bemin Spanje en je zult God beminnen.”

Hierdoor kwam het tot een intense en uitgebreide haat, waarin de zogenaamde martelaars gedood werden. De martelaars vielen helemaal niet uit wraak tegen een Geloof, maar wél tegen een Kerk en een religie die een onwettige rebellie beschermde en aanmoedigde. Waarom is er geen erkenning voor de waardigheid en de trouw van Baskische priesters en leken aan hun Volk, maar die vermoord werden of gefusilleerd door “nationalen” van Franco en in massagraven gegooid werden? Hoe kan het leed, de vernederingen en de repressie vergeten worden die zoveel mensen in de naoorlogse tijd moesten ondergaan? Waarom wordt er nu geen vergiffenis gevraagd voor de collaboratie van de hiërarchie met het dictatoriale regime en voor de repressie die eerbare Baskische republikeinse burgers moesten ondergaan, en die de doodstraf kregen of opgesloten werden omdat ze hun taal spraken? Waarom vermengde de Kerk geloof en politiek? Tot op heden strekt de lange schaduw van de Kruistocht en van de historische zonde zich uit over vele mensen. Deze schaduw kan enkel verdwijnen door het licht van de waarheid en de justitie.

Bron: W.Hensgen

Het geluk hebben aan de goede kant te staan

In Spanje moet je als martelaar het geluk hebben aan de goede kant gedood te worden.

In de Sint-Pietersbasiliek van Rome werden op 28 oktober 2007, onder impuls van obscure organisaties als Opus Dei, 498 katholieke geestelijken zalig verklaard. De plechtigheid werd bijgewoond door 71 Spaanse bisschoppen en meer dan 1.000 priesters. De zaligverklaring opent opnieuw de wonden van de burgeroorlog en van de Franco-dictatuur, vooral in het katholieke Baskenland. Ze zijn allemaal tijdens de jaren ‘30 en de daaropvolgende Burgeroorlog als “martelaar” gestorven. Volgens schattingen van de kerk zijn in de Spaanse burgeroorlog 7.000 religieuzen gedood.

Het ongenoegen en de kritiek op de massale zaligverklaring is te verklaren omdat de Spaanse Kerk steeds een opstand tegen een legitiem regime steunde en zich daarna uitsluitend als slachtoffer voordeed.

De religieuzen die op 28 oktober 2007 werden zalig verklaard, zijn door de Republikeinse regeringstroepen omgebracht, terwijl er geen enkele geestelijke op de lijst staat die door de militairen van Generaal Franco werd omgebracht. Bovendien beweert de Kerk nu dat de zalig verklaarde priesters vermoord werden omwille van hun geloofsgetuigenis. De voormalige voorzitter van de Spaanse bisschoppenconferentie, Kardinaal Rouco Valera meende hieraan toe te moeten voegen dat “de liefde voor God martelaars produceert en geen geweld”! Wat de Spaanse bezetter van Baskenland na de Burgeroorlog “produceerde”, had nochtans helemaal niets te maken met “liefde” maar alles met geweld! En dit gedurende veertig jaren lang. De duizenden gefusilleerde “ongelovigen” die veroordeeld werden door militaire “rechters” weten er alles van. Hun familieleden, die tot op dit ogenblik vaak niet weten waar de lijken van hun dierbaren langs een wegkant of in massagraven gedumpt werden, moesten het niet wagen hun mond open te doen! De priesters die aan de verliezende kant vermoord werden, hadden zich maar niet bij het separatisme moeten aansluiten. Op die manier was hun liefde voor God blijkbaar verloren gegaan. Zij waren geen martelaars maar geweldenaars…

Wie het ondanks alles nog steeds niet begrepen heeft is … de Baskische Regering, die nochtans veertig jaar lang in ballingschap moest functioneren.

