Equisetum arvense / Heermoes

EQUISETUM ARVENSE L. (wordt besproken bij herboristen opleiding in hoofdstuk VI kruiden voor de nieren en urinewegen)

Heermoes

Algemene en Botanische Informatie

Familie: Equisetaceae - Paardestaartachtigen

Naam: Prêle des champs (F.), Schachtelhalmkraut, Zinnkraut (D), Horse-tail (E.)

Synoniem: Akkerpaardestaart

Etymologie: Equis (Latijn) = paard, seta (Latijn) = staart.

Soorten: E. hyemale L. - Schaafstro,

E. fluviatile L. - Holpijp (holle stengel),

E. palustre L. - Lidrus (holle stengel),

E. telmateia ERH. - Reuzenpaardestaart.

Heermoes, Equisetum arvense L., is een van de algemene soorten uit de Paardenstaartenfamilie of Equisetaceae. Deze overblijvende soort vormt een groot stelsel van wortelstokken ondergronds, waardoor Heermoes als het zich eenmaal gevestigd heeft zeer goed kan handhaven in akkers, bermen maar ook wel tuinen en dan vaak beschouwd wordt als een onuitroeibaar onkruid.

Heermoes maakt vanuit de wortelstok twee typen spruiten. Allereerst vroeg in het voorjaar de geelbruin blijvende vruchtbare spruiten. Deze hebben geen chlorophyl. Bovenop deze tot 30 cm hoog wordende spruiten ontwikkelt zich de zo'n 4 cm grote sporenaar. In deze sporenaar tref je de zeshoekige schildjes aan waaronder de sporendoosjes hangen, waaruit de sporen te voorschijn komen.

De later tevoorschijn komende steriele spruiten kunnen tot 80 cm hoog worden. Ze hebben een geribbelde stengel en op doorsnede kun je met een loep heel goed de centrale holte zien en de nevenholtes daaromheen in het ritme van de ribbels. De 6-14 tanden van de schede zijn smal vliezig gerand en ze buigen in groepjes naar elkaar toe. De zijtakken hebben aan de voet een klein tot 1,5 mm groot omhulsel dat groen tot bruin kleurt. Het eerste lid van elke zijtak is langer dan de schede van de stengel en de zijtakken hebben vier sterk uitspringende ribben.

Opmerkelijk is nog dat aan de wortelstok, die fijn wollig geelbruin behaard is, knolletjes ontstaan die als overwinteringsorganen dienen.

Heermoes is te vinden op voedselrijke omgewerkte grond in akkers, bermen, grasland, langs spoorwegen en in tuinen. Soms vind je de soort ook in loofbossen.

Vermeerderen door stukjes wortelstok (woekerend).

Materia Medica, gebruikte delen van de plant

Equiseti herba DAB IX, De steriele planten (stengel en blad) van Equisetum arvense L.

Oogst: De volgroeide steriele stengels en blad, vooral geplukt in de vroege zomer, liefst niet van oudere planten.

Beschrijving: Groene en bruine gegroefde stengels met getande blad krans verdikkingen rond de stengel (meestal 9 tot 13) hoofdsten gel 1 tot 3,5 mm dik.

Import: Uit Rusland en de Balkanlanden

Vervalsing: met andere Equisetum sp., vooral E. palustre bevatten misschien giftige spermidine-alkaloïd en (palustrine). Controle best via plaatchromatografie, het hoofdflavonoïde quercetin-3-glucoside van E. arvense verschijnt als een oranje-gele strook. (Bij E. palustre niet aanwezig) Verschil heermoes (Equisetum arvense) en lidrus (Equisetum palustre): doorsnede van de stengel is bij heermoes een grote opening in het midden te zien met er omheen kleine gaatjes, bij de Lidrus is de middelste opening klein en zijn er omheen grotere gaten te zien.

Samenstelling, Inhoudsstoffen

** Minerale bestanddelen 10 % met:

- kiezelzuur 2/3 waarvan 10 % wateroplosbaar, hoogste concentratie in de lente

- kalium ± 2-3 %,

- mangaan (1)

** Flavonoïden: (2)

- isoquercitrin, equisetrin e.a.

