Phytolacca sp. / Karmozijnbes
The leaves are poisonous. They are said to be safe to eat when young, the toxins developing as the plants grow older. Another report says that the seeds and root are poisonous. The plant sap can cause dermatitis in sensitive people. The plant contains substances that cause cell division and can damage chromosomes. These substances can be absorbed through any abrasions in the skin, potentially causing serious blood aberratins, and so it is strongly recommended that the people wear gloves when handling the plant. Avoid during pregnancy. Even children consume even 1 berry emergency poison treatment should be instituted. Up to 10 berries are considered harmless for adults.
http://annetanne.be/kruidenklets/uit-de-kruidenmand/kruiden-k-z/phytolacca-karmozijnbes/
De Amerikaanse indianen die leefden in de oostelijke streken van de Verenigde Staten, aten de zeer jonge scheuten in de lente, en groeven de wortels op om als medicijn te gebruiken. Met het purper-rode sap van de bessen versierden ze hun kleding en kleurden er gebruiksvoorwerpen en sieraden mee, gemaakt van hout, schors, dierenhuiden en zaden.
De stammen die leefden in de buurt van de rivier Connecticut gaven hun spaanderhouten manden een diepblauwe kleur met het sap. De Delaware gingen er van uit dat het inwendig gebruik van kleine doses karmozijnbes-wortel reuma kon genezen, terwijl de Irokezen de wortel uitwendig gebruikten om huidziekten te behandelen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste Europese immigranten in die streken al vlug een aantal van die gebruiken overnamen, en vervolgens snel in de gaten kregen dat karmozijnbes een kwalitatief zeer goede natuurlijke inkt gaf, die heel duurzaam bleek: Een bewijs daarvan is zeker dat die inkt nog kan gelezen worden op heel wat documenten uit die tijd, die nu in musea bewaard worden.
Maar naast de vele gebruiksmogelijkheden die de plant heeft, ging men al snel rekening houden met de mogelijke nadelen van de plant: Hoewel de plant medicinaal weliswaar een aantal beloften inhoudt, kan ze ook gevaarlijk giftig zijn. Een overdosis van de bessen of van de wortel kan niet alleen leiden tot hevig braken en convulsies (stuipen), maar eventueel zelfs dodelijk zijn. Amerikaanse bronnen gaan er zelfs van uit, dat het verzamelen van een grote dosis van de wortels zonder dat handschoenen worden gedragen, er al toe kan leiden dat de giftige bestanddelen doorheen de huid worden geabsorbeerd.
De zaden worden als extreem giftig beschouwd, maar eigenlijk zou hetzelfde gelden voor de gehele volgroeide plant. Hoewel men soms de zeer jonge scheuten als een soort ‘asperge’ klaarmaakt, moet men er rekening mee houden dat, zo gauw er ook maar een spoortje rood te zien is in stengel of bladeren, men de plant beter niet gebruikt, en dat men nooit ook maar een deel van de wortel mee mag plukken.
Ondanks deze nadelen heeft de Karmozijnbes toch heel wat medische indicaties gehad, die ik hier kort aanhaal, maar waarvoor ik het kruid dus zelf zeer duidelijk niet aanbeveel:
Boeren gebruikten een tinctuur van Karmozijnbes-wortel om de gestuwde uiers van hun koeien te behandelen. Kippenkwekers deden een stukje van de wortel in het drinkwater van hun kippen, in de overtuiging dat het hun dieren tegen ziekte beschermde. (Overigens is de plant niet giftig voor vogels, maar een te grote hoeveelheid van de bessen geeft het kippenvlees niet alleen een onaangename geur, maar bovendien krijgt het vlees laxerende eigenschappen voor de mens!)
De eerste Amerikaanse blanken leerden van de indianen een recept voor een zalf met karmozijnbes, die ze gebruikten voor de uitwendige behandeling van arthritis en chronisch reuma en zweren.
De volgroeide bladeren van de plant werden, gekneusd, bij oogklachten toegepast, en ze zouden ook helpen bij insectenbeten.
De karmozijnbes is in Amerika nooit in cultuur gebracht, maar werd wel in Europa ingevoerd in de late 18de Eeuw. In Frankrijk en Noord-Italië werd de plant gekweekt en de jonge scheuten, zoals eerder vermeld, als asperge klaargemaakt. De planten mogen dan nog niet hoger zijn dan 10 cm, en het kookwater moet twee maal ververst worden.