Gisteren werden in Hernani de slachtoffers van de repressie herdacht. Hernani was steeds een nationalistisch nest, vandaar dat er 21 doden te betreuren vielen. Er kon voor deze herdenking geen betere plaats uitgekozen worden dan het “Strijdersplein” vóór het stadhuis. Omstreeks 18.30 u werd het plein ingenomen, door de “Baskische” politie die onder het bevel staat van de Baskische Regering, gekozen door een gedeelte van de bevolking van Hernani! Die “gigantes y cabezudos” (reuzen en carnavalsfiguren; ze zijn groot en dragen een bivakmuts) begonnen al meteen met hun geliefkoosd spelletje: het filmen van alle aanwezigen! Omdat het om een dodenherdenking ging, werd er door de deelnemers alles aan gedaan om de woede te onderdrukken. Een aantal slachtoffers van de bezetting werden bij naam genoemd: Txuria, Kattu, Kontxi Santxis en David Salbador. Daarop haalden de Ertzaintza’s hun wapenstok boven en begonnen erop los te slaan, terwijl anderen de uitgangen van het plein afsloten! De slagzinnen waren dezelfde als die gebruikt tegen de Spaanse politie: “Herriak ez du barkatuko”, Het volk zal dit niet vergeven! De “Txakurrak” (scheldnaam voor de Guardia Civil en het betekent, “honden”) namen zelfs de Baskische vlaggen met het rouwlint in beslag! Dit was de eerste keer na 20 jaar!

De lezer vraagt zich misschien af wat er in de Baskische Regering gevaren is. De dodenherdenking was er voor alle doden, ook voor hen die vielen onder de repressie van de “eigen” Regering. Vier arrestaties, een aantal gewonden en een hele stad die verontwaardigd achterbleef om zoveel domme kracht.

Is er een verschil tussen wat gisteren in Hernani gebeurde en het advies van de Spaanse Kerk aan Rome? Op beide plaatsen werd slechts één kant van de werkelijkheid getoond!

Bron: W.Hensgen

Pech aan de slechte kant te staan

Als je aan de slechte kant stond, had je pech. Veel priesters werden eerst naar de gevangenis van “Ondarreta” gebracht, beter bekend als Playa de Ondarreta. Dit is het stuk strand in de baai van Donostia (van de Concha afgescheiden door de tunnel van Miramar), en dus geen dorp. Tegen de berg waarop boven Hotel Igeldo staat, lag de gevangenis van Ondarreta. Het moet er verschrikkelijk geweest zijn, vooral door de vocht, maar ook omdat de eindbestemming meestal de executieplaats van Hernani was…aan de muur van het kerkhof. Boven de toegangspoort van de gevangenis stond te lezen: "Odia el delito y compadece al delincuente" (Verafschuw het misdrijf en heb medelijden met de delinquent).

Het is onbegonnen werk alle slechte martelaars op te noemen, maar in veel teksten worden 16 Baskische priesters in één adem genoemd, allemaal gefusilleerd (op 1 na) in 1936:

Priester don Santiago Lucus Aramendia

gefusilleerd door franquisten te Undiano op 3 september 1936

Onmiddellijk na de staatsgreep dook hij onder, samen met gemeenteraadslid García Enciso, uit Pamplona. Van uit zijn onderduikadres probeerde hij de (nog) niet-bezette Baskische zone te bereiken. Ze werden allebei onderschept, gearresteerd en gefusilleerd

Priester don Gervasio Albisu Bidaur

gefusilleerd door franquisten te Galarreta op 7 oktober 1936

Na een korte periode als parochieherder te Igeldo (Donostia), keerde hij terug als hulppastoor naar Errenteria, zijn geboortedorp. Hij werd er verrast door de staatsgreep. Op een tocht, eerst naar Donostia en dan naar Zumaia, werd hij gearresteerd. Hij werd opgesloten in de plaatselijke batzoki (club, vergaderlokaal PNV), ingericht als voorlopige gevangenis. Van hieruit werd hij overgebracht naar Ondarreta waar hij na 3 dagen, samen met 15 medegevangenen, werd gefusilleerd, zonder proces, zonder verdediging.

