Beta vulgaris ssp maritima / Strandbiet

De strandbiet (Beta vulgaris maritima) is vrijwel dezelfde biet als de gewone biet (Beta vulgaris ssp vulgaris) en die onder verschillende cultuurvormen beschikbaar is. Het is dan een belangrijke leverancier van suiker (suikerbiet), van veevoer (voederbiet), van groente (rode biet en snijbiet). De wilde vorm van dat veelzijdige landbouwgewas is de strandbiet. Die hebben ze dus getemd, maar soms verwilderen ze weer en zijn ze niet van hun oorspronkelijk vorm te onderscheiden.

Oorspronkelijk komt de strandbiet voor in het warme Mediterrane gebied en wat later langs de West-Europese kusten. Hier was de strandbiet lang een zeldzame dwaalgast, maar de laatste tijd zijn er steeds meer waarnemingen. Dat is misschien het gevolg van de opwarming van de aarde.

De strandbiet bereikt maximaal een hoogte van zo'n meter. Hij heeft kale rechtopstaande stengels die soms rood aanlopen. Het kost de plant moeite om die stengels hemelwaarts te houden en dus vallen ze vaak om. In de bladoksels ontstaan vervolgens nieuwe bladeren. Die bladeren zijn tot 10 centimeter groot. De plant bloeit met een aar van groene of roodachtige bloemen. De strandbiet gewoonlijk te vinden aan inhammen in de kust, zowel de natuurlijke (schorren, strandvlakten, kiezelstrandjes, aan de voet van duintjes) als de meer kunstmatige (zeedijken, havenkommen en zeeweringen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Beta, is uiteraard een bijzonder oud woord. Het is de Latijnse naam voor biet. De meeste woordenboeken maken het zich gemakkelijk door te claimen dat het woord uit het Keltisch stamt. Maar omdat niemand dat meer spreekt, loopt dat spoor dood. Veel waarschijnlijker is het dat het woord beta afstamt van de Griekse letter bèta (β) omdat de zaadjes die vorm aannemen wanneer ze opzwellen. Het tweede deel, vulgaris, betekent 'gewoon' en wij herkennen daarin ook nog het Nederlandse woord 'vulgair'. Het derde deel, maritima, betekent '(aan) zee'