In Europa ging men de plant echter nog voor andere doeleinden gebruiken: malafide wijnverkopers, vooral in Portugal in Frankrijk, gingen de kleur van weinig aantrekkelijke wijnen ‘opwaarderen’ met het sap van de karmozijnbes. En behalve het feit dat de smaak van de wijn door deze toevoeging verre van opgewaardeerd werd, leidde deze handelwijze vanzelfsprekend ook tot een aantal vergiftigingen. Om die reden zou er dan (in Frankrijk en/of Portugal? mijn bron is hieromtrent niet duidelijk) een wet gekomen zijn die voorschreef dat de Karmozijnbes jaarlijks moesten worden terug gesneden vooraleer ze bessen konden vormen.
BMC Complement Altern Med. 2014 Sep 20;14:343. doi: 10.1186/1472-6882-14-343.
Antibacterial effect of crude extract and metabolites of Phytolacca americana on pathogens responsible for periodontal inflammatory diseases and dental caries.
Patra JK, Kim ES, Oh K, Kim HJ, Kim Y1, Baek KH.
The oral cavity is the store house of different species of microorganisms that are continuously engaged in causing diseases in the mouth. The present study was conducted to evaluate the antibacterial potential of crude extracts of the aerial parts of Phytolacca americana and its natural compounds against two oral pathogens, Porphyromonas gingivalis and Streptococcus mutans, which are primarily responsible for periodontal inflammatory diseases and dental caries, as well as a nonpathogenic Escherichia coli.
METHODS:
Crude extract and fractions from the aerial parts of P. americana (0.008-1.8 mg/mL) were evaluated for their potential antibacterial activity against two oral disease causing microorganisms by micro-assays. The standard natural compounds present in P. americana, kaempferol, quercetin, quercetin 3-glucoside, isoqueritrin and ferulic acid, were also tested for their antibacterial activity against the pathogens at 1-8 μg/mL.
RESULTS:
The crude extract was highly active against P. gingivalis (100% growth inhibition) and moderately active against S. mutans (44% growth inhibition) at 1.8 mg/mL. The chloroform and hexane fraction controlled the growth of P. gingivalis with 91% and 92% growth inhibition at a concentration of 0.2 mg/mL, respectively. Kaempferol exerted antibacterial activity against both the pathogens, whereas quercetin showed potent growth inhibition activity against only S. mutans in a concentration dependent manner.
CONCLUSION:
The crude extract, chloroform fraction, and hexane fraction of P. americana possesses active natural compounds that can inhibit the growth of oral disease causing bacteria. Thus, these extracts have the potential for use in the preparation of toothpaste and other drugs related to various oral diseases.
Phytolacca americana (pokeweed) is an herbaceous plant that has been used by Native Americans as a laxative, to treat inflammation and rashes, to induce vomiting and to treat breast problems, especially in breast-feeding mothers (Jones, 2001). More recently, anti-viral and anti-carcinogenic properties have been investigated by Schlick et al. (2000) and Rajamohan et al. (1999).
Through studying the anti-viral properties of various parts of P. americana, several inhibitors of protein translation have been isolated. Pokeweed antiviral proteins PAPI, PAPII, PAPIII and PAP-S can be extracted from spring, early summer, late summer leaves and seeds, respectively and each has individually been shown to inhibit replication in plant and animal viruses, such as brome mosaic and hepatitis B (Misawa et al., 1975; He et al., 2008; Picard et al., 2005; Barbieri et al., 1982). PAP has also been conjugated with various antibodies and this has been demonstrated to be effective against the proliferation of osteosarcoma cells in hamsters (Ek et al., 1998) and against HIV replication (Zarling et al., 1990).
In addition to PAP, there are other compounds that have been isolated from the various parts of P. americana. For example, the seeds are known to contain triterpenes, glycosides and neolignans. Furthermore, several 1, 4-benzo-dioxane-type compounds have been isolated from the stems, such as americanoic acid methyl ester, isoamericanoic acid A methyl ester and 9’-O-methylamericanol A (Takahashi et al., 2001). Extracts of P. americana that contain these compounds have not been previously tested on cancer cells.