Priester don Martín de Lecuona Echabeguren

gefusilleerd door franquisten te Galarreta op 7 oktober 1936

Ook Martín de Lecuona was hulppastoor in Errenteria. Hij weigerde, net als Gervasio Albisu, zijn parochie in de steek te laten. Op 29 september 1936 werd hij gearresteerd en samen met Gervasio Albisu gefusilleerd op 7 oktober 1936 te Galarreta.

Priester don José Adarraga Larbur

gefusilleerd door franquisten te San Sebastián op 17 oktober 1936

Na een paar jaar in Mexico te hebben doorgebracht, werd hij naar verscheidene parochies in de diocese van Vitoria gestuurd. Op het ogenblik dat de staatgreep uitbrak, verbleef hij te Hernani. Hij werd er, zonder enige vorm van proces en zonder ook maar een reden op te geven, gefusilleerd, samen met Aitzol, tegen de muur van het kerkhof van Hernani.

Priester don José Ariztimuño Olaso Aitzol

gefusilleerd door franquisten te San Sebastián op 17 oktober 1936

José Ariztimuño Aitzol is wellicht de meest bekende onder de gefusilleerde priesters. Hij was een exponent van het Baskische nationalisme, propagandistisch priester zonder voorgaande. Bij het uitbreken van de burgeroorlog verhuisde hij van Iparralde, waar hij in de abdij van Belloc verbleef, naar Hegoalde. Overtuigd voorstander van de idee dat er met de opstandelingen een akkoord zou kunnen afgesloten worden, nam hij op 15 oktober 1936 de stoomboot “Galerna” voor een reis naar Bilbao. Jammer genoeg viel de boot, ter hoogte van Pasaia in handen van de opstandelingen. Alle passagiers werden naar Ondarreta overgebracht. Na mensonterende vernederingen en folteringen, werd hij op 17 oktober 1936 gefusilleerd.

Priester don José de Sagarna

gefusilleerd door franquisten te Berriatua op 20 oktober 1936

José Sagarna, hulppastoor te Berriatua, werd op 19 oktober 1936 gearresteerd, hij werd gefolterd en de volgende dag, zonder enige verklaring, gefusilleerd in een veld tussen Berriatua en Amalloa.

Familie met foto van don José de Sagarna

Priester don Alejandro Mendicute Liceaga

gefusilleerd door franquisten te Hernani op 23 oktober 1936

Alejandro Mendicute was kapelaan in een kerk te Donostia. Hij werd 10 dagen opgesloten in Hernani om nadien overgebracht te worden naar de gevangenis van Ondarreta. Zonder proces, zonder concrete beschuldigingen werd hij aan de kerkhofmuur van Hernani gefusilleerd.

Priester don José de Otano Mikeliz

gefusilleerd door franquisten te Hernani op 23 oktober 1936

José Otaño was organist en koorleider in Parijs, tot hij een opdracht kreeg in zijn geboortestreek Navarra. Hij verhuisde naar Tolosa en later naar Donostia. Hij werd op 12 oktober 1936 gearresteerd en dagen later met nog 7 priesters tegen de muren van het kerkhof van Hernani gefusilleerd.

Priester don José Joaquin Arin Oyarzaba

gefusilleerd door franquisten te Oiartzun op 24 oktober 1936

José Joaquín Arin werd in 1911 belast met de functie van econoom te Arrasate. Hij oefende die functie uit tot aan zijn dood op 61-jarige leeftijd. Hij werd op 15 oktober 1936 gearresteerd, overgebracht naar de gevangenis van Ondarreta, en zonder enige vorm van proces terechtgesteld (gefusilleerd) tegen de muur van het kerkhof van Oiartzun

Priester don Leonardo Guridi Arrazola

gefusilleerd door franquisten te Oiartzun op 24 oktober 1936

Leonardo Guridi was hulppastoor te Arrasate vanaf 1929. Hij werd op 15 oktober 1936 gearresteerd, overgebracht naar de gevangenis van Ondarreta, en zonder enige vorm van proces terechtgesteld (gefusilleerd) tegen de muur van het kerkhof van Oiartzun, samen met José Joaquín Arin.