* Sporen van alkaloïden o.a.: (3) nicotine, palustrine.

* Polyeenzuren (3)

* Saponinen. (? 6)

* Weinig etherische olie

* Vitamine C 20-26 mg/100 g

Farmacologie, algemene fysiologische werking

* Diureticum (Aquareticum) waterdiurese zonder veranderingen in de elektrolyten huishouding

* Hemostaticum

Equisetum bevat zowel coagulerende als anticoagulerende stoffen:

- aconiet zuur, pectine,

- silicium.

** Bindweefsel-versterkend

* Stimuleert de leucocyten-activiteit 50 jaar oud onderzoek dat sindsdien niet bevestigd noch weerlegd werd (9)

** Oligotherapeuticum, remineraliserend (kiezelzuur, mineralen)

Heermoes is giftig voor paarden omdat de stofwisseling van het enzym thiaminase verandert, dit verstoort weer de verwerking van vitamine B1, met als gevolg stofwisselingsstoornissen. Bij paarden kan dit krampen en verlammingen veroorzaken.

Indicatie, waar is Equisetum goed voor?

Beenderstelsel - Oligotherapie

** Artrose +Harpago en oligo therapie

** Vele problemen met gewrichten en beenderstelsel:

- fracturen, tendinitis,

- bejaarden met broos beenderstelsel,

- opgroeiende kinderen,

- afbrekende nagels,

- cariës (poeder als tandpasta, maar ook inwendig)

Urinewegen

** Chronische cystitis + Solidago

Broncho-pulmonair

* Vroeger bij TBC. R./ Kobertthee: Nu CARA, longemfyseem: Equiseti hb 75 + Polygoni hb. 150 + Galeopsidis hb 50 als decoct

Cardiovascular

* Atherosclerose, atheromatose + kruiden voor de bloedvaten

Dermatologie + Uitwendig

* Transpirerende voeten poeder + salvia in schoenen of als voetbad

* Neusbloedingen zie looistofkruiden o.a. Capsela poeder

* Nachtzweet

* Cellulitis

* Vette huid, vet haar dec. 30', 300 g in 3 l voor volbad.

Nota: Door zijn hoog gehalte aan silicium en spore-elementen kan Equisetum als voedingssupplement gebruikt worden bij vele kwalen, o.a. ook in de menopauze

Receptuur en Bereidingswijzen

Decoct: Equiseti herba 30', 15 g per 1 l, dosering 3 x daags kopje

Pulvis (poeder): 1-2 g/daags: remineraliserend

2-5 g/daags: hemostaticum, artrose

Nebulisaat: Equiseti herba neb. 500 mg/daags, max. 2 g daags

Hydrolaat 2 eetlepels daags

Species

R./ Species urologicae (DRF)

Matéblad 10

Koemis Koetjing 10

Beredruifblad 20

Bonenpeulen 20

Heermoeskruid 20 Ber.: dec. 15', 2 koffiel. 1 liter

Berkenblad 20 Dos.: 1-3 kopjes 's avonds.

R./ Kruidenmengsel tegen nachtelijk zweten

Salviae fol. 25

Juglandis cort. fr. 25 Ber.: inf. 10'

Equiseti hb. 50 Dos.: 1-3 kopjes 's avonds

R./ Anti-transpiratiebad

Pini gemma 50

Salviae fol. 200 Ber.: inf. 20'

Equiseti hb. 300 Gebr.: voor volbad duur 30'

Nota's: - Een goede siliciumopname kan alleen in een zuur maagmilieu. Mensen met hypo-aciditeit nemen Heermoes best samen met zure voedings­middelen. Hoge dosissen poeder (5 g/daags), innemen tijdens de maaltijden.

Geschiedenis en Wetenschappelijk Onderzoek

Dodonaeus: «Voor wonden ende Zweeringe van de Nieren, blaas ende darmen». (Decoct met wijn en gerstewater.)

Dodonaeus: «Voor bloeden uit de neus. Neem dit gestooten kruid ende steeckt het in de neusgaten; ende bindt het voor het voorhoofd».

Dioscorides: «Voor bloetspuwen, bloetpissen, buikloop, onmatige maand stonden, oude hoest en engborstigheid».