Priester don José Markiegi Olazabal

gefusilleerd door franquisten te Oiartzun op 24 oktober 1936

José Marquiegi wijdde zich aan de vertaling naar het Euskara van verscheidene boeken, geschreven in het Frans en in het Castilliaans. Hij was hulppastoor te Arrasate. Hij werd op 15 oktober 1936 gearresteerd, overgebracht naar de gevangenis van Ondarreta, en zonder enige vorm van proces terechtgesteld (gefusilleerd) tegen de muur van het kerkhof van Oiartzun, samen met José Joaquín Arin en Leonardo Guridi.

Priester don José Ignacio Peñagaricano Solozabal

gefusilleerd door franquisten te Oiartzun op 27 oktober 1936

Priester don Celestino Onaindia Zuloaga

gefusilleerd door franquisten te Hernani op 28 oktober 1936

Celestino Onaindia, broer van Alberto Onaindia (ook priester), werd aangeduid als hulppastoor te Elgoibar, in 1929. Hier ontwikkelde hij prachtig werk ten voordele van de arbeiders. Hij werd gearresteerd en overgebracht naar Ondarreta en gefusilleerd tegen de muur van het kerkhof van Hernani.

Priester don Jorge Iturrri-Castillo Aranzabal

gefusilleerd door franquisten te Oiartzun op 7 november 1936

Jorge Irutti-Castillo was pastoor te Marín toen hij op 1 november 1936 werd gearresteerd. Een week later, na een doortocht in de gevangenis van Ondarreta, werd hij terechtgesteld (gefusilleerd)tegen de muur van het kerkhof van Oiartzun.

Priester don Antonio Bombin

gefusilleerd door franquisten

Priester don Román de San José

gefusilleerd door franquisten te Etxano op 19 mei 1937

Het merendeel onder hen was Baskisch nationalist of zij sympathiseerden met de onafhankelijkheidsbeweging. Maar niet alleen zij zijn gevallen, er waren er nog vele anderen, onder andere bij de bombardementen op Gernika, Durango (14 kloosterzusters en 2 priesters) en Otxiandio.

Eén constante

Het is een constante in alle geschiedschrijving over die periode: de officiële Kerk legitimeerde het Franquisme en werkte er innig mee samen. Ook in de Baskische provincie Navarra werd er duchtig samengewerkt, en in veel minder mate in Araba. De streng katholieke provincies Gipuzkoa en Bizkaia bleven trouw aan het wettelijke gezag, ondanks het overheersende antiklerikalisme (vooral bij anarchisten en communisten).

In zijn boek: “La Guerra Civil en Navarra (1936-1039)”, ISBN: 84-7681-482-8, wijdt José María Jimeno Jurío een hoofdstuk aan de burgeroorlog en de houding van de clerus. Hij schrijft o.a.: “Op 9 november 1935 doet prelaat Marcelino Olaechea Loizaga zijn triomfantelijke intrede als nieuwe bisschop in Pamplona. Hij beleeft er de meest intense maanden van samenzwering die de Guerra Civil voorafgaan. Op 19 januari 1936, bij het beëindigen van de Jornadas de Acción Católica (de dagen van de Katholieke Actie), doet hij nog aanbevelingen bij militanten en propagandisten om over politiek te zwijgen, en zich te onthouden van elke exaltatie ten aanzien van Spanje. Het had er die dagen trouwens alle schijn van dat de Religie misbruikt zou worden als middel om het Vaderland te ondersteunen.

Op 10 februari 1936 nam hij echter deel aan een plechtigheid van diep patriottistisch sentiment in zijn bisschoppelijk paleis. Olaechea en de vicaris-generaal ontvingen er groep jongeren van de Sección Femenina (vrouwelijke vleugel van Falange) en twee eenheden van de Falangisten, in reglementair uniform met blauw hemd en duidelijk militaristisch opgeleid. Hij zegende de vlag van de Falange Española, de fascisten kusten zijn ring, ze werden ook gezegend en in militaire tred verlieten zij het paleis onder het zingen van Cara al Sol.