Ravelingius: «Voor de roose ende roode puisten aan de schamelijke leden. Neem gedistil leerd water van paardestaart 4 oncen, rozenazijn 1 once, ende doeken hierin nat gemakt zijnde, zult gij daar dikwijls opleggen».

Agricola - XVIde eeuw: Vermeldt de diuretische werking.

Huchard en Breitenstein: Klinische verhoging der diurese met gemiddeld 30 %. Bull. des Sc. pharmacol. - 1904.

Puschkin Ivan: Zag goede resultaten als bloedstelpend middel o.a. bij epistaxis, bloedende aambeien en metrorragie. Gaz. méd. Russe - 1902.

Duchaigne: Richesse en Silicium des végétaux. 87ième congres des sociétés savantes - 1962.

Deblock: Contribution à l'étude des Equisetacées. Thèse Doctoral Univ. Pharm. Lille - 1923.

Gibelli C. The hemostatic action of Equisetum. Arch Intern Pharmacodynam 1931;41:419-429.

Demolon, Batisse: Rôle de la Silice dans les nutritions ferrique des végé taux. C.R. Acad. Sc. 219/293 - 1944.

Garnier, Beranger e.a.: Ressources médicinales de la flore française. Vigot frères éd.

Kahane Antoine: Sur la nature de la Silice chez les êtres vivantes silice de constitution et silice d'interposition. Bull. Soc. Chim. Biol. 1769 - 1936.

Lanning e.a.: The chemical nature of silica in plants. Plants Phy siol. US 339-343 - 1958.

L'Heureux e.a.: Dosages spectométriques de la Silice dans les roches, les végétaux et les eaux. Ind. Chim. Belge 24/634-640 - 1959.

Ramel: Contribution à l'étude de microdosage de Silice. Thèse Doct. Univ. Pharm. Lyon - 1953.

Leclerc: La Prêle. Journ. des Pract. - 1917.

Leclerc: La Pharmacologie des Prêles. Clinic et labor. 6 - 194 1.

Leclerc: Les vertus thérap. des Prêles. Journ. de méd. et de chir. prati ques 2 - 1946.

Vincent D., Bouquet G.: Effets de la Prêle sur la coagulation du sang. Thérapie 135 - 1947.

Tiktinskii OL, Bablumian IA. [Therapeutic action of Java tea and field horsetail in uric acid diathesis]. Urol Nefrol (Mosk) 1983;3(1):47-50.

Stichting Voorlichting Nat. Geneeswijzen: Nieuwsbrief nr. 18 van oktober 1988.

Veit Marcus: Probleme bei der Bewertung pflanzlicher Diuretika. Als Beispiel Schachtelhalm kraut DAB 10 (Equiseti herba). Ztschr. f. Phytoth. 16/331-341 - 1994.

Graefe EU, Veit M. Urinary metabolites of flavonoids and hydroxycinnamic acids in humans after application of a crude extract from Equisetum arvense. Phytomedicine 1999;6(4):239-246.

Henderson JA, Evans EV, McIntosh RA. The antithiamine action of Equisetum. J Amer Vet Med Assoc 1952;120:375-378.

Commission E monografie, doc. Maurice Godefridi

Referenties voor Equisetum

    • Piekos R. e.a.: Planta med. 27/145 - 1975.

    • Saleh N. e.a.: Phytochemistry 11/1095 - 1972.

    • Philipson I. e.a.: J. Pharmacol. 12/506 - 1960.

    • Radunz A.: Phytochemistry 6/399 - 1967.

    • Bonnet R. e.a.: Phytochemistry 11/2801 - 1972.

    • Wolters B.: Dtsch. Apoth. Ztg. 106/1723 - 1966.

    • DAB IX: Kommentar.

    • Harnischfeger G. e.a.: Bewährte Pflanzendrogen in Wissenschaft und Medicin. Notamed - Verlag, Bad Homburg, Melsungen - 1983.

Referentie links PubMed

Algemene web-links voor Equisetum

Andere planten met Silicium

- Galeopsis tetrahit segetum L. Bleekgele hennep netel (Galeopsidis herba)

- Galeopsis segetum L.

- Polygonum aviculare L. Varkensgras (Polygoni hb.)

- Bamboe: harsen uit de stengels van de vrouwelijke planten 97 % silicium

Over Silicium / Kiezelzuur

Silicon is the second most abundant element of the earth's crust (26%), second only to oxygen in abundance (49%). Silica, also known as silicon dioxide, is a compound made out of the two most abundant elements in the Earth's crust, silicon and oxygen (SiO2). Silicon is not found free in nature but occurs chiefly as silica. Silicon is important to plant and animal life. Silicon was recognized as an essential trace element is 1972. In the human body, silicon is found in the connective tissues, tendons, ligaments, cartilage, and blood vessels and it is thought that the mineral is essential for their integrity. Silicon is also required for healthy nails, skin and hair and for calcium absorption in the early stages of bone formation.

Studies have shown that the amount of silicon in arteries starts to decline as atherosclerosis starts to develop. French research suggests that silicon can help to prevent osteoporosis and can be used to treat bone fractures. Aging and low estrogen levels reputedly decrease the body's ability to absorb silicon. A human fetus has an abundant supply of silicon in many tissues. Collagen, a primary component of connective tissue and a third of all body protein, is rich in silicon. Elastin is also rich in silicon. Silica, in close cooperation with vitamin C, has the ability of holding moisture in tissues through compounds known as mucopolysaccharides. Also known as glycosaminoglycanes, these mucilaginous carbohydrates together with collagen and elastin make up our connective tissues. Silica is also vital for tooth structures. It is involved in the hardening of enamel, prevents bleeding gums and recession (a cause of loose teeth) which ultimately can prevent the need for dentures. Horsetail is among the riches plant sources of silicon in the form of monosilicic acid, which the body can readily use.

Piekos R, Paslawska S, Grinczelis W. 1976. Studies on the optimum conditions of extraction of silicon species from plants with water. III. On the stability of silicon species in extracts from Equisetum arvense herb. Planta Med. 1976 Jun; 29(4): 351-6.

Piekos R, Paslawska S. 1975. Studies on the optimum conditions of extraction of silicon species from plants with water. I. Equisetum arvense L. Herb. Planta Med. 1975 Mar; 27(2): 145-50.

Inhibition of human in vitro osteoclastogenesis by Equisetum arvense.

Equisetum arvense has long been used in traditional medicines to treat different disorders, including bone pathologies. In this study a hydromethanolic extract of E. arvense was assessed for its effects on human osteoclastogenesis.

MATERIALS AND METHODS

Osteoclast precursors were maintained in non-stimulated and stimulated (presence of M-CSF and RANKL) conditions, or in co-cultures with osteoblasts. Cell cultures were treated with 0.00016-0.5 mg/ml of a hydromethanolic E. arvense extract.

RESULTS

The extract did not affect spontaneous osteoclastogenesis. In osteoclast precursors committed to osteoclastogenesis (stimulated or co-cultured with osteoblasts), E. arvense caused dose-dependent inhibitory effect that became statistically significant at concentrations ≥0.004 mg/ml. This was observed using different osteoclast differentiation and activation markers. Cell response was associated with changes in relative contribution of MEK and NFkB signalling pathways, as well as PGE2 production. As there were differences in the response of osteoclast precursors maintained in the presence of inductive factors, or co-cultured with osteoblastic cells, it seems that E. arvense extract had the ability to modulate osteoclastogenesis, either by acting directly on osteoclast precursor cells, and/or via osteoblasts.

CONCLUSIONS

Equisetum appeared to have a negative effect on human osteoclastogenesis, which is in line with its putative beneficial role in pathophysiological conditions associated with increased osteoclastic activity, and might suggest potential utility for treatment with bone regeneration strategies.

Toxicol Rep. 2017 May 11;4:226-233. doi: 10.1016/j.toxrep.2017.05.001. eCollection 2017.

Amelioration of the cyclophosphamide induced genotoxic damage in mice by the ethanolic extract of Equisetum arvense.

Kour J1, Ali MN1, Ganaie HA1, Tabassum N2.