Olaechea hield er tijdens de eerste maanden van de oorlog het zwijgen op na. Maar op 6 augustus 1936 ondertekende hij (opgesteld door de primaat van Spanje, Isidro Gomá y Tomás), een herderlijk schrijven over de “samenwerking van de Basken met de communisten” (de Baskische provincies Gipuzkoa en Bizkaia waren trouw gebleven aan de wettige regering van de Republiek). In dat schrijven ontkende hij de wettelijkheid van de trouw van de katholieke Basken aan de goddeloze leiders van de Republiek.

De identificatie van de clerus en het katholicisme met de opstandige militairen kwam pas goed tot uiting op 23 augustus 1936. Olaechea riep op voor een plechtige processie met smeekbede tot de Virgen del Rosario, de Maagd van de Rozenkrans, naar aanleiding van een massale terechtstelling op een erf te Valcaldera. Bij die gelegenheid publiceerde hij een herderlijke aanmaning waarin hij de oorlog kwalificeerde als “Cruzada”, kruistocht: “Ter wille van God en voor Spanje. Dit is geen oorlog, dit is een kruistocht.”

Twee maanden later, op 22 oktober 1936, vierde Falange Española in Pamplona hun stichtingsvergadering (22 oktober 1933). Bij een misviering sprak de prelaat tijdens het sermoen volgende verhelderende woorden uit: “Ik koester genegenheid voor de Falange, als bisschop, als patriot.”

Vires non habebat

Hij had de moed niet.

Tijdens de zomer van 1937, tragisch voor duizenden families, waren priesters (o.a. Marino Ayerra en de kapucijn Gumersindo de Estella) en leken naar het bisschoppelijke paleis gekomen om de drama’s, de arrestaties, de opsluitingen, de vernederingen van een bepaald deel van de bevolking en de terechtstellingen aan te klagen, smekend om hulp. De bisschop hield er een tolerant stilzwijgen op na. Hij bekende dat hij niet uit “materlaarshout” gesneden was.

De clerus van Navarra

De overgrote meerderheid van de clerus in Navarra verwelkomde de staatsgreep (onwettige opstand tegen de wettelijke Republiek) met enthousiasme, en niet alleen in hun boodschappen of herderlijke brieven. Een groot deel onder hen nam zelfs de wapens op en vervoegde de opstandelingen, veelal als kapelaan.

Julián Casanova, professor Hedendaagse Geschiedenis aan de universiteit van Zaragoza, citeert de priester Marino Ayerra, die parochieherder was te Alsasua in 1936 en getuigt over de repressie. “Veel seminaristen en priesters namen dienst bij de De Requetés in de eerste dagen van de opstand. Zij moedigden hun parochianen aan om hetzelfde te doen en om samen te werken bij het ronselen. Vrij frequent werden leden van de clerus opgemerkt met een geweer over de schouder, met een pistool in de holster, glinsterend op de zwarte soutane. De toeloop van de clerus bij de opstandelingen was zo groot, dat ze elkaar voor de voeten liepen. Het engagement met de “nieuwe orde” kreeg een paradigmatisch voorbeeld met Fermín Yzurdiaga, “cura azul de Aribe”, de blauwe priester van Aribe (Navarra) genoemd. Hij werd later door Franco als “Consejero Nacional”, een soort minister van de Movimiento Nacional benoemd. .

Er waren ook opposanten natuurlijk. De al vermelde Marino Ayerra en de kapucijn Gumersindo de Estella, om er maar twee te noemen. Pater Martín Zubeldía Inda, bekend als Gumersindo de Estella, werd wegens zijn oppositie tegen de opstandelingen overgeplaatst van Navarra naar Zaragoza, naar het kapucijnerklooster in de wijk Torrero. In dezelfde wijk moest hij als kapelaan getuige zijn van de terechtstellingen van hen die aan de verkeerde kant stonden. Hij legt daarover ontroerende getuigenissen af in zijn publicatie: ”Fusilados en Zaragoza, 1936-1939, Tres años de asistencia espiritual a los reos” (1945), ISBN: 84-8465-134-7.

Ik wil niet biechten bij een moordende religie

Fusilados en Zaragoza, 1936-1939, Tres años de asistencia espiritual a los reos.