In the present study, we evaluated the potential of the plant E. arvense against the cytotoxic and mutagenic effects induced by cyclophosphamide (chemotherapeutic agent) in the bone marrow cells of mice using the Chromosome assay (CA) and Mitotic index (MI) in vivo as the biomarkers. The study was performed following 3 protocols: pre-treatment, simultaneous treatment and post-treatment with the ethanolic extract of the plant. The results demonstrated that the plant extract was not cytotoxic and mutagenic and has a protective effect against the mutagenicity induced by cyclophosphamide in pre, simultaneous and post treatments and against its cytotoxicity as well. Because of its ability to prevent chromosomal damage, E. arvense is likely to open an interesting field concerning its possible use in clinical applications, most importantly in cancer as a chemopreventive agent or even as a coadjuvant to chemotherapy to reduce the side effects associated with it.

Pharmacol Res. 2004 Mar;49(3):239-43.

Antinociceptive and anti-inflammatory properties of the hydroalcoholic extract of stems from Equisetum arvense L. in mice. Do Monte FH1, dos Santos JG Jr, Russi M, Lanziotti VM, Leal LK, Cunha GM.

In this study, antinociceptive and anti-inflammatory effects of hydroalcoholic extract of stem from Equisetum arvense in mice were evaluated. The extract (10, 25, 50 and 100mgkg(-1), i.p.), reduced the writhing induced by acetic acid in 49, 57, 93 and 98%, respectively. In the formalin test, 50 and 100mgkg(-1) (i.p.) extract, reduced in 80 and 95% the licking activity in the first phase, but in the second phase only the latter dose diminished the licking time (35%). In both phases, naloxone failed to revert the analgesic effect of the extract. In the hot-plate test, the extract at 100 and 200mgkg(-1) does not change the latency to licking or jumping. In the carrageenan-induced paw oedema, the extract at 50mgkg(-1), reduced the paw oedema 2h (25%) and 4h (30%) after carrageenan administration. The dose of 100mgkg(-1) caused reduction of the paw oedema (29%) only 4h after carrageenan administration. These results indicate that this extract exhibits an antinociceptive effect in chemical models of nociception which is not related to the opioid system, as well as anti-inflammatory properties.

Silicium voor botten en gewrichten

Hoe meer silicium je via je voeding binnenkrijgt, des te sterker zijn je botten. Dat geldt ook voor je gewrichten. Dat suggereren de klassieke dierstudies uit de jaren zeventig die het belang van silicium voor het skelet hebben aangetoond.

In 1972 publiceerde de Amerikaanse voedingswetenschapper Edith Carlisle in Science een dierstudie waarin ze bewees dat kuikens die geen silicium binnenkrijgen 30-50 procent minder snel groeien dan kuikens die wel silicium door hun voer krijgen. [Science. 1972 Nov 10;178(61):619-21.]

Carlisle vermoedde al dat silicium vooral belangrijk was voor de vorming van het skelet omdat silicium vooral in jonge botten aanwezig is. [Science. 1970 Jan 16;167(916):279-80.] Daarom deed ze proeven met kippen: die groeien snel, en dus zijn de effecten op het skelet goed zichtbaar.

Uit die proeven [J Nutr. 1976 Apr;106(4):478-84.] bleek dat silicium in de botten vooral de hoeveelheid water verhoogde. De botten werden minder broos.

Hoe meer silicium je via je voeding binnenkrijgt, des te sterker zijn je botten. Dat geldt ook voor je gewrichten. Dat suggereren de klassieke dierstudies uit de jaren zeventig die het belang van silicium voor het skelet hebben aangetoond.

In de 1976-studie keek Carlisle ook naar het kraakbeen in de gewrichten van de kippen. Silicium verhoogde de aanmaak van collageen in het kraakbeen.

Er zijn paar gesponsorde studies waaruit blijkt dat siliciumsupplementen haren, huid en nagels sterker maken. Zouden die ook de gewrichten beschermen

Bron:

J Nutr. 1976 Apr;106(4):478-84.

Heermoes antroposofisch bekeken

De akkerpaardenstaart (equisetum arvense) kennen wij als onopvallend maar veel voor­komend “onkruid” op bermen en langs hekken of in tuinen, vooral waar de grond voort­durend nat is. In het voorjaar verschijnen de onvertakte, bleke, aan parasitaire planten herinnerende scheuten met de kegelvormige sporendragers aan de top; later ziet men de donkergroene, op ‘t eerste gezicht geheel bladloos lijkende, a.h.w. in elkaar gezette miniatuurboompjes van de zomerloten. Als men nauwkeuriger kijkt, ontdekt men op de plaats waar de stengeldelen met elkaar verbonden zijn een krans van heel kleine spitse punten. Dat zijn de enige, tot een absoluut minimum gereduceerde blaadjes aan deze eigenaardige plant. Wat zijn dit voor raadselachtige vormen, die met onze bloeiende kruiden zo weinig gemeen hebben?

De akkerpaardenstaart, waarvan er nog maar enkele zeer op elkaar lijkende soorten zijn, is een overblijfsel uit het oerverleden van onze aarde, toen dit plantentype het voor­naamste van de vegetatie was. In geweldige “wouden” bedekte de akkerpaardenstaart. destijds zo groot als onze bomen, de modderige bodem van warme moerasgebieden. Resten van deze voor ons nauwelijks voorstelbare groei zijn tot een deel van onze kolenvoorraden geworden.

De planten hebben in deze ontwikkelingsfase nog geen bloemen en dientengevolge ook geen zaden. Akkerpaardenstaart en varens planten zich op een eigen manier voort. In echte of gemetamorfoseerde bladeren ontstaan heel kleine sporen die in een vochtige, schaduwrijke omgeving tot kleine algen- of paddenstoelachtige vormen worden. Op deze hele andere plantjes, die evenwel toch als tweede levensfase bij de varens en de akker­paardenstaart behoren, ontstaan organen, die heel in de verte op vruchtbeginsels of meel­draden van onze bloesemplanten lijken. Het resultaat van de bevruchting die door mid­del van het water plaats vindt, is echter geen zaad, maar rechtstreeks een nieuw ont­luikende varen of akkerpaardenstaart.

Niet alleen door deze eigenaardige manier van voortplanting, ook nog door menig andere bijzonderheid toont de akkerpaardenstaart dat hij onder geheel andere aardse omstan­digheden ontstond dan wij tegenwoordig kennen. Wat wij boven de grond van hem zien is slechts een klein gedeelte van de hele plant, want ver in de omtrek en tot in grote diepten kruipen zijn zwarte, tot in de uiterste uiteinden met fijne luchtkanalen doortrok­ken loten door de grond, alsof deze nog altijd het weke, warme medium van het verleden der aarde is. Het meest verbazend is echter, hoe de akkerpaardenstaart met minerale substanties, in ‘t bijzonder de kiezel omgaat. Er is geen andere plant, die zulke grote hoeveelheden kiezel kan opnemen en voor ‘t grootste deel in zijn perifere delen kan opslaan.

Daarbij wordt regelrecht een pantser gevormd, zodat men aan de veraste en uitgegloeide akkerpaardenstaart nog alle microscopische finesses van de structuur in de vorm van een “kiezelafgietsel” kan bewonderen.

Het is niet het normale, plantaardige vastheid gevende element waaraan de akkerpaardenstaart zijn stijve opgerichtheid te danken heeft, maar uitsluitend dit kiezelskelet. Het maakt hem zo hard en ruw, dat men deze plant vroeger voor het boenen en polijsten van metalen gerei gebruikte. Vandaar de oude benaming tinkruid. Op grond van zijn souvereine omgang met de kiezel lijkt de akkerpaardenstaart ertoe geschapen te zijn bij in- en uitwendige toepassing als geneeskrachtige plant subtiele kiezelwerkingen door te geven. In vroeger tijden kende men in dit opzicht de gunstige invloed ervan op de huid, de longen en het bindweefsel. De akkerpaardenstaart bevat bovendien zwavelzure alkalizouten, waardoor vooral een relatie met het niersysteem ontstaat; dit wordt door equisetum in al zijn functies sterk gestimuleerd. Wij wijzen ook op de mogelijkheid, de werking van kiezel nog op heel andere gebieden toe te passen, zoals dit bijv. bij het afweren en bestrijden van schimmels aan cultuurgewassen met succes gebeurt door besproeiing met equisetum toe te passen.