Er zijn boeken die nooit vergeten zullen worden, boeken die een onsterfelijk spoor nalaten. Dit is er één van. Er zijn onmisbare boeken, noodzakelijke boeken. Dit is er één van. Zoek er geen verfijnde formuleringen in, geen gekunstelde taal, geen stijlkenmerken of literatuur met een L. In dit boek maken wij kennis met leven, menselijkheid en gedegen, diepgravende geschiedenis.

Wij weten dat er massale slachtingen hebben plaatsgehad in de Spaanse burgeroorlog door de rebellen van Franco, maar ook door de verdedigers van de wettelijke Republiek, louter en allen om politieke motieven.

Gumersindo de Estella was bevoorrechte getuige bij terdoodveroordelingen vanaf 22 juni 1937 tot 10 maart 1942, bijna 3 jaar na het beëindigen van de oorlog. Vijf jaar lang werd hij ’s morgens om 04:00u of 05:00u opgevorderd om in de gevangenis in de wijk Torrero te Zaragoza bijstand te verlenen: geestelijke bijstand. Hij moest er de biecht afnemen, de mis opdragen en de communie uitdelen voor wie dat wilde. De veroordeelde vergezellen tot aan de lemen muur van het kerkhof en na de terechtstelling de Heilige Oliesel toedienen.

In de gevangenis was een cel vrijgemaakt waar een altaar stond, aan de wand sierde een grote foto van Franco, met onder de beeltenis een kruisbeeld en aan beide zijden, kaarsen. Het portret was de ultieme vernedering voor de veroordeelde. Velen weigerden dan ook te biechten voor dit tafereel. Anderen beschuldigden de katholieke kerk van medeplichtigheid bij de begane wreedheden. Een verdachte weigerde alle bijstand op 22 juni 1937 met de bewoordingen: “Ik weiger te biechten bij deze religie, die bezig is honderdduizenden te vermoorden. Het is een fascistische religie.”

Even pijnlijk waren de taferelen bij de overbrenging naar het kerkhof, naar de lemen muur. Een groot gevolg, een danteske tocht naar het dodingstation, was samengesteld uit een autocar met bewakers, de veroordeelde(n) en een paar religieuzen, gevolgd door personenwagens met de directeur van de gevangenis, een paar officiëlen, de rechter die het vonnis moest laten voltrekken met zijn secretaris, een paar politieagenten, 4 of 5 heren van de “Hermandad de la Sangre de Cristo”, de broederschap van het Heilig bloed en de gevangenisdokter.

De terechtstelling zelf, gewoonlijk door 4 of 5 soldaten, was bij momenten bijzonder gruwelijk, omdat de soldaten bewust onprecies mikten. Het lijden duurde dan langer. Op 21 september 1937 was het de beurt aan 6 veroordeelden. Na het salvo bleven zij alle 6, in een moeras van bloed, stuiptrekkend naar adem snakken. Gumersindo de Estella wilde vlug de Heilige Oliesel toedienen. Terwijl hij bezig was, schoot een luitenant 2 tot 3 kogels door de hoofden. Ik stop hier de beschrijving uit respect voor de slachtoffers.

Op 14 juli 1938 deed zich een nieuwigheid voor, nu bij 8 veroordeelden. Bij aankomst aan de lemen muur werd geen bevel gegeven tot uitstappen. Na een half uur vroeg de pater wat er gaande was. “Wij hebben onze kogels in de kazerne laten liggen”. Geen commentaar.

Gumersindo de Estella is op die manier getuige geweest van 150 terechtstellingen. De enige misdaad die de slachtoffers begaan hadden, was lidmaatschap of sympathie voor linkse partijen of vakbonden of voor nationalistische organisaties. Of gewoon omdat ze republikein waren en de wettelijke regering steunden.

Als de opstandige militairen in hun kazernes waren gebleven, en op die manier de wettelijke constitutie gerespecteerd hadden, was er geen burgeroorlog losgebarsten.

Generaal Mola, bevelhebber van de opstandige troepen in Navarra, verklaart in zijn “Instrucciones”, instructies, van 25 mei 1936: “Er moet rekening gehouden worden dat de opstand extreem gewelddadig moet zijn om de vijand zo vlug mogelijk te reduceren”. En hij gaat verder op 19 juli 1936: “Er moet terreur gezaaid worden…De indruk van overmacht moet ontstaan, door al wie niet denkt zoals wij te elimineren, zonder scrupules”.

Een cheque aan toonder

Van af het einde van de oorlog tot op de dag van vandaag is de houding van de Spaanse katholieke kerk een houding van oorverdovende stilte.

Omwille van hun houding kreeg de Spaanse kerk dan ook allerhande prebendes en extraatjes, en dit werd op papier vastgelegd bij het Concordaat van 1953. De katholieke religie werd als enige religie aanvaard in de Spaanse staat. De clerus en de religieuzen werden vrijgesteld van militaire dienst. Elk jaar voorzag de Staat in een adequate toelage. De kerk werd vrijgesteld van allerhande staats- en lokale belastingen. De staat kende volledige burgerlijke rechtskracht toe aan huwelijken afgesloten volgens het Canonieke Recht. In alle onderwijs- en opleidingscentra van welke graad dan ook, van welke afkomst dan ook, moest het onderricht verlopen volgens de dogma’s en de moraal van de Kerk. De staat garandeerde het verplichte onderricht in de katholieke leer. Ook in het leger werd de geestelijke bijstand uitsluitend toevertrouwd aan de katholieke kerk. Met andere woorden, de kerk kreeg van de Spaanse staat een cheque aan toonder.

Het kan verkeren

Ja, maar niet bij het nationaalkatholicisme in Spanje.

Volgens de voormalige (in 2007 opgevolgd) Bisschop van Pamplona, Monseñor Sebastián, kan het recht op zelfbeschikking van het Baskische volk niet verdedigd worden! Sebastián trekt zelfs in twijfel dat er een Baskisch Volk bestaat. Hij is niet van mening dat het Baskische Volk of Baskenland bezet is door anderen. Maar van de 358 priesters die zich uitspraken voor zelfbestuur horen er wel 76 tot het diocees van Sebastián! Maar de namen van deze personen werden bij een notaris ondergebracht, omdat de ondertekenaars persoonlijke of “pastorale” represailles vrezen.

En Monseñor Sebastián kan het niet laten. Nadat hij eerder al de liefde bezong van de Guardia Civil, en hiervoor het carnavaleske hoofddeksel van de Guardia Civil, een “tricornio”, tot geschenk kreeg, doet de nationaalkatholieke aartsbisschop weer stof opwaaien. In een kerkelijk document: “Situación actual de la Iglesia, algunas orientaciones prácticas” (Actuele toestand van de Kerk, enkele praktische oriëntaties), uitgebracht net door de verkiezingen van 27 mei 2007, bevestigt hij dat extreem-rechtse politieke groupuscules het waard zijn in overweging genomen te worden en het waard zijn op hen te stemmen. “Hun getuigenis omvat grote waarden, zodat stemmen op hen gerechtvaardigd is”. Hij heeft het hier wel over fascistische groepjes, zoals Comunión Tradicionalista Católica, Alternativa Española, Tercio Católico de Acción Política en Falange Española de las JONS, die zich allen baseren op de ideologie van Franco.

Besluit

Natuurlijk hebben de religieuzen fel geleden onder de pogroms van de communisten en de anarchisten. Natuurlijk mogen die religieuzen zalig verklaard worden. Maar dit voorstellen als een teken van verzoening is hypocriet, het is een selectieve zaligverklaring. Dat ze er dan ook voor uitkomen. Dat ze openlijk verklaren dat priesters vermoord door Franco geen recht hebben op zaligverklaring.

De echte verzoening had er in bestaan ieder religieus slachtoffer, van welke kant dan ook, zalig te verklaren. En bovenal, voor eens en voor altijd schuld te bekennen voor de nefaste rol die de kerk gespeeld heeft tijdens en nog lang na de burgeroorlog.